nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2005
Zoals toegezegd in het wetgevingsoverleg over de wijzigingsvoorstellen
van de Meststoffenwet (invoering gebruiksnormen, 29 930, en vereenvoudiging
productierechten, 30 004) van 23 mei jl. ontvangt u onderstaand
op hoofdlijnen een overzicht van de uitkomsten van het overleg dat ik voorafgaand
aan het wetgevingsoverleg met Cumela Nederland heb gevoerd over het systeem
van automatische gegevensregistratie van een mesttransport (AGR) en de positiebepaling
van het mestvoertuig door middel van het Global Positioning System (GPS).
Achtergrond van dit overleg was dat de transportsector bij monde van Cumela
twijfels heeft geuit over de praktische toepasbaarheid van de door mijn departement
voorgestelde AGR/GPS-apparatuur. Voorts wilde de sector met het oog op de
noodzakelijke investeringen duidelijkheid over de minimale periode waarin
de verplichting tot bemonstering en analyse van dierlijke mest alsmede de
AGR/GPS-verplichting van kracht zal zijn.
Afgesproken is dat een fraudebestendig systeem van bemonstering, AGR en
GPS wordt geïntroduceerd dat voorziet in een automatische vastlegging
van de gegevens van een vracht getransporteerde dierlijke mest. Deze vastlegging
zal zodanig moeten zijn dat er een betrouwbare koppeling is met de gegevens
van het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs, het uit de vracht
genomen mestmonster en de locatie en het tijdstip van laden en lossen. Hierbij
zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande en bewezen betrouwbare
technologieën, als gevolg waarvan het systeem naar verwachting van Cumela
goedkoper zal zijn dan het aanvankelijk voorgestelde systeem. Uitgangspunt
is dat de door het systeem gegeneerde gegevens door de vervoerder gebruikt
kunnen worden voor de eigen bedrijfsvoering en bovendien direct en onmiddellijk
beschikbaar zijn voor de overheid. Bovendien zal het systeem zo spoedig mogelijk
operationeel moeten kunnen zijn en zullen alle mesttransportvoertuigen hiermee
uiterlijk op 1 juli 2006 (maar naar verwachting eerder) uitgerust moeten
zijn.
Afgesproken is te onderzoeken of het beoogde systeem haalbaar is. Dit
onderzoek zal binnen een maand worden afgerond.
Ik heb daarnaast de toezegging gedaan dat bemonstering en analyse van
dierlijke mest en de AGR/GPS-verplichting voor vervoerders van dierlijke mest
tenminste gedurende vier jaar onderdeel van het reguliere verantwoordingssysteem
zullen blijven uitmaken. Hierbij is de frequentie van de bemonstering van
de van bedrijven afgevoerde dierlijke mest afhankelijk van de uitkomst van
de pilot met betrekking tot de bedrijfsspecifieke forfaits, maar zal ten minste
één op de vijf vrachten betreffen. Incidentele uitzonderingen
op het verantwoordingssysteem kunnen uitsluitend aan de orde zijn in specifieke
situaties die vergelijkbaar zij met de in de bijlage bij mijn brief van 13 mei
jl. (Kamerstukken II 2004/05, 28 385, nr. 50) inzake de Commissie Welschen
geduide gevallen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman