30 072 Internationale kinderontvoering

Nr. 33 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2014

Tijdens het algemeen overleg op 16 januari jl. (Kamerstuk 30 072, nr. 32) heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over een aantal onderwerpen aangaande internationale kinderontvoering. Tijdens dit overleg heb ik toegezegd u op de volgende punten nader te informeren. Het betreft:

  • de mogelijkheid om de Koninklijke Marechaussee toegang te geven tot het Centraal Gezagsregister;

  • het aan de hoofden van de parketten aangeven dat signalering en aangifte worden geconcentreerd bij één of twee parketten;

  • de uitkomst van het gesprek met de PG’s en de Nationale Politie over het aspect van de baliekaart in het kader van uniformiteit;

  • de uitkomst van het gesprek met de Minister van BZK over de uitschrijving uit de GBA (thans BRP) door een van de ouders;

  • de kinderbijslag.

Toegang Koninklijke Marechaussee tot het Centraal gezagsregister

De wens van uw Kamer om de Koninklijke Marechaussee toegang te verschaffen tot het Centraal Gezagsregister heb ik onder de aandacht gebracht van de Raad voor de Rechtspraak, de beheerder van dit register. De Raad voor de Rechtspraak heeft mij medegedeeld dat er vanuit verschillende organisaties interesse is om aangesloten te worden op het gezagsregister. De Raad beziet thans op welke wijze aan de wens van deze organisaties, waaronder de Koninklijke Marechaussee, tegemoet kan worden gekomen. De Raad zal daarbij sterk rekening houden met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de minderjarigen van wie de gegevens in het register voorkomen. Naar verwachting zal dit in de loop van de maand april zijn beslag krijgen.

Concentreren internationale signalering en aangifte bij één of twee parketten

In het algemeen overleg kwam aan de orde dat het regelmatig voorkomt dat een internationale signalering van een ontvoerende ouder niet wordt ingetrokken als daar aanleiding voor is. Ik heb aangegeven dat het steeds aan de officier van justitie is om daarin een afweging te maken en om daarover te beslissen op basis van relevante informatie. De officier van justitie kan de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden vragen hem van de relevante informatie te voorzien. Op uw verzoek heb ik dit onderwerp onder de aandacht gebracht van het College van procureurs-generaal met het verzoek de hoofden van de parketten daarover te informeren, zodat er meer aandacht voor is. Daarnaast heb ik bij het College van procureurs-generaal de vraag aan de orde gesteld over de mogelijkheid van concentratie van internationale signalering en aangifte bij één of twee parketten, dan wel of het niet wenselijk is dat er bij ieder arrondissement een officier van justitie is met internationale kinderontvoering in zijn pakket. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven meer te zien in het vooralsnog beleggen van dit onderwerp bij de officieren van justitie die belast zijn met internationale rechtshulp. Deze officieren van justitie zullen hiertoe een korte opleiding krijgen, waarin het onderwerp van het intrekken van een internationale signalering zal worden meegenomen.

Bekendheid van de baliekaart op de werkvloer bij de politie.

In het algemeen overleg sprak de Kamer haar zorg uit over de bekendheid van de baliekaart internationale kinderontvoering bij de politie. De baliekaart is geactualiseerd en verspreid onder alle specialisten en Coördinatoren Vermiste Personen binnen de Nationale Politie. Ook is de baliekaart bekend gemaakt bij de Politieacademie, zodat die kan worden meegenomen in de opleidingen, en staat de kaart op de website van de rijksoverheid, zodat deze goed vindbaar is.

Niettemin heeft de Kamer verzocht de baliekaart ook en vooral bekend te maken op de werkvloer om te zorgen dat ook de agent achter de balie hier daadwerkelijk bekend mee is. Ik heb de zorg van de Kamer over de bekendheid van de baliekaart op de werkvloer onder de aandacht gebracht van de Nationale Politie. Die heeft de Baliekaart opnieuw onder de aandacht gebracht van de medewerkers intake en service, zodat zij weten hoe zij moeten handelen in geval van een (dreigende) internationale kinderontvoering.

Het uitschrijven uit de Basisregistratie Personen door een van de ouders

Voorts heeft u mij gevraagd u te informeren over de mogelijkheid van het geven van toestemming door beide ouders bij het uitschrijven van kinderen naar het buitenland uit de Basisregistratie Personen (BRP, voorheen de GBA).

Ik heb hierover overleg gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die de BRP in portefeuille heeft.

Vanaf 6 januari 2014 is de Nederlandse bevolkingsadministratie wettelijk geregeld in de Wet basisregistratie personen (Wet BRP). Deze wet vervangt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA). In een bevolkingsadministratie wordt door de overheid een aantal feitelijke gegevens van personen geregistreerd. Voor zover het gaat om ingezetenen (personen met een bestendig adres in een gemeente) is deze registratie altijd dwingend. Dit betekent dat een ingezetene verplicht is bij vertrek uit Nederland daarvan aangifte te doen. Blijft de aangifte van vertrek achterwege dan zal het vertrek, indien dit feitelijk heeft plaatsgevonden, ambtshalve worden opgenomen in de basisregistratie. In het geval van minderjarigen legt de Wet BRP, net als de Wet GBA, de plicht tot het doen van een aangifte bij ieder van de ouders. Aangezien het om wettelijke aangifteverplichtingen (dan wel ambtshalve handelingen) gaat, die inherent zijn aan het voeren van een bevolkingsadministratie, is het geven van toestemming (door ouders, betrokkene zelf of wie dan ook) per definitie niet aan de orde.

Binnen de kaders van de Wet BRP zijn er wel mogelijkheden voor een ambtenaar, die bij een aangifte van vertrek vermoedt dat er iets mis zou kunnen zijn, een signaal af te geven. De handelwijze is daarbij als volgt. Hoewel de ambtenaar in het kader van de uitvoering van de Wet BRP geen uitvraag mag doen naar redenen van vertrek naar het buitenland (het is immers zijn taak de feitelijke situatie te registreren) kan het niettemin gebeuren dat bij de betrokken ambtenaar, mede naar aanleiding van de verschijning in persoon van degene die vertrekt, het vermoeden rijst of wordt bevestigd dat er sprake is van huwelijksdwang of toekomstige achterlating en in dat kader wellicht ook van kinderontvoering. Om die reden is in het kader van de aangifte van vertrek in bepaalde gevallen een persoonlijke verschijningsplicht in de Wet BRP vastgelegd. De regeling houdt in dat, wanneer niet alle bewoners van hetzelfde adres tegelijkertijd naar het buitenland vertrekken, degenen die wel vertrekken in persoon moeten verschijnen bij de gemeente om in persoon aangifte van vertrek te doen. Daarbij moeten minderjarige kinderen ook verschijnen. Indien de ambtenaar, mede naar aanleiding van de persoonlijke verschijning, huwelijksdwang of mogelijke achterlating vermoedt, mag hij op basis van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, zijn beroepsgeheim doorbreken en zijn vermoedens (doen) melden bij een Steunpunt Huiselijk Geweld.

Deze handelwijze staat beschreven in een recente circulaire over huwelijksdwang en achterlating die ik samen met de Minister van BZK aan gemeenten heb verzonden. Deze circulaire is te vinden op de website van het agentschap BPR van het Ministerie van BZK1. Er zal gekeken worden of het mogelijk is de circulaire aan te passen en ook het vermoeden van kinderontvoering daarin op te nemen als mogelijke aanleiding voor een melding aan een Steunpunt Huiselijk Geweld of aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De verwachting is dat hier binnen drie maanden duidelijkheid over zal komen.

Kinderbijslag

Er kan sprake zijn van een achtergebleven ouder, van wie het kind door de andere ouder is meegenomen naar het buitenland, die alimentatie betaalt voor het kind. Doorgaans is dan de procedure dat de achtergebleven ouder in geval van gezamenlijk gezag, een verzoek indient om teruggeleiding van het kind. Het is dan aan de rechter in het land waarheen het kind is meegenomen, om over de teruggeleiding te beslissen. U heeft gevraagd of de ouder die alimentatie betaalt voor het kind, recht heeft en behoudt op kinderbijslag, ook wanneer de rechter in het buitenland zou besluiten dat het kind niet hoeft te worden teruggeleid naar Nederland. De verblijfplaats van het kind is dan duidelijk maar de alimentatieverplichting blijft wel in stand.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven dat de alimentatieplichtige ouder in beginsel in aanmerking komt voor kinderbijslag. Voorwaarde is onder andere dat het kind woont in een land in de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland of in een land waarmee een bilateraal verdrag is gesloten over sociale zekerheid. De ouder moet, omdat het kind niet bij hem of haar woont, voldoen aan de onderhoudseis.

Aprilbrief over de uitvoering van het Haags Kinderontvoeringsverdrag

Binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie is de uitvoering van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, het Haags Kinderbeschermingsverdrag en het Haags Adoptieverdrag samengebracht bij de Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden. Gezien de samenhang tussen deze drie verdragen zal de Centrale autoriteit – ter vervanging van de separate aprilbrief inzake internationale kinderontvoering – in het vervolg een geïntegreerd jaarbericht opstellen over de uitvoering van de genoemde verdragen. Dit jaarbericht zal openbaar gemaakt worden op de website van het ministerie.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven