29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 157 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2018

Met de brief van 21 december 2015 is uw Kamer geïnformeerd dat de AIVD en de MIVD gemeenschappelijke regelgeving voor veiligheidsonderzoeken zullen opstellen (Kamerstuk 29 924, nr. 137). Dat proces is afgerond. Met deze brief informeren wij u over de invoering van een gezamenlijke beleidsregel veiligheidsonderzoeken. Deze zal alle bestaande beleidsregels, uitgezonderd de beleidsregel burgerluchtvaart, vervangen. Bij het schrijven van de beleidsregel is gebruik gemaakt van de aanbevelingen van de commissie Dessens (2013) over de vorming van een gemeenschappelijke afdeling veiligheidsonderzoeken en de aanbevelingen van de interne evaluatie commissie veiligheidsonderzoeken Defensie (2015). Uw Kamer is geïnformeerd over de aanbevelingen in de brief van 14 oktober 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 12). Een aantal aanbevelingen vergde aanpassing van de beleidsregel veiligheidsonderzoeken.

Deze gezamenlijke beleidsregel is een volgende stap in de samenwerking door de AIVD en MIVD.

Veiligheidsonderzoeken

Medewerkers die een vertrouwensfunctie vervullen, of gaan vervullen, ondergaan een veiligheidsonderzoek. Hiermee wordt vastgesteld of zij bij de uitoefening van deze functie geen risico vormen voor de nationale veiligheid. Ook hun partner wordt bij dit onderzoek betrokken. Als uit het onderzoek geen nadelige informatie volgt wordt een verklaring van geen bezwaar, beter bekend als een VGB, afgegeven.

Defensie heeft ruim 55.000 medewerkers. Alle militaire en de meeste burgerfuncties zijn vertrouwensfuncties waarvoor een VGB nodig is. Met de aangepaste beleidsregel laten we de uitvoering van veiligheidsonderzoeken beter aansluiten bij de principes van goed werkgeverschap en modern personeelsbeleid. Hierbij doen we natuurlijk geen afbreuk aan de staatsveiligheid en de eisen die de Wet veiligheidsonderzoeken stelt.

Hieronder lichten we de belangrijkste wijzigingen in de gezamenlijke beleidsregel toe.

Maatwerk

De gezamenlijke beleidsregel legt vast op welke manier justitiële gegevens worden beoordeeld. Bij deze beoordeling vindt maatwerk plaats. Eerder was het zo dat een opgelegde straf van meer dan 40 uur taakstraf, 20 dagen vrijheidsbeneming of 1.000 euro boete in de regel tot intrekking of weigering van de VGB leidde. Volgens het nieuwe beleid wordt niet alleen gekeken naar de hoogte van de opgelegde straf aan de betrokkene, maar als er aanleiding toe is ook naar de reden voor de straf of boete; de pleegdatum; de leeftijd ten tijde van het plegen; de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd; de kwetsbaarheid van de functie en of betrokkene daarna weer met justitie of politie in aanraking is gekomen.

Transparantie

Een belangrijke aanbeveling van de interne evaluatie commissie veiligheidsonderzoeken Defensie ziet toe op het verbeteren van de transparantie bij de uitvoering van veiligheidsonderzoeken. Daarbij gaat het om beter voorlichten, informeren en motiveren. Dit is in de beleidsregel opgenomen door de criteria voor het beoordelen van persoonlijke gedragingen inzichtelijk te maken. Het gaat hierbij in ieder geval om de criteria eerlijkheid; onafhankelijkheid; loyaliteit; integriteit en veiligheidsbewustzijn. Ook zijn er indicatoren opgenomen die gebruikt worden om vast te stellen of schulden kunnen leiden tot financiële kwetsbaarheid. Dit kan consequenties hebben voor de VGB.

Langdurig verblijf in het buitenland

In de gezamenlijke beleidsregel is een verblijf van minder dan zes maanden in het buitenland, zonder dat naslag kan worden gedaan bij een collegadienst, in principe geen probleem voor het afgeven van een VGB. Dit geldt zowel voor de betrokkene als voor zijn of haar partner. Voorheen was dit drie maanden. Door deze verlenging wordt verblijf in het buitenland in het kader van stage en studie (doorgaans vier tot zes maanden, de duur van een semester) beter ondervangen. Dit sluit aan bij de maatschappelijke ontwikkeling dat mensen vaker in het buitenland studeren, meer en verder reizen en het feit dat buitenlandervaring bij werving en selectie als kwaliteit wordt gezien.

Heeft betrokkene of diens partner langer dan zes maanden in het buitenland verbleven, en kan er geen naslag worden gedaan bij een partnerdienst, dan is het in een aantal omstandigheden toch mogelijk een VGB af te geven. Het gaat daarbij om een beperkt aantal situaties, te weten een plaatsing door de Nederlandse overheid; werkzaamheden voor in Nederland gevestigde bedrijven of studie; stage; vrijwilligerswerk of werkzaamheden voor een internationale organisatie of betrouwbare niet-gouvernementele organisatie. In de praktijk betekent dit dat de veiligheidsdiensten in deze situaties niet alleen kijken naar welke gegevens ontbreken, maar naar welke gegevens wél beschikbaar zijn. Daarbij gelden twee randvoorwaarden. Ten eerste dient voldoende verifieerbare informatie beschikbaar te zijn over de betreffende periode. Ten tweede dienen over ten minste de helft van de terugkijktermijn wel gegevens van de eigen of een partnerdienst beschikbaar te zijn.

Partner

Het ontbreken van gegevens over de partner over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het veiligheidsonderzoek hoeft geen reden meer te zijn voor weigering of intrekking van een VGB. Deze uitzondering geldt alleen bij een veiligheidsonderzoek voor een vertrouwensfunctie op C-niveau bij Defensie.

Rol commandant

Bij Defensie bood de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie (2013) expliciet de mogelijkheid, en in sommige gevallen de verplichting, om de commandant te raadplegen bij de beoordeling van justitiële gegevens. Dat blijft ook in de nieuwe situatie van kracht. De rol van de commandant is in interne regelgeving vastgelegd en verankerd in de werkinstructies van het Bureau Veiligheidsonderzoeken Defensie.

Inwerkingtreding

Deze gezamenlijke beleidsregel zal in werking treden per 1 maart 2018. Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven