nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een doeltreffender
middel te bieden tegen het niet tijdig nemen van een beschikking door een
bestuursorgaan op een aanvraag of een bezwaarschrift;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van afdeling 4.1.3 komt te luiden:
AFDELING 4.1.3 BESLISTERMIJN EN DWANGSOM BIJ NIET TIJDIG
BESLISSEN
B
Na het opschrift van afdeling 4.1.3 wordt ingevoegd:
§ 4.1.3.1 Beslistermijn
C
Na paragraaf 4.1.3.1 (nieuw) wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4.1.3.2 Dwangsom bij niet tijdig beslissen
Artikel 4:16
Deze paragraaf is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift
of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
Artikel 4:17
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig is gegeven, en het bestuursorgaan,
na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft een beschikking
op de aanvraag te geven, is het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom
verschuldigd van € 20 per dag voor elke dag dat het in gebreke is.
De dwangsom bedraagt niet meer dan € 1 000.
2. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop
twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan van de aanvrager
een ingebrekestelling heeft ontvangen.
3. Een ingebrekestelling kan worden verzonden zodra het bestuursorgaan
in gebreke is tijdig een beschikking te geven.
4. Bezwaar of beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schorst
niet de werking van de dwangsom.
5. Geen dwangsom is verschuldigd indien:
a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,
b. het niet tijdig beslissen te wijten is aan de aanvrager,
c. de aanvrager geen belanghebbende is, of de aanvraag kennelijk niet
ontvankelijk of kennelijk niet gegrond is,
d. het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking
te geven, of
e. de aanvrager met uitstel akkoord is gegaan.
6. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan
ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.
7. De in het eerste lid bedoelde bedragen kunnen bij algemene maatregel
van bestuur worden gewijzigd voorzover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding
geeft.
Artikel 4:18
1. Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom
bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom
verschuldigd was.
2. De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven
wijze is bekendgemaakt.
Artikel 4:19
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking op de aanvraag
heeft mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van
de dwangsom, voorzover de belanghebbende deze beschikking betwist.
2. De administratieve rechter kan de beslissing op het beroep of hoger
beroep inzake de beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom
echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan
gewenst is.
3. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift
over van de beschikking die hij betwist.
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing
op een verzoek om voorlopige voorziening.
Artikel 4:20
Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde dwangsommen terugvorderen
voor zover na de dag waarop de beschikking, bedoeld in artikel 4:18, eerste
lid, is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
D
In artikel 7:14 wordt «hoofdstuk 4» vervangen door: hoofdstuk
4, met uitzondering van paragraaf 4.1.3.2,.
ARTIKEL II
1. Artikel 4:16 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt vijf jaar na
de datum van inwerkingtreding van deze wet.
2. Met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet
en tot het tijdstip waarop artikel 4:16 van de Algemene wet bestuursrecht
vervalt, brengt Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
elk jaar uiterlijk op 1 maart verslag uit aan de Staten-Generaal over
de toepassing van artikel 4:16.
ARTIKEL III
Ten aanzien van het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaarschrift,
ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing is geworden, blijft het recht zoals dit gold
voor dat tijdstip van toepassing.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,