29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 64 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2011

Op 25 januari 2011 heb ik u gemeld (Kamerstuk 2011D03345) op grond van de uitspraak van de rechtbank Assen alsnog over te zijn gegaan tot verstrekking van de VGB aan korporaal Van P. Zoals in deze brief toegezegd heb ik bezien of in soortgelijke gevallen met inachtneming van de beleidsregels en het vonnis van de rechtbank Assen een VGB moet worden afgegeven.

Dit heeft ertoe geleid dat ik in drie vergelijkbare gevallen waar betrokkenen een bezwaar aangetekend dan wel een beroep bij de rechtbank ingesteld hebben tegen de intrekking van hun VGB, ook zal overgaan tot het alsnog verstrekken van een VGB. Ook deze militairen hebben tijdens hun uitzending naar Afghanistan goed gefunctioneerd en daarmee blijk gegeven van voldoende waarborgen voor een getrouwelijke plichtsvervulling.

De uitspraak van de rechtbank heeft geen gevolg voor het beleid van Defensie ten aanzien van justitiële antecedenten van medewerkers. De Leidraad Persoonlijke gedragingen en de relevante beleidsregel voor defensiepersoneel (Kamerstuk 29 924, nr. 46) blijven onverkort van kracht.

Defensie neemt maatregelen die ertoe zullen leiden dat herhaling van dergelijke zaken wordt voorkomen. Zo is commandanten er nogmaals op gewezen dat zij meldingen dat medewerkers zich schuldig [zouden] hebben gemaakt aan strafbare feiten aan de MIVD moeten doorgeven. Tevens mogen militairen die een veroordeling gemeld hebben niet worden uitgezonden voordat er een beslissing over het al dan niet intrekken van de VGB is genomen. Om zo snel mogelijk actuele informatie te krijgen over justitiële antecedenten voert de MIVD daarnaast het zogenoemde dynamiseren in.

Dit houdt in dat periodiek de justitiële- en politiegegevens van een vertrouwensfunctionaris worden getoetst. Deze bevoegdheid heeft de MIVD op grond van artikel 9, lid 2 van de Wvo.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven