nr. 33
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2005
Tijdens het wetgevingsoverleg over de nieuwe Meststoffenwet op 23 mei
jl. hebben verschillende fracties hun zorgen geuit over extra belasting die
de nieuwe mestregelgeving betekent voor de agrarische sector. Diverse leden
hebben daarbij aangegeven het van belang te vinden dat er in ons land ruimte
is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen.
Ik heb in dat verband aangegeven dat de benodigde ruimte gevonden wordt
via de vormgeving van de landelijke stankwet en via de aanpassing van de Wet
ammoniak en veehouderij. Ter verduidelijking hiervan informeer ik u middels
deze brief mede namens de minister van LNV over beide trajecten.
Wet geurhinder en veehouderij
Zoals ik u recent berichtte is het mijn voornemen om nog voor het zomerreces
een wetsvoorstel aan de Raad van State voor te leggen. Belangrijke elementen
in het wetsvoorstel zullen zijn:
• Een gebiedsgerichte aanpak.
• Afstemming met de ruimtelijke ordening.
• Norm-neutraal.
• Ruimte voor maatwerk voor plaatselijke omstandigheden (zoals het
agrarisch karakter van een gebied): bevoegdheid voor gemeenten om binnen een
in de wet gegeven bandbreedte de geurnormen vast te stellen.
• Gelijke bescherming voor boeren en burgers; categorie-indeling
komt te vervallen (m.u.v. categorie V).
• Geurnormen gelden voor individuele veehouderijen: geen cumulatieberekening
meer bij vergunningverlening voor een individuele veehouderij.
Wet ammoniak en veehouderij
De Wav zal worden aangepast zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord
van het kabinet: het beschermingsregime van de wet zal worden beperkt tot
zeer kwetsbare natuurgebieden.
Door deze aanpassing zullen de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen
worden verruimd. Na consultatie van IPO, VNG en de betrokken maatschappelijke
organisaties hebben wij besloten tot een aanpak met als belangrijkste elementen:
• De zonering met een gecorrigeerd emissieplafond blijft beperkt
tot 250 meter.
• Provinciale Staten wijzen te beschermen gebieden aan, op basis
van in de wet vastgelegde selectiecriteria. De IPO-proefkaarten, zoals vorig
jaar aan de Kamer gepresenteerd, zijn hierbij het uitgangspunt. Echter, voor
gebieden kleiner dan 50 hectare, voor zover zij niet onder de Natuurbeschermingswet
1998 (Nb-wet) vallen, geldt een nee-tenzij principe. Dit houdt in dat deze
gebieden in principe niet onder de Wav zullen vallen. Provinciale Staten krijgen
wel de mogelijkheid om gebieden kleiner dan 50 hectare onder de Wav te brengen,
als deze voldoen aan bijzondere eisen met betrekking tot de kwetsbaarheid
van flora en fauna. Ook zal het mogelijk zijn dat provincies gebieden kleiner
dan 50 hectare toevoegen, wanneer daarover overeenstemming is met alle partijen
in de streek.
• Melkveehouderijen in de 250 meter zones rondom de Wav gebieden
die niet onder de Nb-wet vallen krijgen de mogelijkheid om uit te breiden
tot 200 melkkoeien plus bijbehorend jongvee. Dit plafond komt ook beschikbaar
voor bedrijven die nu nog niet hoofdzakelijk een melkveehouderij zijn, maar
dat na ontmenging wel zullen zijn.
• De minister van LNV en provincies zullen onderzoeken of ook bij
de kwetsbare gebieden die onder de Nb-wet vallen extra ruimte voor melkveehouderijen
kan worden gegeven.
• De minister van LNV en provincies zullen aan de hand van een aantal
praktijkgevallen zoveel mogelijk duidelijkheid scheppen over de mogelijkheden
voor intensieve veehouderij nabij de kwetsbare delen van Nb-wet gebieden.
• Om aan de vereisten van de IPPC-richtlijn te voldoen, zal naar
verwachting in de meeste gevallen kunnen worden volstaan met het toepassen
van Beste Beschikbare Technieken (BBT). Ik zal nog dit jaar laten onderzoeken
in welke situaties aanvullende eisen zullen moeten worden gesteld.
Deze aanpak wordt gesteund door IPO, VNG en LTO/ZLTO.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel