30 072 Internationale kinderontvoering

Nr. 27 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2011

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ter wijziging van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering en de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming heb ik toegezegd u te berichten over de cijfers van het aantal inkomende en uitgaande verzoeken inzake internationale kinderontvoering. Met deze brief informeer ik u hierover. Het statistisch overzicht van de jaren 2009 en 2010 treft u als bijlage bij deze brief.1

Cijfers 2009 en 2010

In 2009 heeft de Centrale autoriteit in totaal 172 verzoeken in behandeling genomen. Daarvan hadden 27 verzoeken betrekking op een internationale omgangsregeling en zagen 145 verzoeken op internationale kinderontvoering. Genoemde ontvoeringszaken waren verdeeld in 42 inkomende zaken en 103 uitgaande zaken. Van de 42 inkomende ontvoeringszaken zijn op de peildatum2 40 zaken (circa 95%) afgerond, van de 103 uitgaande zaken zijn 78 verzoeken (circa 75%) afgerond.

Bij de 172 verzoeken waren in totaal 242 kinderen betrokken. Van 145 teruggeleidingsverzoeken bleken er 14 geen betrekking te hebben op kinderontvoering in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag.

In 2010 heeft de Centrale autoriteit in totaal 174 verzoeken in behandeling genomen. Daarvan hadden 24 verzoeken betrekking op een internationale omgangsregeling en zagen 150 verzoeken op internationale kinderontvoering. Genoemde ontvoeringszaken waren verdeeld in 54 inkomende verzoeken en 96 uitgaande verzoeken. Van de 54 inkomende ontvoeringszaken zijn op de peildatum 27 zaken (50%) afgerond, van de 96 uitgaande zaken zijn 53 verzoeken (circa 55%) afgerond.

Bij de 174 verzoeken waren in totaal 243 kinderen betrokken. Van 150 verzoeken tot teruggeleiding bleken er 12 geen betrekking te hebben op kinderontvoering in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag.

Zowel in 2009 als in 2010 blijkt bij zowel inkomende als uitgaande zaken dat de ontvoerende ouder vaker de moeder is dan de vader. In omgangszaken is het nog steeds in verreweg de meeste zaken de vader die een verzoek indient.

Ook in 2009 en 2010 blijkt het aantal ontvoeringen naar nabije landen (België, Engeland, Duitsland en Frankrijk) vaker voor te komen, maar ook Turkije (uitgaand in 2010:17) komt relatief veel voor.

Bij inkomende zaken gaat het grotendeels om West-Europese landen en springen daarnaast Polen (2010:5) en de Verenigde Staten (2010:5) eruit.

Niet verdragslanden

Het aantal verzoeken om teruggeleiding naar aanleiding van ontvoering naar een niet-verdragsland bedroeg in 2009 18 zaken en in 2010 15 zaken. Het merendeel van de zaken betrof ontvoering naar een islamitisch land. Daarbij valt Irak (2009:3, 2010:4) op. In zaken waarin het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet van toepassing is, wordt een verzoek door tussenkomst van het ministerie van Buitenlandse Zaken via de diplomatieke wegen onder de aandacht gebracht van de lokale autoriteiten.

Ontwikkelingen

In 2009 vond een daling plaats van het totale aantal inkomende zaken (internationale omgang en internationale kinderontvoering) (2008:59, 2009:48), maar in 2010 vond weer een stijging plaats (2010:63). Het totale aantal uitgaande zaken steeg in 2009 met 15 zaken (2008:109, 2009:124) en daalde in 2010 weer met 13 zaken (2010:111).

In de afdoening van inkomende teruggeleidingszaken is een duidelijke stijging te zien in de afronding door middel van een minnelijke regeling tussen de ouders. In 2008 kwam afronding door middel van een minnelijke regeling tussen de ouders bij inkomende zaken 4 keer voor, in 2009 kwam dit 7 keer voor en in 2010 kwam dit 8 keer voor.

Afdoening door middel van een beschikking door de rechter kwam in 2008 12 keer voor bij inkomende zaken (7 toegewezen, 5 afgewezen). In 2009 werden 9 inkomende zaken afgedaan door middel van een beschikking door de rechter (5 toegewezen, 4 afgewezen) en in 2010 waren dit er slechts 7 (5 toegewezen, 2 afgewezen). Het streven is erop gericht minder inkomende zaken te doen eindigen met een beschikking door de rechter. De pilot ter verkorting van de procedure die van november 2009 tot en met april 2010 heeft plaatsgevonden kan hiertoe hebben bijgedragen door de nadrukkelijke aandacht voor mediation3. Deze pilot is positief geëvalueerd en de verkorting van de procedure is ingevoerd.

Bij uitgaande zaken kan de Centrale autoriteit minder direct invloed uitoefenen op de wijze waarop verzoeken afgerond worden, maar ook daarbij wordt, in het belang van de betrokken kinderen, waar mogelijk gestreefd naar een minnelijke oplossing.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

1 februari 2011.

X Noot
3

Zie brief van 14 september 2009, Kamerstukken 2008–2009, 30 072, nr. 25.

Naar boven