29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2012

Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 14 juni jl. over georganiseerde criminaliteit en financieel-economische criminaliteit heb ik een brief toegezegd over «overheidsbreed afpakken». Deze brief is een vervolg op de brief van 23 juni 20111 aan uw Kamer over het overheidsbrede beleid ten aanzien van het afnemen van criminele winsten. Deze brief bevat een nadere uitwerking van dit beleid en de laatste ontwikkelingen op de verschillende beleidsterreinen.

Op dit onderdeel ontvangt u deze brief mede namens de staatssecretaris van Financiën, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

In deze brief zal ik ook de contouren beschrijven van het concept-wetsvoorstel «verruiming mogelijkheden bestrijden financieel economische criminaliteit», zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 15 december vorig jaar.

Ook ga ik in deze brief in op een toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg Politie op 29 maart jl., na te gaan of standaard de ontnemingswetgeving wordt ingezet door het Openbaar Ministerie om genoegdoening voor slachtoffers te realiseren. Tenslotte ontvangt u in deze brief van mij ook een reactie op de vraag wat er is gedaan met het rapport en de aanbevelingen van prof. dr. ir. T. De Vries in het kader van het herziene toezicht op rechtspersonen, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 27 oktober 2011 over financieel-economische criminaliteit.

1. Inleiding

Het Kabinet staat voor een daadkrachtige aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik en fraude met gemeenschapsgeld. Ook de financiële aanpak van criminaliteit heeft de hoogste prioriteit. Het overtreden van regels mag niet lonen. Zeker in tijden van economische recessie, waarin van de samenleving offers worden gevraagd om de overheidsfinanciën op orde te krijgen, is het onwenselijk dat illegaal of crimineel geld kan worden behouden. De norm is dat het niet naleven van regels niet mag leiden tot het behoud van illegaal of crimineel geld. Het beleid is er om die reden op gericht benadeelde slachtoffers in alle gevallen te compenseren. En ook de pakkans moet worden vergroot.

Deze brief laat zien welke inspanningen overheidsbreed worden verricht om deze beleidsdoelstellingen te realiseren, wat de resultaten zijn en welke acties worden ingezet om het overheidsbrede «afpakken» te versterken.

2. Afpakken en Afsluiten; Overheidsbrede aanpak van illegaal geld

In het debat met uw Kamer over het afpakken van crimineel geld staat de vraag centraal of er strafrechtelijk voldoende wordt gedaan om het criminele geld af te pakken. In die discussie wordt uitgegaan van de aanname dat er in Nederland jaarlijks ongeveer € 18,5 miljard aan crimineel geld wordt witgewassen. Dit bedrag is ontleend aan het rapport van 16 februari 2006 «The amounts and the effects of money laundering» van de Utrecht School of Economics.

Het is belangrijk om vast te stellen dat in het rapport bij de definitie van witwassen er expliciet voor wordt gekozen om niet het begrip crimineel geld te hanteren, maar het begrip illegaal geld. De € 18,5 miljard betreft dus niet (alleen) crimineel geld, maar illegaal geld. Het begrip illegaal geld is veel ruimer. Zo blijkt uit het rapport dat ongeveer 80 procent van het illegaal geld afkomstig is van fraude. Fraude is een zeer breed begrip, dat zowel professionele financieel-economische fraude omvat, als ook misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies. Ook illegaal geld verkregen door het overtreden van regels die bestuursrechtelijk worden gehandhaafd valt onder die € 18,5 miljard.

Om rijksbreed effectief te kunnen optreden tegen dit illegale geld, is een samenhangende aanpak van beleidsdoelstellingen nodig, gecombineerd met het versterken van de informatie-uitwisseling.

Het rijksbrede beleid is erop gericht om illegaal geld af te pakken en daarmee te laten zien en voelen dat het overtreden van regels niet loont. Daarnaast is de inzet erop gericht om de illegale geldstroom te laten opdrogen, onder andere door het aanscherpen van regelgeving en het intensiveren van toezicht. De gelegenheid tot het overtreden van regels moet steeds verder worden beperkt. Het spel moet over zijn, en de regels moeten worden nageleefd.

Afpakken en Afsluiten; dat is de aanpak die het kabinet voor ogen heeft, en die in de komende paragrafen wordt toegelicht.

In 2011 is rijksbreed ruim € 4,5 miljard aan illegaal geld afgepakt, vooral bestuurlijk en fiscaal. Met dien verstande dat een (niet identificeerbaar) deel van dit bedrag overigens het gevolg is van vergissingen en vrijwillige verbeteringen. Het bedrag reflecteert de gezamenlijke inspanningen van het kabinet om ervoor te zorgen dat het overtreden van regels niet loont.

Het bedrag van € 4,5 miljard wordt afgepakt door verschillende instanties op het gebied van sociale verzekeringen, van uitkeringen en van misbruik van voorzieningen in het onderwijsveld (gezamenlijk ca. € 270 miljoen), door de Belastingdienst (opgelegde naheffingen, navorderingen en boetes, gezamenlijk ca. € 4,05 miljard), en ca. € 190 miljoen door de inzet van het strafrecht (waarvan € 44 miljoen afgenomen door het Openbaar Ministerie en ca. € 150 miljoen door andere diensten op basis van de resultaten van strafrechtelijk onderzoek).

2.1 Aanpak van illegaal geld dat wordt verkregen door misbruik, oneigenlijk gebruik van gemeenschapsgeld of door fraude

Blijkens bovengenoemd rapport wordt het meeste illegale geld verkregen door fraude. Het is dan ook belangrijk om als overheid, als het gaat om misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude met gemeenschapsgeld of om fraude waarbij burgers of bedrijven het slachtoffer zijn, effectieve maatregelen te nemen om misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude aan te pakken. In het laatste geval is ook een belangrijke rol weggelegd voor het bedrijfsleven, burgers en maatschappelijke organisaties.

2.1.1 Fraude tegen burgers en bedrijven

Als het gaat om de aanpak van fraude waarbij burgers en bedrijven slachtoffer zijn heb ik samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de nodige acties in gang gezet. Ik verwijs in dit verband naar de aanpak van faillissement- en acquisitiefraude, het actieplan criminaliteit tegen het bedrijfsleven en het instellen van de fraudehelpdesk.

Preventie

Bij de preventie van fraude ligt het zwaartepunt op het stimuleren van de bewustwording bij en zelfredzaamheid van burgers en ondernemers.

In dat verband heeft de toenmalige Minister van Justitie in mei 2010 aan uw Kamer toegezegd dat er een helpdesk financieel-economische criminaliteit (hierna Fraudehelpdesk) opgezet zou worden voor een proefperiode van tenminste een jaar. Uit een evaluatie van de Fraudehelpdesk blijkt dat de meerderheid van de bereikte burgers en bedrijven tevreden is over de dienstverlening van de Fraudehelpdesk en zich in voldoende mate voelt geholpen. De onderzoekers concluderen dat de Fraudehelpdesk zich ontwikkelt tot een centraal punt voor burgers en bedrijven met vragen over fraude. In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing zal het evaluatierapport worden besproken met het bedrijfsleven en worden bezien op welke manier hieraan een vervolg kan worden gegeven.

Samenwerking met bedrijfsleven

In het actieplan Criminaliteit tegen Bedrijven van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is als activiteit opgenomen dat dit jaar aan de hand van een pilot wordt onderzocht of het mogelijk is meer en hogere barrières op te werpen tegen acquisitiefraude door met private partijen, zoals banken, afspraken te maken over het weigeren van dienstverlening aan malafide partijen.

Toezicht op rechtspersonen

Financieel-economische criminaliteit moet effectief en efficiënt worden bestreden. Met dat doel is met ingang van 1 juli 2011 een systeem van doorlopend toezicht op rechtspersonen ingevoerd waarin signalen van fraude gedeeld worden met toezichthouders en opsporingsinstanties (zie ook paragraaf 4). Als uit de screening blijkt dat er inderdaad een verhoogd risico is op misbruik van rechtspersonen, verstuurt de Dienst Justis (van het ministerie van VenJ) een risicomelding aan relevante organisaties zoals de Belastingdienst, Politie, de bijzondere opsporingsdiensten, Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank N.V., de Arbeidsinspectie en het Openbaar Ministerie. Op basis van de risicomeldingen kunnen deze afnemers overgaan tot de juiste mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen om het misbruik van rechtspersonen te voorkomen en aan te pakken. De doorlopende controle van rechtspersonen draagt op deze manier bij aan een effectievere en efficiëntere bestrijding en voorkoming van financieel-economische criminaliteit.

Aanpakken beroepsfraudeurs en katvangers

Beroepsfraudeurs en katvangers moeten worden aangepakt. Dat kan door aan een bestuurder die in ernstige mate zijn verplichtingen heeft geschonden, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, naast andere sancties, een strafrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Met een dergelijk verbod kan een bestuurder van een rechtspersoon voor bepaalde tijd het recht worden ontzegd direct dan wel indirect invloed uit te oefenen op het beleid van een rechtspersoon. Het bestuursverbod is voornamelijk van belang bij de aanpak van beroepsfraudeurs en hun «katvangers» (personen die handelen in opdracht van de werkelijke fraudeur en deze afschermen voor sancties). Door het opleggen van een bestuursverbod wordt deze beroepsfraudeurs en katvangers de mogelijkheid ontnomen om ondernemingen te besturen, zodat ze geen fraude meer kunnen plegen. Om het gebruik van dit verbod te stimuleren, komt het Openbaar Ministerie op korte termijn met een werkinstructie Ontzetting Uit Beroep. Verder wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een civielrechtelijk bestuursverbod. Dit zou gevorderd kunnen worden door het OM en heeft als voordeel ten opzichte van het strafrechtelijk verbod dat niet eerst de afronding van een strafzaak hoeft te worden afgewacht voordat de (civiele) rechter deze maatregel kan opleggen. Op dit moment wordt nog overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie en andere betrokken partijen over het civielrechtelijk bestuursverbod. Met het oog op de inzet van personele en financiële middelen vergt dit nadere afweging. U zult hierover dit najaar nader worden geïnformeerd.

Wet Bibob

Een ander belangrijk instrument bij de aanpak van illegaal en crimineel geld dat niet onvermeld mag blijven is de Wet Bibob. Recentelijk is er met uw Kamer over de uitbreiding van die wet gesproken2. Deze uitbreiding zal ook bijdragen aan het tegengaan van het verwerven van illegaal en crimineel geld. Misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude met belastingen, uitkeringen en subsidies.

Combinatie van instrumenten bij aanpak faillissementsfraude

Een integrale aanpak werkt. Zo wordt in het kader van de bestrijding van faillissementsfraude een combinatie van verschillende instrumenten en maatregelen ingezet die elkaar aanvullen en versterken. Hierbij is er aandacht voor preventie, toezicht, civielrechtelijke instrumenten en strafrechtelijke handhaving. Op het terrein van preventie, toezicht en civielrechtelijke instrumenten is ondermeer het hierboven genoemde systeem in werking getreden voor het toezicht op rechtspersonen. Ook is de Garantstellingsregeling Faillissementscuratoren uitgebreid en toegankelijker gemaakt om de drempel te verlagen voor curatoren om aangifte te doen. Daarnaast is en wordt gewerkt aan bewustwording en verspreiding van kennis en worden nieuwe preventieve instrumenten – naast het inmiddels bestaande strafrechtelijk bestuursverbod – ingericht. Op het terrein van het strafrecht wordt de samenwerking met curatoren verbeterd. Een centraal meldpunt faillissementsfraude is opgezet. Bovendien wordt de terugkoppeling verbeterd naar degene die melding maakt of aangifte doet. De informatiepositie voor de opsporing en preventie wordt verbeterd door de uitvoering van een Criminaliteitsbeeldanalyse faillissementsfraude. De politie en het Openbaar Ministerie werken aan een landelijke uitrol van een gestandaardiseerde aanpak van relatief eenvoudige faillissementsfraudezaken met het streven meer van dit soort zaken aan te pakken. De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) zet in samenwerking met het Openbaar Ministerie significant meer uren in voor de opsporing van complexe zaken.

2.1.2 Misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude met belastingen, uitkeringen en subsidies

Teneinde het detecteren van risico’s, het voorkomen en het afpakken of terugvorderen van illegaal geld effectief en efficiënt te kunnen aanpakken, is een combinatie van maatregelen en activiteiten nodig. Uit onderstaande beschrijving van deze aanpak op verschillende beleidsterreinen, komt naar voren dat transparantie, detectie, correctief optreden en het steeds verder werken aan het verkleinen van mogelijkheden tot overtredingen essentiële onderdelen vormen van een effectieve aanpak.

Financiën

De Belastingdienst is belast met het heffen en innen van belastingen en premies en het uitvoeren van een groot aantal douanetaken. Daarnaast draagt de Belastingdienst zorg voor het uitkeren van een aantal toeslagen.

De werkwijze van de Belastingdienst is gebaseerd op het bevorderen van de compliance. Dat doet de Belastingdienst door enerzijds sterk in te zetten op dienstverlening, het zoveel mogelijk werken in de actualiteit, door het bij de controle gericht inzetten van het middel horizontaal toezicht en anderzijds door fraude hard aan te pakken.

Dit beleid, en de resultaten daarvan, zijn uitvoerig uiteengezet in onder meer de Fiscale Agenda, in Beheersverslagen, jaarplannen en halfjaarrapportages die aan de Tweede Kamer zijn toegezonden.

Het op fraudebestrijding gerichte beleid wordt onder meer gekenmerkt door de inzet van slimme selectiemethoden, door gerichte acties en door zo veel mogelijk samen te werken met andere (overheids)partners. Als voorbeeld van gerichte acties kunnen onder meer worden genoemd de vastgoedacties en de acties gericht op het achterhalen van onbekend buitenlands vermogen. Voorbeelden van samenwerking zijn onder meer het Financieel Expertisecentrum, de B5-aanpak, de interventieteams en de samenwerking in het verband van de Regionale Informatie- en Expertisecentra. De Belastingdienst stelt alles in het werk om ten onrechte niet afgedragen/betaalde belasting en ten onrechte genoten teruggaven te corrigeren.

Resultaten

In 2010 heeft de Belastingdienst € 4,5 miljard nagevorderd en nageheven als gevolg van aangebrachte correcties op aangegeven inkomens,winsten, omzetten of ingehouden loonheffingen. Een (niet identificeerbaar) deel van dit bedrag is overigens het gevolg van vergissingen en vrijwillige verbeteringen. Het in dit bedrag begrepen aandeel van de opgelegde boetes was € 435 miljoen. Voor 2011 zijn deze cijfers € 4.05 miljard, waarvan € 635 miljoen aan opgelegde boetes

Naast de in beslag genomen illegale goederen (130 000 kilo) en (namaak)wapens (9500) heeft de douane op het terrein van fiscale taken naheffingen (inclusief boetes) opgelegd ten bedrage van +/- € 100 miljoen.

De extra belastingopbrengsten als gevolg van strafrechtelijke vervolging heeft in 2011 € 74 miljoen bedragen en de opbrengsten van uit het strafrechtelijk traject terugverwezen zaken € 72 miljoen.

Bij de genoemde cijfers passen twee kanttekeningen.

  • 1. De keuze voor het zo veel mogelijk werken in de actualiteit en de inzet van horizontaal toezicht betekent (in theorie) dat het aangiftegedrag zal verbeteren en er dus minder behoeft te worden gecorrigeerd. Naar aanleiding van het uitbrengen van het rapport van de Commissie Stevens heeft de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer laten weten dat hij de aanbevelingen alle overneemt en in het najaar verbetervoorstellen aan de Tweede Kamer zal voorleggen.

  • 2. Omdat het niet alleen gaat om het opleggen van aanslagen maar vooral ook om het innen daarvan zullen in 2012 een aantal verbeteringen in het invorderingsproces worden doorgevoerd.

Innovaties

De Belastingdienst is voortdurend op zoek naar en alert op innovaties in de fraude aanpak. Via de Belastingdienst worden bijvoorbeeld grote bedragen uitgekeerd in de vorm van belastingteruggaven en toeslagen. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat bepaalde burgers steeds meer gebruik gingen maken van mogelijkheden om op basis van gefingeerde gegevens voorlopige uitbetalingen te krijgen waar men geen recht op had. De Belastingdienst hanteerde altijd het principe dat bij voorlopige uitbetalingen slechts in beperkte mate werd gecontroleerd teneinde de uitbetaling zo snel mogelijk te kunnen realiseren. Dit is in het belang van burgers die op deze wijze niet meer hoeven «voor te schieten». Doordat het aantal burgers dat ten onrechte te grote voorschotten sterk is toegenomen heeft de Belastingdienst zijn werkwijze aangepast. Een zgn. antifraudebox heeft alle processen onder de loep genomen, zwakke plekken in beeld gebracht, extra waarborgen aangebracht, fraudegevallen in beeld gebracht en in behandeling genomen. Ook is wetgeving waar nodig aangescherpt. Daar waar een dienstverlenende houding aanleiding kon zijn voor uitbetalingen met grote risico’s is gekozen voor een aanscherping van het beleid. Zo krijgen mensen ten aanzien van wie geen adres bekend is geen voorlopige uitbetaling meer. Hetzelfde geldt voor belastingplichtigen die verzuimen aan hun aangifteplicht te voldoen.

De aanpak van het misbruik van de identiteit van anderen is aangescherpt door in alle gevallen burgerservicenummer en DigiD aan elkaar te koppelen, door het wijzigen van rekeningnummers veiliger te laten verlopen en door een wetswijziging die ertoe leidt dat alleen nog wordt uitbetaald op slechts één rekeningnummer dat op naam moet staan van de desbetreffende burger. In 2014 moet deze wetswijziging effectief zijn.

Dit alles heeft geleid tot een sterke afname van de fraude op dit gebied en is in 2011 de op frauduleuze aangiften en verzoeken gebaseerde uit- en terugbetaling van bijna € 200 miljoen voorkomen. De antifraudebox blijft bezig om processen te bekijken en aanbevelingen te doen voor verbetering. In het kader van Compacte Rijksdienst zal deze werkwijze ook voor andere onderdelen van de Rijksdienst bruikbaar worden.

FIOD

Waar sprake is van onrechtmatig verkregen financieel voordeel wordt door de FIOD sinds jaar en dag waar mogelijk «afgepakt», zowel strafrechtelijk (in overleg met het OM) als bestuursrechtelijk Als voorbeelden kunnen dienen de zaken Klimop en FCIB (witwaszaak rondom de First Curacao International Bank). Om het afpakken binnen de Bijzondere Opsporingsdiensten en het Functioneel Parket op een hoger plan te brengen is in 2011 een programma gestart onder het motto «afpakken....GEWOON doen!». Uiteindelijk doel hiervan is dat er meer en sneller wordt afgepakt om slachtoffers recht te doen en omdat misdaad niet mag lonen. Dit programma maakt onderdeel uit van het Ketenbrede Programma Afpakken.

Het programma geeft invulling aan de samenwerking tussen de BODen en het FP. Begin van dit jaar is er duidelijkheid gekomen over de te ontvangen bijdragen en de te genereren extra opbrengsten over de jaren 2012 en verder.

In deze periode zijn ondermeer activiteiten uitgevoerd gericht op de medewerkers (selecteren/aanwijzen van medewerkers, het opstellen van plannen en opleidingen, het organiseren van regionale studiedagen), gericht op de processen (samenwerkingsprojecten met andere BODen, verbeteringen in de interne processen, verbetering in de afstemming met de Belastingdienst) en instrumenten ten behoeve van het traceren van vermogen.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De sociale zekerheid en verantwoorde arbeidsomstandigheden zijn essentiële verworvenheden van de Nederlandse samenleving. De regering kiest voor maatregelen om iedereen zo veel mogelijk naar vermogen te laten participeren in de samenleving. Doel is om mensen perspectief te geven op fatsoenlijk werk, goede arbeidsverhoudingen en inkomen en het draagvlak voor sociale voorzieningen te behouden. Werkende burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat alleen die mensen die er recht op hebben een uitkering of kinderopvangtoeslag ontvangen. Ondernemers moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid oneerlijke concurrentie hard aanpakt. Fraude ondermijnt de geloofwaardigheid, houdbaarheid en het draagvlak van onze wet- en regelgeving. Fraudebestrijding in de sociale zekerheid, de arbeidswetgeving en de kinderopvangtoeslag is cruciaal. Het handhavingsbeleid van SZW staat uiteen gezet in het Handhavingsprogramma 2011–20143. Jaarlijks rapporteert het Ministerie van SZW over de handhaving in de Integrale Rapportage Handhaving.

UWV, SVB en gemeenten

Het UWV, de SVB en de gemeenten handhaven in de sociale zekerheid door voorlichting, opsporing en sanctionering. De factoren die het recht op een uitkering en de hoogte ervan bepalen, verschillen per uitkering of toeslag. Daarmee verschillen ook de controles en de gebruikte informatie per uitkering of toeslag. Zo is vermogen alleen van belang voor het recht op een bijstandsuitkering, dus alleen gemeenten voeren vermogenscontroles uit, ook in het buitenland. Met gemeenten, SVB en UWV is in 2011 geïnventariseerd welke bestandskoppelingen de handhaving verder kunnen verbeteren. Over de maatregelen op dit vlak heeft de staatssecretaris SZW op 13 maart de Tweede Kamer per brief geïnformeerd (17 050-416). In 2012 heeft dat ertoe geleid dat gemeenten gegevens krijgen over studiefinanciering en vaker gegevens van de Belastingdienst krijgen om te achterhalen of mensen elders inkomsten of vermogen hebben. Verder krijgen gemeenten betere signalen om fraude op te sporen van het Inlichtingenbureau. In het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» worden de boetes voor fraudeurs verhoogd. Bij fraude met uitkeringen moet de fraudeur het teveel ontvangen bedrag terugbetalen en krijgt de fraudeur in beginsel een boete die even hoog is als het bedrag waarvoor gefraudeerd is (benadelingsbedrag). De boete bij recidive kan worden geïncasseerd zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Dit kan in het algemeen voor een periode van vijf jaar, voor de WWB als vangnet geldt een termijn van drie maanden. Bij recidive legt het uitvoeringsorgaan naast de terugvordering een boete op van 150 procent van het benadelingsbedrag.

In 2011 werd in de sociale zekerheid ongeveer € 153 miljoen aan fraude opgespoord: € 64 miljoen door UWV, € 22 miljoen door de SVB en € 67 miljoen door gemeenten. Vervolgens leidt geconstateerde fraude tot terugvordering van het gefraudeerde bedrag. Er volgt ook een maatregel – bijvoorbeeld het verlagen of stoppen van de uitkering – of een boete. Het UWV heeft in 2011 voor circa € 5,8 miljoen aan boetes en maatregelen opgelegd, het SVB voor zo’n € 2 miljoen.

Inspectie SZW

Bij de Inspectie SZW staat de aanpak van misstanden op de arbeidsmarkt centraal. Om de beschikbare capaciteit beter in te kunnen zetten en om beschikbare kennis beter te kunnen toepassen is per 1 januari 2012 de Inspectie SZW van start gegaan, waarin de voormalige Arbeidsinspectie (AI), de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zijn samengevoegd. De Inspectie SZW verzorgt de inspecties in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet, de Wet Arbeid Vreemdelingen, de Wet Minimum Loon, en de strafrechtelijke opsporingsonderzoeken in het domein werk en inkomen. De Inspectie SZW heeft in samenwerking met diverse brancheorganisaties zelfinspectie-tools ontwikkeld, waardoor werkgevers als het ware door de ogen van de inspecteurs naar de arbeidsomstandigheden en de veiligheid in hun bedrijf kijken. Verder wordt gericht voorlichting gegeven in het kader van preventie van misstanden. Met SZW-brede risicoanalyses wordt opgetreden daar waar de risico’s op misstanden het grootst zijn en waar handhaving het meest effect heeft, zoals bij de sectorgerichte programmatische aanpak bij het project Aanpak Malafide Uitzendbureaus (AMU). Een vergelijkbaar project is het inspectieproject Onderhoudsstops, waarin het toezicht wordt gecombineerd op gezond, veilig en eerlijk werk; de naleving van veiligheidsvoorschriften in verband met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen; de naleving van arbeidsomstandighedenregels en van verplichtingen tot het betalen van het minimumloon; en het hebben van tewerkstellingsvergunningen. Door deze aanpak van misstanden en het risicogericht werken wordt gestuurd op een hoger percentage afpakken en boeteoplegging. In het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» gaan ook voor bedrijven de boetes voor niet-naleving omhoog. Voor bedrijven volgt bij de tweede en derde overtreding een verhoging van de boete (twee- respectievelijk drievoudig). Daarnaast kan de toezichthouder bedrijven na een tweede overtreding de waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding de werkzaamheden stilgelegd kunnen worden.

Binnen de Inspectie SZW werden over 2011 de volgende boetebedragen opgelegd: Arbeidsomstandighedenwet € 7,7 miljoen; Arbeidstijdenwet € 0,3 miljoen; Wet Arbeid Vreemdelingen € 24,1 miljoen; Wet Minimum Loon € 2,3 miljoen, tot een totaal van € 34,4 miljoen. Bij het bepalen van de hoogte van bestuurlijke boetes Wet Arbeid Vreemdelingen is het (potentiële) economische voordeel berekend. Binnen de strafrechtelijke onderzoeken van Inspectie SZW (62 in 2011) wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld, met in 2011 een gelegd waardebeslag van € 6,5 miljoen. Voor sommige strafrechtelijke onderzoeken is vanaf 2012 structurele ontneming voorzien, zoals arbeidsuitbuiting (mensenhandel). Tenslotte wordt voor sommige strafrechtelijke onderzoeken «bijvangst» gegenereerd (voor ZBO’s en/of gemeentes), die in 2011 leidden tot bestuurlijke opbrengsten ter waarde van € 6,2 miljoen.

Handhaving bij subsidies, ondermeer door Agentschap SZW

Het ministerie van SZW spant zich verder in om misbruik van subsidies te voorkomen en fraude met subsidies aan te pakken. Veel subsidie binnen het ministerie wordt verstrekt door het Agentschap SZW. Bij subsidies bestaat de preventieve aanpak uit (1) toetsing van mogelijke risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) per subsidieregeling en (2) beheers- en controlemaatregelen, afhankelijk van het subsidiebedrag en de complexiteit van de subsidieregeling.

Bij vermoeden van misbruik of oneigenlijk gebruik van nationale subsidies bestaat binnen het ministerie de plicht dit te melden bij het meldpunt binnen het ministerie van SZW. Het meldpunt heeft een centraal register aangelegd, dat bij subsidietoekenningen moet worden geraadpleegd. Indien een vermoeden van fraude wordt geconstateerd, wordt dit gemeld bij de Inspectie SZW, wat kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Dit geldt voor zowel nationale als Europese subsidies. Daarnaast heeft SZW bestuursrechtelijk de mogelijkheid een eventueel uitbetaald subsidiebedrag inclusief wettelijke rente terug te vorderen. Bij vermoeden van misbruik en fraude in het geval van Europese subsidies wordt hiervan tevens melding gedaan bij het Europees Bureau voor Fraudebestrijding van de Europese Commissie (OLAF). OLAF ziet er op toe dat lidstaten voldoende maatregelen nemen ter voorkoming van fraude, en zorgen voor een correcte aanpak (bij vermoeden) van fraude.

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) zet op verschillende beleidsterreinen acties in ter preventie en opsporing van misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude met gemeenschapsgeld. Als voorbeelden worden genoemd: financiële regelingen, de samenwerking met OLAF, en de rol van toezichthoudende organisaties. Voor alle ontwerp-regelgeving vindt de toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid plaats.

Financiële regelingen

EL&I behaalt haar doelstellingen voor een groot deel door haar beleid invulling te geven via financiële regelingen. Ter voorkoming van misbruik van deze regelingen heeft EL&I beleid geformuleerd, dat gebaseerd is op de rijksbrede Leidraad voor het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) bij subsidies van het ministerie van Financiën. Dit beleid uit zich in het inzichtelijk maken van risico’s op misbruik (en oneigenlijk gebruik) in het ontwerp van financiële regelingen. Ontwerpregelingen worden pas definitief gemaakt als de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik door de genomen beheersmaatregelen als laag of aanvaardbaar zijn gekwalificeerd. Bij de inrichting van de processen wordt rekening gehouden met de high trust benadering. Dit betekent ondermeer adequate controle tijdens de looptijd van het project en het treffen van maatregelen wanneer zich signalen voordoen die wijzen op mogelijk onregelmatigheden. Meldingen van misbruik worden intern of door tussenkomst van het Openbaar Ministerie afgehandeld waarbij verstrekte gelden worden teruggevorderd.

OLAF

Voor financiële regelingen met Europese (co)financiering is de interne beheersstructuur EU-conform ingericht. Geconstateerde onregelmatigheden van meer dan € 10 000 meldt EL&I aan het Europees Bureau voor Fraudebestrijding van de Europese Commissie (OLAF). OLAF is in 2011 geïnformeerd over alle geconstateerde onregelmatigheden en de afwikkeling daarvan. De resultaten per lidstaat zijn opgenomen in de jaarrapportage OLAF 2011.

Toezichthoudende organisaties

Het beleid van EL&I wordt ondersteund door de inzet van organisaties die – soms met gebruikmaking van opsporingsbevoegdheden – toezien op de naleving van EL&I wet- en regelgeving, zoals de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa; mededinging en energie), de Consumentenautoriteit (consumentenrechten), de Onafhankelijke Post en Telecom Autoriteit (OPTA; telecommunicatie) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (voedsel en waren). De resultaten van het handhavingsbeleid van deze organisaties blijken uit hun jaarverslagen. De NMa legde in 2011 bijvoorbeeld € 50 miljoen aan boetes op, incasseerde € 45 miljoen aan boetes en eind 2011 stond een bedrag van ruim € 200 miljoen aan vorderingen open wegens opgelegde boetes. De door de NMa in het kader van de mededinging opgelegde boetes zijn gerelateerd aan de bij de overtreding betrokken omzet van de onderneming. De OPTA, NMa en Consumentenautoriteit worden samengevoegd tot de nieuwe toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM), om effectiviteit op het toezicht te vergroten en beter gebruik te kunnen maken van de beschikbare kennis en kunde op het gebied van markttoezicht. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2013.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Integrale aanpak fraude in de zorg

Om misbruik van en fraude met zorggeld te voorkomen, heeft het ministerie van VWS het initiatief genomen met de bij preventie, detectie en repressie betrokken partijen een «regiegroep verbetering zorgfraudebestrijding» te vormen. Deze regiegroep boekt goede vooruitgang als het erom gaat de onderlinge samenwerking te verbeteren, risico’s te benoemen en maatregelen voor te stellen ter vermindering van zorgfraude. Er is ook een bestuurlijk overleg gevormd naast dit operationele overleg. Deelnemende partijen zijn Zorgverzekeraars Nederland, het Verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Nederlandsche Bank, de Inspectie SZW, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD), het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Onder leiding van de regiegroep is onder andere een plan van aanpak Persoonsgebonden Budget Fraaude (PGB-fraude) opgesteld met maatregelen die nu versneld worden ingevoerd als gevolg van het recent gesloten begrotingsakkoord. De PGB-regeling 2013 en de komende PGB-wetgeving worden getoetst op soliditeit en handhaafbaarheid. Ook in andere vormen van zorg die als risicovol worden aangemerkt, vinden risicoanalyses plaats en worden maatregelen voorbereid.

Medio 2011 is het Project Intensivering Controle en Toezicht (PInCeT) gestart. Centrale vraag bij dit project is of de door de zorgverzekeraars ten behoeve van de vaststelling van de risicovereveningbijdrage bij het CVZ ingediende declaraties juist en volledig zijn gelet op het collectief verzekerde pakket.

Controle en toezicht in de zorg

Zorgverzekeraars hebben de taak fraude en misbruik van zorggeld op te sporen en fout gebruikt zorggeld terug te vorderen. Zij voeren daartoe formele en materiële controles uit en doen fraudeonderzoeken. Formele controles betreffen controles op code, bedrag en recht op vergoedingen en kunnen leiden tot het niet betalen van de declaratie. Materiële controles dienen om te controleren of de zorg daadwerkelijk is geleverd en of de geleverde zorg ook doelmatig is in de zin dat die passend is bij de zorgvraag.

Elk jaar levert Zorgverzekeraars Nederland een overzicht aan van de opgespoorde fraude, in 2011 is dit € 7,7 miljoen. Via de materiële controles is er € 167 miljoen teruggevorderd en via de formele controles hebben de zorgverzekeraars ongeveer € 800 miljoen bespaard. Deze laatste besparing van € 800 miljoen is, net al in eerdere jaren, een inschatting die bovendien slechts is gebaseerd op cijfers van een deel van de markt. Niet alle zorgverzekeraars leveren deze cijfers nog aan. De opgespoorde fraude is uitgesplitst over Zorgverzekeringswet (65%), AWBZ (30%) en aanvullende verzekeringen (5%). De opgespoorde fraude is als volgt verdeeld over de verschillende plegers: zorgaanbieders 77%; (aspirant)verzekerden 13 %; derden, bijvoorbeeld bemiddelingsbureaus, 7 %; en intern (eigen medewerkers) 3 %.

De NZa houdt er toezicht op of de verzekeraars hun taken naar behoren uitvoeren. De NZa houdt ook toezicht op de zorgaanbieders. De NZa gaat vanaf 2013 cijfermatige informatie verstrekken over hun bestuursrechtelijke handhaving. In 2011 heeft de NZa in totaal drie boetebesluiten opgelegd. Het totaal aantal boetes beliep daarmee € 504 100. Bij het boetebeleid van de NZa (Beleidsregel bestuurlijke boete Wet marktordening gezondheidszorg AL/BR-0008) is ontneming van genoten voordeel een belangrijke factor bij de bepaling van de hoogte van de boete.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Integraal handhavingsbeleid

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) maakt de laatste jaren meer werk van handhaving van wet- en regelgeving. In de beleidsnota «Toezicht in vertrouwen, vertrouwen in toezicht», (Kamerstukken II 2005/06, 30 183, nr. 11), zijn de uitgangspunten van de Minister van OCW voor handhaving vastgelegd. Die nota heeft de zes principes van goed toezicht (selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel) die rijksbreed gelden, voor OCW geoperationaliseerd. De nota bevat ook een interventiepiramide, met een toelichting op de toepassing van bekostigingssancties al naar gelang de aard van de nalevingstekorten. Het primaire doel van het handhavingsbeleid is om een gedragsverandering bij het instellingsbestuur dat één of meer wettelijke voorschriften heeft overtreden, te bewerkstelligen. In de onderwijswetten zijn diverse wettelijke bevoegdheden opgenomen tot het opleggen van financiële sancties of financiële correcties in geval van niet-naleving van wettelijke voorschriften of subsidieverplichtingen door de bekostigde scholen en instellingen.

Inspectie in het onderwijs

De Inspectie van het onderwijs steunt bij haar financiële toezicht op de rechtmatigheid van de verkrijging en besteding van de rijksbijdragen op de werkzaamheden van de accountants van de besturen. De accountants geven controleverklaringen af bij de jaarrekeningen, over de getrouwheid van de verantwoording én over de rechtmatigheid van de besteding van de rijksbijdrage. Daarnaast geven zij in assurancerapporten een oordeel over de betrouwbaarheid van de bekostigingsgegevens. Het ministerie geeft in het jaarlijkse onderwijscontroleprotocol aanwijzingen voor de accountantscontroles. Bij onrechtmatige verkrijging of besteding van de bekostiging/rijksbijdrage gaat de Dienst Uitvoering Onderwijs over tot terugvordering, in opdracht van de Inspectie. Jaarlijks vordert OCW ongeveer € 10 miljoen terug vanwege misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden door besturen van scholen en onderwijsinstellingen. Dit speelt zich vooral af ten aanzien van leerlinggewichtenregelingen, dubbele bekostiging van scholen en te weinig gerealiseerde onderwijstijd.

Handhavingsinstrumenten: terugvorderen, opleggen boetes

Op OCW-terrein is in enkele situaties een bestuurlijke boete mogelijk. Zo kent de Leerplichtwet sinds 1 januari 2012 een boete door de inspectie aan de school die verzuim niet (of niet tijdig) meldt. Sinds kort wordt misbruik met de uitwonendenbeurs harder aangepakt en is een bestuurlijke boete mogelijk bij misbruik van de uitwonendenbeurs (onjuiste informatie over inschrijving in het GBA). Er wordt meer gecontroleerd op fysieke aanwezigheid op het opgegeven woonadres. Studenten die een uitwonendenbeurs krijgen terwijl ze toch nog bij hun ouders wonen, moeten de onterecht ontvangen studiefinanciering terugbetalen en krijgen een boete van 50 procent opgelegd. Ook de Mediawet kent een boete door het Commissariaat voor de Media bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Ook in de toekomst zal de minister optreden tegen scholen en besturen die wettelijke voorschriften overtreden. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht (Stb. 2012, 118) bevat de grondslag voor een mandaat aan de Inspectie van het onderwijs om bestuurlijke sancties op te leggen. Het gaat daarbij om bestaande handhavende bevoegdheden die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van de onderwijswetten en de Algemene wet bestuursrecht heeft. Met deze nieuwe handhavende bevoegdheden voor de inspectie wordt tegemoet gekomen aan de wens van de Tweede Kamer om de inspectie meer «tanden» te geven. Ook treedt op 1 juli 2012 de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijs-instellingen in werking (Stcrt. 2012, 12103).

Uit het Onderwijsverslag 2010–2011 blijkt dat het aantal besturen dat de wet- en regelgeving niet naleeft, in 2010–2011 is afgenomen. De meeste besturen beheren de financiën goed en handelen in lijn met de wet- en regelgeving. Waar de regels niet worden nageleefd, komt dit soms doordat ze complex en omvangrijk zijn. Het rechtmatig verkrijgen van bekostiging is dan niet eenvoudig. Dit komt bijvoorbeeld voor bij de inschrijvingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Op alle hierboven beschreven domeinen kan het misbruik van zodanige ernst of omvang zijn dat inzet van het strafrecht gewenst is. Het opsporen van het financieel voordeel gebeurt dan ook ten behoeve van bestuursrechtelijke terugvordering of de compensatie van benadeelde slachtoffers. Ook bij de aanpak van crimineel geld in relatie tot commune en georganiseerde criminaliteit wordt een geïntegreerde aanpak ingezet om het optimale effect te behalen.

2.2 Strafrechtelijke en geïntegreerde aanpak van crimineel geld

Uitgangspunt van het strafrechtelijk beleid is dat in beginsel bij elk opsporingsonderzoek naar misdrijven met financieel gewin onderzoek wordt verricht naar de geldstromen die gepaard gaan met deze misdrijven en dat het crimineel geld (en vermogen) wordt afgepakt. Daarbij staan verschillende instrumenten ten dienste, waaronder de ontnemingsmaatregel, verbeurdverklaring, ontnemingsschikking, ontnemingscomponent in een transactie en de afroomboete. Schadevergoeding aan het slachtoffer staat daarbij steeds voorop.

In 2011 is door het Openbaar Ministerie samen met de politie en de bijzondere opsporingsdiensten conform de doelstelling voor 2011, ruim € 44 miljoen aan crimineel geld middels ontneming en verbeurdverklaring geïncasseerd. Er is voor ruim € 200 miljoen aan conservatoir beslag gelegd ter zekerheidstelling van de incasso van ontnemingmaatregelen na onherroepelijkheid van de veroordeling. Door de vier bijzondere opsporingsdiensten, zijnde de FIOD, de inspectie SZW, de diensten opsporing van de Inspectie Leefomgeving en Transport en van de Voedsel- en Warenautoriteit, is onder het gezag van het Openbaar Ministerie, het afgelopen jaar ruim € 150 miljoen aan crimineel geld opgespoord. Deze opsporingsresultaten zijn overgedragen aan bestuurlijke handhavers voor terugvorderingsdoeleinden. Daarnaast zijn dankzij de inzet van het strafrecht opbrengsten gerealiseerd ten behoeve van slachtoffers.

Programma Afpakken en aanpak B5

Naast de structurele investering in het ketenprogramma afpakken is er € 2 miljoen geïnvesteerd in het afpakken van crimineel geld door de ingestelde TaskForce B5 in Brabant. Deze investering is onderdeel van de geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit Brabant. Eerder berichtte ik uw Kamer over de voortgang die de TaskForce B5 met deze aanpak boekt4.

Een onderdeel van het programma Afpakken is de versterking van het afpakken door de bijzondere opsporingsdiensten in samenwerking met de bestuurlijke handhavers. De investering in de bijzondere opsporingsdiensten moet vanaf 2016 leiden tot een incassoresultaat aan wederrechtelijk verkregen voordeel van € 24 miljoen en een bestuurlijk resultaat van ruim € 11 miljoen.

iCOV: Informatiebox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen

Een vervolg op de versterking van het strafrechtelijk ontnemen is de ontwikkeling van een infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV). Dit samenwerkingsverband van Belastingdienst, FIOD, OM, politie en FIU bouwt voort op het bestaande Vastgoed Intelligence Center en heeft tot doel door informatiedeling (onverklaarbare) vermogensbestanddelen in kaart te brengen en witwas- en fraudeconstructies bloot te leggen zodat crimineel of onverklaarbaar vermogen wordt getraceerd en afgenomen, belastingontduiking wordt tegengegaan, bepaalde overheidsvorderingen alsnog worden geïnd (incassobox functie) dan wel om de deelnemende partijen in staat te stellen op andere wijze betekenisvol te interveniëren en gedrag te beïnvloeden. De planning is dat de iCOV per 1 januari 2013 operationeel is. In een volgende fase kunnen andere overheidspartijen aansluiten. Voor een later moment wordt ook gedacht aan het betrekken van semi-publieke en private partijen.

In het ketenprogramma afpakken zullen resultaten van de geïntegreerde aanpak worden gemonitord en zal ook worden bijgehouden in welke mate de inzet van het afpakinstrumentarium een bijdrage levert aan het compenseren van benadeelde slachtoffers. Eind van dit jaar zullen de eerste resultaten van het ketenprogramma afpakken beschikbaar zijn.

Compensatie slachtoffers

Wat betreft de compensatie van slachtoffers doet het Openbaar Ministerie er in een strafzaak alles aan om de dader te bewegen schade aan het slachtoffer te vergoeden. Het Openbaar Ministerie heeft daartoe verschillende mogelijkheden. Schadevergoeding kan als voorwaarde worden gesteld bij voorwaardelijk sepot of transactie. In het kader van een strafbeschikking kan een schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. En in het geval van een dagvaarding kan de benadeelde partij zich in de strafzaak voegen met een civiele vordering waarop de officier van justitie in beginsel altijd vordert tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.

De ontnemingswetgeving kan alleen worden ingezet als een verdachte door het plegen van een strafbaar feit wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. Als zowel een ontnemingmaatregel als een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, zullen de opbrengsten allereerst ten goede komen aan het slachtoffer. En als conservatoir beslag gelegd ten behoeve van een ontnemingsmaatregel wordt opgeheven, vindt doorgaans vooraf overleg plaats met het slachtoffer om deze in de gelegenheid te stellen hierop beslag te leggen alvorens het aan betrokkene wordt teruggegeven. Ook op dit vlak zijn de mogelijkheden tot versterking van de positie van het slachtoffer verkend. Op dit moment ontbreekt de wettelijke mogelijkheid om beslag te leggen ten behoeve van de schadevergoedingsmaatregel. Om die reden is op 7 juni jl. een wetsvoorstel5 aan uw Kamer aangeboden in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer.

3. Wetsvoorstel financieel-economische criminaliteit

In het kader van de versterking van de aanpak van financieel-economische criminaliteit wordt ook naar de verruiming van bevoegdheden en sancties gekeken. In verband daarmee heb ik recentelijk een wetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit voor advies naar onder andere het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak verzonden. Ik heb de wensen van de Kamer zoals besproken tijdens het algemeen overleg 15 december vorig jaar in dit wetsvoorstel meegenomen. Met dit voorstel beoog ik de mogelijkheden om financieel-economische criminaliteit aan te pakken aanzienlijk te verruimen. Op basis van dit wetsvoorstel kunnen bedrijven die de fout in gaan straks een geldboete krijgen van ten hoogste tien procent van hun jaaromzet. Het wetsvoorstel bevat ook hogere straffen voor witwassen en corruptie, en wordt misbruik van gemeenschapsgeld strafbaar gesteld. Verder beoogt dit voorstel dat daders van economische delicten die bij herhaling de wet overtreden een zwaardere straf tegemoet kunnen zien.

Het wetsvoorstel beoogt de strafmaat voor witwassen te verhogen van 4 naar 6 jaar gevangenisstraf en voor gewoontewitwassen van 6 naar 8 jaar gevangenisstraf. Daarnaast bevat het voorstel een nieuwe gekwalificeerde vorm van witwassen. Dit betreft de gevallen waarbij personen hun beroep misbruiken om witwashandelingen te verrichten (zoals belastingadviseurs, advocaten en bankiers). Ik stel daarbij als strafmaat voor 8 jaar gevangenisstraf.

Wat betreft de mogelijkheid tot aftrek van kosten bij de ontnemingsmaatregel stel ik voor deze mogelijkheid wettelijk te normeren en de nadruk te leggen op het uitzonderlijke karakter van de kostenaftrek. Kosten die het crimineel handelen zelf betreffen zullen niet langer aftrekbaar zijn, zoals lampen van een hennepkwekerij.

4. Herziening Toezicht Rechtspersonen

In de verzamelbrief financieel-economische criminaliteit van 14 december 2011 aan uw Kamer6 heb ik de Kamer geïnformeerd over het herziene toezicht op rechtspersonen. In het algemeen overleg over financieel-economische criminaliteit op 27 oktober 2011 heeft uw Kamer gevraagd wat er is gedaan met het rapport en de aanbevelingen van prof. dr. ir. T. De Vries in het kader van het herziene toezicht op rechtspersonen.

In 2005 is binnen mijn ministerie het project Herziening Toezicht Rechtspersonen (hierna HTR) gestart met als doel het ontwikkelen van een nieuwe wijze van toezicht op rechtspersonen, die inmiddels in de plaats gekomen is van de verklaring van geen bezwaar.

In het kader van de eerste fase van het project (haalbaarheid HTR) is de universiteit Twente in 2007 opdracht gegeven de statistische analyses te verrichten ten behoeve van het ontwikkelen van een toetsingssystematiek op basis van risicoprofielen (bijv. criminele en financiële antecedenten van bestuurders van rechtspersonen). Het onderzoek is uitgevoerd door dr. ir. B.P. Veldkamp en prof. dr. ir. T. De Vries.

De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport «Ontwikkeling risicodetectie model ten behoeve van het project HTR, Fase 1» (Veldkamp & de Vries, 10 mei 2007). De conclusie was dat het ontwikkelen van een toetsingsmodel bruikbare gegevens voor een nieuw toezichtsysteem kan opleveren. In het vervolgrapport van de Universiteit Twente «Ontwikkeling risicodetectie model ten behoeve van het project HTR; Fase 2» (Veldkamp & de Vries 16 juli 2007) is verslag gedaan van de toepasbaarheid van verschillende methodes voor de automatische detectie van faillissementsfraude.

De rapporten en de aanbevelingen vormden, naast andere resultaten van onderzoek en bevindingen opgedaan in de eerste fase, de basis voor de tweede fase van het project (implementatie HTR). In deze fase is de programmatuur ontwikkeld van het toezichtsysteem waarin de bedoelde risicoprofielen worden gebruikt. Vervolgens is het aanschaffen c.q. laten bouwen van programmatuur Europees aanbesteed. Inmiddels heeft dit geleid tot inwerkingtreding van HTR dat op dit moment gefaseerd verder wordt uitgerold.

5. Concluderend

Bij het afpakken van illegaal geld hanteert het kabinet een integrale aanpak. In die aanpak ligt het zwaartepunt op het Afpakken van illegaal geld en het Afsluiten van mogelijkheden om regels te kunnen overtreden (Afpakken en Afsluiten).

Op verzoek van uw Kamer is in deze brief voor het eerst beschreven wat de inspanningen zijn die er rijksbreed worden geleverd om illegaal geld terug te dringen en het vertrouwen in een betrouwbaar economisch stelsel te bestendigen.

Illegaal geld kan op vele manieren worden verkregen. De aanpak van de overheid kan daarom alleen effectief zijn als er op alle fronten wordt gestreden. Sinds de brief van 23 juni 2011 over het Afnemen van crimineel vermogen heeft dit kabinet over de volle breedte maatregelen in gang gezet.

Het ministerie van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid zet stevig in op de bestrijding van fraude met uitkeringen, arbeidsmarktfraude en slechte arbeidsomstandigheden, met ondermeer het Handhavingsprogramma 2011–2014. Voor de aanpak met persoonsgebonden budgetten in de zorg is een plan van aanpak PGB-fraude overeengekomen met alle betrokken organisaties.

Het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen heeft de mogelijkheid geïntroduceerd om bestuurlijke boetes te kunnen opleggen in geval van verzuim, of van misbruik uitwonendenbeurs. De toezichthouders OPTA, NMA en Consumentenautoriteit worden samengevoegd tot één Autoriteit Consument & Markt (ACM), om effectiviteit op het toezicht te vergroten en beter gebruik te kunnen maken van de beschikbare kennis en kunde op het gebied van markttoezicht. Ten aanzien van de strafrechtelijke aanpak van crimineel geld is het ketenprogramma Afpakken van start gegaan en is aanpassing van de wetgeving op het gebied van financieel-economische criminaliteit in consultatie gebracht.

De komende periode wordt de rijksbrede aanpak van illegaal geld verder versterkt, onder andere door het versterken van informatie-uitwisseling, het vergroten van de pakkans (Handhavingsplan SZW, aanpak PGB-fraude), uitvoering van het ketenprograma Afpakken en versterking van het wettelijk instrumentarium voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit. Langs deze lijnen zal de aanpak van illegaal geld met kracht worden voortgezet.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 911, nr. 51.

X Noot
2

EK, vergaderjaar 2011–2012, nr. 32 676, A.

X Noot
3

Bijlage bij de brief aan de Kamer van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met documentnr. 2011D50561.

X Noot
4

TK, vergaderjaar 2010–2011, nr. 29 911, nr. 49.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 295, nr. 1.

X Noot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 57.

Naar boven