29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2017

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg Criminaliteitsbestrijding d.d. 2 februari informeer ik u hierbij over het afpakfonds en het idee van het Openbaar Ministerie tot het oprichten van een fonds drugsdumping en/of productie van (synthetische) drugs. Daarnaast informeer ik u hierbij over de informatiedeling van de politie met gemeenten inzake de aanpak van misstanden op recreatieparken.

Afpakfonds

Misdaad mag niet lonen. Ik onderschrijf deze opvatting en mijn ministerie investeert daarom ook steeds meer in het afpakken van crimineel vermogen. Zo is er vorig jaar nog een bedrag oplopend tot € 20 mln. geïnvesteerd in de FIOD en het OM en € 3 mln. structureel in de aanpak van ondermijning in Zuid Nederland en Rotterdam. Daarbovenop is uw Kamer per brief van 17 november 20161 geïnformeerd dat de Minister van Financiën en ik welwillend staan tegenover het idee dat je in het afpakken van crimineel vermogen kunt investeren tegen de achtergrond van de daaruit te verwachten opbrengsten. Een afpakfonds – waarin afgepakt crimineel geld wordt gestort ten behoeve van het versterken van de aanpak – past echter niet binnen de bestaande begrotingsregels van dit kabinet, waarin een strikte scheiding van inkomsten en uitgaven wordt gehanteerd. Binnen de begrotingsafspraken is het wel mogelijk om investeringen te doen op basis van daaruit te verwachten meeropbrengsten, middels een sluitende businesscase. Voor het opstellen van een dergelijke businesscase integraal afpakken hebben de Minister van Financiën en mijn ambtsvoorganger daarom vorig jaar een werkgroep ingesteld, bestaande uit leden van het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Financiën. Aanleiding daarvoor was een in opdracht van de Regioburgemeesters verricht onderzoek van AEF, waarin werd geconcludeerd dat een investering van € 50 mln. om het afpakken te versterken, zichzelf zou terugverdienen.

De werkgroep heeft geconcludeerd dat er onvoldoende harde en betrouwbare gegevens gegenereerd konden worden door de betrokken diensten om op basis daarvan een sluitende businesscase op te stellen. De weinige data die wel beschikbaar zijn, nopen zelfs tot enige voorzichtigheid bij de raming van een mogelijke positieve return on investment van het integraal afpakken. Zo zijn er bijvoorbeeld geen gegevens bekend over de kosten en zijn de resultaten van het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland vele malen minder dan de investeringen.

De werkgroep heeft een aantal aanbevelingen gedaan ten behoeve van de registratie en werkwijzen bij het integraal afpakken. Zoals ik uw Kamer in de brief van 17 november 2016 heb gemeld worden deze aanbevelingen overgenomen. Eén van de vervolgacties is dat samen met het Ministerie van Financiën een nader onderzoek (door het WODC) uitgevoerd zal worden naar het verbeteren van de registratie van kosten, (financiële en maatschappelijke) baten en werkwijzen van het integraal afpakken. Dit onderzoek wordt op dit moment opgestart en kan hopelijk een basis bieden om op termijn wel een sluitende businesscase op te stellen.

Voorts heeft het Openbaar Ministerie in de AD van 27 januari jl. het idee geopperd om veroordeelden wegens drugsdumping en/of productie van (synthetische) drugs te verplichten om een storting te doen in een fonds om het opruimen van de schade door drugsdumpingen te financieren. Dat zou de vorm kunnen krijgen van het opnemen van een bijzondere voorwaarde bij de veroordeling, waarvoor artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid biedt. Hierbij wordt door het OM een vergelijking gemaakt met het schadefonds geweldsmisdrijven en het schadefonds opgericht naar aanleiding van Project X in Haren. De gedachte is om bij het afpakken van crimineel vermogen niet alleen te bezien welke verdiensten het crimineel delict heeft opgeleverd, maar tevens welke schade is aangericht en welke kosten zijn gemaakt om de schade te herstellen. Ten aanzien van (synthetische) drugsmisdrijven zou dit, zo geeft het OM aan, kunnen resulteren in een eis tot een betaling aan een op te richten schadefonds drugsmisdrijven. Gedupeerden die bijvoorbeeld geconfronteerd worden met drugsafval en dit niet direct kunnen verhalen op de dader, zouden hier aanspraak op kunnen maken. Het OM beziet momenteel de juridische mogelijkheden een dergelijk fonds op te richten. Hierbij dienen tevens de begrotingsregels en de conclusies van de hierboven genoemde werkgroep in acht genomen te worden. Een definitief besluit ten aanzien van de oprichting van een schadefonds drugsmisdrijven zal genomen worden zodra de juridische en financiële mogelijkheden in kaart zijn gebracht. Ik zal hierover in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie en u hierover informeren.

Ten aanzien van schade door dumpingen van drugsafval wil ik u attenderen op het fonds ter cofinanciering van opruimkosten van drugsafval en de uitwerking hiervan in het convenant tussen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincies, dat is opgesteld na een gewijzigd amendement van de leden Cegerek en Remco Dijkstra in 2014 (Kamerstuk 34 000 XII, nr. 49). Met dit fonds worden de opruimkosten van drugsafval deels gefinancierd met het doel om gedupeerde grondeigenaren en gemeenten te helpen met het opruimen van gedumpt drugsafval.

Aanpak misstanden op recreatieparken

Naar aanleiding van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) over de facilitering van mobiele bendes2 vroeg het lid Van Toorenburg (CDA) in het AO van vorige week om een betere samenwerking van de politie met gemeenten wanneer er op recreatieparken sprake is van grote misstanden.

Voorop staat dat de aanpak van criminaliteit op recreatieparken een lokale verantwoordelijkheid is. De lokale driehoek overlegt over de aanpak van de problematiek op de parken en maakt daarbij ook, met in achtneming van de bestaande privacywetgeving en procedures, afspraken over informatiedeling. Het is van belang dat deze informatiedeling leidt tot een gedegen afweging bij alle betrokkenen over de mogelijke interventies. Voor zover de betrokken partners samenwerken binnen het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC), geldt voor informatiedeling het RIEC-convenant. In dit convenant zijn duidelijke afspraken gemaakt over wat er wel en niet in voorgaande gevallen gedeeld kan worden. Ik zal het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) vragen om het onderwerp informatiedeling bij de aanpak van criminaliteit op recreatieparken te bespreken met de RIEC’s met het doel de samenwerking tussen politie en gemeenten, die beiden aan tafel zitten, te verbeteren.

Het WODC heeft een kwalitatieve studie gedaan aan de hand van vijftien strafrechtelijke onderzoeken naar voornoemd fenomeen. De onderzoekers constateren dat er in een aantal van de onderzochte gevallen geen informatiedeling heeft plaatsgevonden tussen politie en gemeenten. Het WODC geeft als reden dat parkeigenaren door politie en justitie niet worden gezien als verdachten maar eerder als partners om mee samen te werken. De politie mag alleen politiegegevens aan derden verstrekken als daar een grondslag voor is en de verstrekking noodzakelijk is voor het doel waarvoor de gegevens verstrekt worden. Bovendien geeft het onderzoek geen inzicht in de vraag of het verstrekken van gegevens door politie aan gemeenten in voorkomende gevallen nodig was.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 134.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 137.

Naar boven