29 879
Wijziging van de Wet Geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 25 januari 2005

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. Het verslag volgt de opbouw van de memorie van toelichting en behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Inhoud

1. Algemeen

2. Decentralisatie en aanpassing van de hogere waardeprocedure

3. Afstemming met stad-en-milieubenadering

4. De sanering

5. Het breed invoeren van de Europees geharmoniseerde dosismaat

6. Veranderingen op of aan de weg

7. Andere algemene voorstellen

8. Andere voorstellen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

9. Artikelgewijze toelichting

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat gericht is een eerste stap te zetten op weg naar modernisering van het instrumentarium voor het geluidbeleid. Het wetsvoorstel laat zien dat het in het algemeen goed mogelijk is om een goede bescherming van het milieu en de bescherming van burgers tegen negatieve milieueffecten te combineren met voorstellen tot vereenvoudiging van wet- en regelgeving, decentralisatie en maatwerkoplossingen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dan ook de hoofdlijnen van het wetsvoorstel en de doelstellingen die dit wetsvoorstel beoogt te realiseren. Wel hebben deze leden vragen op diverse onderdelen van het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de wet geluidhinder als eerste fase van de modernisering instrumentarium geluidbeleid. Onduidelijk is nog wat de volgende fases inhouden. Kan de regering hier nader op ingaan? Deze leden zijn in principe voorstander van een vernieuwing van het geluidbeleid en van de decentralisatie van besluitvorming, omdat huidig instrumentarium op sommige plekken voor onnodige problemen zorgt. Het doel van de wet geluidhinder, bescherming van de mensen tegen geluidhinder, moet echter voorop blijven staan. Tevens zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat de sanering van bestaande geluidsknelpunten sneller ter hand moet worden genomen. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet geluidshinder. Deze leden onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel wat betreft het decentraliseren van bevoegdheden. Alvorens te komen tot de bepaling van een standpunt zouden deze leden graag een reactie horen op enkele vragen en opmerkingen aangaande het onderliggende wijzigingsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet geluidshinder. Wat geluidsoverlast betreft behoort Nederland tot de top vier in Europa. Ruim 40% van de Nederlandse bevolking heeft last van geluidshinder en jaarlijks sterven er 150 Nederlanders aan geluidsgerelateerde ziekten. Het liefst zouden de leden van SP-fractie zien dat het aantal 30 kilometer zones in de bebouwde kom wordt uitgebreid. Deze leden betreuren het, dat het beleid rondom geluidshinder wordt versoepeld.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van Het wetsvoorstel. Zij onderschrijven grotendeels de doelstellingen van dit wetsvoorstel. Echter, bij de stap die middels dit wetsvoorstel wordt gezet richting verdere decentralisatie hebben de leden wel enkele zorgen.

2. Decentralisatie en aanpassing van de hogere waardeprocedure

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de hoofdkeuze in het wetsvoorstel om de bevoegdheid tot het nemen van het hogere waardebesluit te leggen bij het college van burgemeester en wethouders. Met de regering zijn deze leden van oordeel dat bij voorkeur op lokaal niveau de integrale afweging van belangen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening moet plaats vinden. Bovendien biedt deze keuze een uitstekende mogelijkheid tot het stroomlijnen van procedures.

Dat neemt niet weg, dat samenwerking tussen gemeenten en tussen gemeenten en provincie nodig is en nodig blijft. Ondanks bezwaren van de Raad van State geeft de regering aan na ampele overweging de bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde, die voortvloeien uit activiteiten met gemeentegrensoverschrijdende effecten, niet bij gedeputeerde staten te willen leggen, maar vast te willen houden aan de keuze voor burgemeester en wethouders. Als één van de argumenten voert de regering aan dat de categorie gevallen waar het om gaat naar verwachting relatief beperkt is. Kan dit, zo mogelijk kwantitatief, worden onderbouwd? Is overwogen om de mogelijkheid die in artikel 163 lid 3 is opgenomen ten aanzien van industrieterreinen, ook voor deze categorie van gevallen in de wet op te nemen? De leden van de CDA-fractie kunnen zich voorstellen dat gemeenten vrijwillig besluiten in dergelijke gevallen de bevoegdheid tot het nemen van een hogere waardebesluit toe te kennen aan gedeputeerde staten.

Wegens het lokale karakter van geluidshinder in combinatie met de importantie van het «achtergrondlawaai», achten de leden van de PvdA-fractie decentralisatie beter dan landelijk geldende normen. Zij hebben echter een aantal vraagtekens. De leden zijn voorstander van een absolute bovengrens, zoals deze verwoord is in de motie Schoenmakers cs (26 057, nr. 3). Gemeenten kunnen in sommige gevallen gemotiveerd afwijken van de hoogst toelaatbare norm, maar deze afwijking zou nooit boven een, generiek vast te stellen, bovengrens uit mogen komen. Kan de regering aangeven waar in het voorliggende wetsvoorstel de eis uit de motie, deze maximale bovengrens, is gewaarborgd?

In de wet is opgenomen dat een gemeente zo mogelijk de geluidsnorm kan verhogen. Echter in sommige gevallen zou verlaging van de norm ook op zijn plaats zijn, zoals bijvoorbeeld in natuurgebieden of stiltegebieden. Kunt u aangeven hoe dergelijke stiltegebieden binnen het wetsvoorstel passen?

Daarnaast delen de leden van de PvdA-fractie de zorgen van de Raad van State bij gebieden die grensoverschrijdend zijn. De Raad van State signaleert een potentiële bron van conflicten tussen gemeenten indien geluidseffecten in één gemeente zich uitstrekken op het terrein van een andere gemeente. De leden van de VVD-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de regering deze problematiek onderkent, maar toch besluit hier niets aan te doen.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat er gebeurt wanneer twee gemeenten onverhoopt toch in conflict geraken, en welke mogelijkheden er in de wet opgenomen zijn om een dergelijk conflict te beslechten? Is er bijvoorbeeld een beroepsmogelijkheid in de wet opgenomen waarbij de ene gemeente beroep kan aantekenen tegen de andere gemeente, mocht deze situatie zich voordoen? Welke rol is er precies weggelegd voor gedeputeerde staten en de rijksoverheid in deze kwestie? Deze leden maken zich zorgen om de bestuurlijke integriteit in dezen. Er bestaan immers veel gemeentelijke bedrijven, inrichtingen, die geluidshinder veroorzaken. Wanneer de gemeente vervolgens zelf de geluidsnorm kan verhogen ontstaat er belangenverstrengeling. Kan de regering ingaan op dit probleem? Kan de regering nadere toelichting geven waarom de verplichting om bij algemene maatregel van bestuur categorieën van gevallen aan te wijzen, nu geschrapt moet worden, vóórdat de definitieve besluitvorming is afgerond? Hoe is de eis in motie 26 057 nr. 4, rechtszekerheid voor burgers, gewaarborgd in de Wet?

De leden van de SP-fractie betreuren het dat het beleid rondom geluidshinder wordt versoepeld. Gemeenten hoeven nu geen toestemming meer te vragen om hogere waarden voor geluidsbelasting te hanteren. Hieruit volgt dat er geen controle meer is van buitenaf, en eventuele protesten zullen van de kant van burgers moeten komen. In het geval van nieuwbouw zijn er vaak nog geen nieuwe bewoners en is dus ook geen protest mogelijk.

De leden van de SP-fractie zien het beleid liever centraal. Deze leden vragen of het waar is dat de regering op termijn naar verdere decentralisatie streeft, waarbij de maximale ontheffingswaarden worden losgelaten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de eerste fase van de Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) ervoor zorgt dat de bevoegdheidsverdeling tussen gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders verandert. Daarbij kunnen problemen optreden, doordat naar verwachting sommige gemeenten soepeler zullen omgaan met hogere waarden voor geluidsbelasting dan de provincies? Deelt de regering deze verwachting? Treden er in de nieuwe situatie niet sneller problemen op, bijvoorbeeld als het gaat om de bouw van nieuwe woningen dichtbij een snelweg, zo vragen deze leden?

De procedure

Gesteld wordt dat op amvb-niveau veel regels zijn gesteld over het doen van een verzoek en het bepalen van de maximale grenswaarde. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wanneer de, bij dit wetsvoorstel behorende, algemene maatregel van bestuur aangepast wordt en of voorzien is in een voorhangprocedure. Zij vragen of de kring van bedrijven die onder de amvb vallen gelijk blijft? Is overwogen om de artikel 8.40-bedrijven uit te sluiten in de geluidszones die in het kader van zonebeheer worden vastgelegd? Wat zijn de argumenten om dit niet te doen? Een vraag die ook op deze categorie bedrijven betrekking heeft, betreft de mogelijkheid om gegevens over de geluidsuitstraling te verlangen. Dit kan betekenen dat deze bedrijven, meer dan nu het geval is, een akoestisch onderzoek moeten verrichten. De leden van de CDA-fractie willen graag weten of deze aanname terecht is, wat dit betekent voor de administratieve lasten en of deze lasten in verhouding staan tot het belang van de informatie die daarmee wordt verkregen? Zijn eventueel minder belastende maatregelen denkbaar?

De leden van de VVD-fractie hebben hierover de volgende opmerkingen en vragen. In artikel 163 wordt de toewijzing van zonebeheer geregeld. Dit wordt afgekaderd tot het zorgdragen voor voldoende informatie over de geluidruimte binnen de zone. Een gebrek aan informatie lijkt echter zelden een probleem te leveren. Veelal ligt het probleem in het niet aanwezig zijn van geluidruimte op de formele grond dat amvb-bedrijven onnodig veel geluidruimte gebruiken. Gevolg hiervan is dat veel terreinen hierdoor op slot zitten. Bestaat de mogelijkheid om artikel 8.40-bedrijven niet mee te nemen in de totale geluidszone? Dit zou kunnen geschieden op dezelfde wijze waarop windmolens worden uitgezonderd. De leden van de VVD-fractie zien hierop graag een reactie van de regering.

3. Introductie van de stad-en-milieubenadering

Terecht bevat dit wetsvoorstel de bepalingen die noodzakelijk zijn om de stad-en-milieubenadering voor geluid mogelijk te maken. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het algemene uitgangspunt dat deze benadering alleen in nieuwe situaties kan worden toegepast en niet in saneringssituaties. Kan worden aangegeven waarom alleen nieuwbouw van woningen en andere geluidsgevoelige objecten onder de stad- en milieubenadering kan vallen en niet de aanleg of wijziging van geluidsbronnen?

Eén van de doelstellingen van het Ministerie van VROM is het vereenvoudigen van de regelgeving. De leden van de VVD-fractie constateren dat de Experimentenwet Stad en Milieu uitgebreid wordt tot een generieke Interimwet. Middels deze wet kan vervolgens worden afgeweken van de normen uit de Wet geluidhinder. Hierop wordt de Wet geluidshinder aangepast. Deze leden vragen zich af of een verstrengeling van beide wetten wel leidt tot de gewenste vereenvoudiging van de regelgeving? Graag zien zij dit nader toegelicht.

De leden van de SP-fractie menen dat de Interimwet stad- en milieubenadering voldoende aanknopingspunten biedt voor gemeenten om ontheffingen op het geluidbeleid te verlenen. Hoe verhoudt eventuele verdere decentralisatie zich tot de onlangs in de Kamer besproken Interimwet stad- en milieubenadering waarin gemeenten ook al mogelijkheden krijgen om hogere grenswaarden vast te stellen voor geluid? Deze leden zijn bang dat met deze wetswijziging gemeenten knelpunten op het gebied van geluidshinder niet meer zullen aanpakken.

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen of verdere decentralisering nog nodig is, omdat gemeenten middels de Interimwet stad-en-milieubenadering al de mogelijkheid krijgen om hogere dan de wettelijke grenswaarden voor geluid vast te stellen.

4. De Sanering

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over de voorstellen die worden gedaan met betrekking tot de saneringsvoorraad. Gesteld wordt, dat de saneringsbepalingen na een bepaalde termijn alleen nog gelden voor tijdig gemelde situaties. Voor niet tijdig gemelde situaties worden geen financiële middelen van rijkswege meer ter beschikking gesteld. Gegeven de lange historie en de tijd die gemeenten en anderen hebben gehad om saneringssituaties in kaart te brengen lijkt dit terecht. Gesteld wordt vervolgens dat gemeenten wel bevoegd blijven om alsnog (zelf te financieren) saneringsmaatregelen te treffen. De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat de positie is van mensen die blijken in te saneren woningen te wonen, maar waar de gemeente heeft nagelaten deze situatie in kaart te brengen. Bestaat de mogelijkheid dat deze mensen door nalatigheid van een gemeente voor onbepaalde tijd een te hoge geluidbelasting moeten accepteren? Hebben zij mogelijkheden om saneringsmaatregelen af te dwingen? De leden van de CDA-fractie willen graag een goede onderbouwing van de in het wetsvoorstel gemaakte keuzes.

Datzelfde geldt voor de situatie waarin een eigenaar geen medewerking verleent aan de uitvoering van saneringsmaatregelen en het gegeven dat dan de verplichting om maatregelen te treffen vervalt. Wat is de positie van een eventuele nieuwe eigenaar? Rust op de oude eigenaar de verplichting een nieuwe eigenaar hierover te informeren, heeft de gemeente een informatieplicht?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 114a wordt geregeld dat de eis die gesteld wordt aan de binnenwaarde van de geluidsbelasting eenmalig is. Indien een eigenaar van een woning geen deelneming verleent aan de uitvoering van de saneringsmaatregelen, vervalt de verplichting om maatregelen te treffen. Dit met als doel de saneringsvoorraad te verminderen. Deze leden vragen wat er gebeurt in het geval dat een woning in de loop der tijd van eigenaar verandert. Betekent dit dat een nieuwe eigenaar dan geen aanspraak meer kan maken op saneringsmaatregelen? Indien dit wel zo is, betekent dit dat de saneringsvoorraad alsnog kan stijgen in de toekomst?

De sanering wegverkeerslawaai

De meldingsdrempel voor de sanering van wegverkeerslawaai wordt verhoogd van 55 dB(A) naar 60 dB(A). De leden van de PvdA-fractie zijn niet overtuigd van deze noodzaak. Graag willen zij een nadere toelichting op de volgende punten:

• Kunt u uitleggen waarom er geen maatregelen aan de gevel noodzakelijk zijn voor woningen tussen de 55 en 60 dB(A)? Welke maatregelen zijn dan wel mogelijk om het geluidsniveau in deze huizen te verlagen?

• Kunt u aangeven om hoeveel huizen het gaat, waarvan sinds 1986 de situatie gewijzigd is en de meldingsdrempel inmiddels niet meer overschreden wordt?

• Wat gebeurt er met de huizen waarvan de situatie niet gewijzigd is, en het geluidsniveau dus nog steeds op een ontoelaatbaar niveau (boven de 55 dB(A)) ligt?

• Zijn er andere mogelijkheden om de procedurele problemen, die ontstaan bij reconstructie, eventueel op een andere manier op te lossen dan via het verlagen van de meldingsdrempel?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de saneringsdrempel voor wegverkeerslawaai wordt verhoogd tot 60 dB(A). Deels wordt dit gedaan omdat de financieringsmiddelen voor het oplossen van kleine overschrijdingen van de oude norm niet toereikend waren. Deze leden willen weten of de nieuw vastgestelde grens wel een garantie biedt dat woningen die in aanmerking komen voor sanering, ook daadwerkelijk gesaneerd worden? Zijn hiervoor wel voldoende financiële middelen of licht het in de lijn der verwachting dat overschrijdingen van deze nieuwe grens wederom onder aan een prioriteitenlijst worden geplaatst, wegens een gebrek aan financiële middelen?

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun zorg uit over de saneringsomvang in verband met wegverkeerslawaai. Deze leden zijn het eens met het aanpassen van de saneringsdrempel en spreken de verwachting uit dat het kabinet voortvarend verder gaat met het aanpakken van de sanering.

Sanering industrielawaai

Met betrekking tot de sanering van industrielawaai wordt aangegeven dat in bepaalde gevallen rekening mag worden gehouden met te verwachten ontwikkelingen. Zo zou (tijdelijk) een hogere geluidbelasting toegestaan kunnen worden om een toekomstige ontwikkeling, die leidt tot een lagere geluidbelasting mogelijk te maken. De leden van de CDA-fractie vragen wat precies moet worden verstaan onder te verwachten ontwikkelingen. Moet bijvoorbeeld in het planproces een bepaalde fase van besluitvorming zijn afgerond? Is het begrip tijdelijk nader te omschrijven? Het voorbeeld van Heijplaat wordt in dit kader genoemd. Is hier nu een afdoende oplossing gevonden,zo vragen deze leden?

Vergelijkbare vragen doen zich voor ten aanzien van de zeehavennorm. Is het juist dat hiermee voor een generieke verruiming wordt gekozen. Hoe verhoudt deze keuze zich tot de stad-en milieubenadering en de afspraken die in december 2004 over de herstructurering van de rechtermaasoever zijn gemaakt? In beide gevallen wordt gekozen voor maatwerk-benaderingen die een goede oplossing lijken te bieden. Welke argumenten zijn er om daar bovenop of in plaats daarvan nu voor een generieke verruiming te kiezen? Wat moet worden verstaan onder een beperkte uitbreiding? Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of voldoende rekening is gehouden met de situatie dat het havengerelateerde industrieterrein zich in de ene gemeente bevindt en de voorziene woningbouw in de andere gemeente: is het gemeentebestuur dat de woningbouw wil realiseren verplicht de hogere grenswaarde vast te stellen? Hoe wordt voorkomen dat industriële activiteiten op termijn beperkingen ondervinden of toekomstige uitbreiding van industriële activiteiten niet meer mogelijk is als gevolg van later gerealiseerde woningbouw?

5. Het breed invoeren van de europees geharmoniseerde dosismaat

De leden van de CDA-fractie vragen om een nadere motivatie van het gebruik van verschillende definities in geluidbelasting in dB en dB(A) vanwege de invoering van Lden. Deze leden zijn beducht voor de verwarring die in de praktijk kan ontstaan en zouden het zeer op prijs stellen indien volstaan kon worden met één definitie.

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het onderscheid in definities in geluidsbelasting in dB en dB(A), vanwege de invoering van Lden in de praktijk, niet tot verwarring en vergissingen zal leiden.

6. Veranderingen op of aan de weg

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de aanpassing van de definitie van reconstructie, door de beoordeling via een akoestisch onderzoek te laten plaatsvinden. Deze leden zijn echter van mening dat akoestisch onderzoek na een bepaalde tijd noodzakelijk is, omdat vaak blijkt dat de hoeveelheid verkeer van te voren te laag wordt ingeschat. Kan de regering hierop ingaan?

7. Andere algemene voorstellen

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang dat huidige en toekomstige bewoners hebben bij het kennen van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor hun woning. Terecht bevat het wetsvoorstel dan ook een verplichting tot registratie voor het bestuursorgaan dat de waarde heeft vastgesteld. Wat is echter de sanctie op het niet of onvoldoende registreren, zo vragen deze leden?

8. Andere voorstellen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

Voorgesteld wordt om ook voor wegen waar een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt een zoneringsverplichting in te voeren. Kan preciezer worden aangegeven welke consequenties dit voor gemeenten heeft? Betekent dit bijvoorbeeld dat ook altijd een akoestisch onderzoek moet plaats vinden? Bovendien willen de leden van de CDA-fractie graag een reactie op het advies van de Raad van State waarin wordt gesteld dat de Raad betwijfelt of dit voorstel in overeenstemming is met het algemene streven om de regulering van geluidhinder waar mogelijk te beperken en te vereenvoudigen. De verwijzing naar de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van 3 september 2003 is voor de leden van de CDA-fractie nog onvoldoende overtuigend als argument voor het invoeren van een zoneringsverplichting.

9. Artikelgewijze toelichting

In artikel 1 wordt aangegeven wat wordt verstaan onder andere geluidsgevoelige gebouwen. Hiertoe behoren in elk geval alle scholen. Niet expliciet zijn genoemd bijvoorbeeld gebouwen waarin kinderopvang plaats vindt (dagopvang en/of voor- en naschoolse opvang) of universiteiten. De leden van de CDA-fractie willen hierop graag een toelichting. Datzelfde geldt voor de formulering «andere gezondheidszorggebouwen». Kan zo concreet mogelijk worden aangegeven wat hiermee wordt bedoeld? Leidt dit tot een uitbreiding van te saneren situaties en wat zijn de kosten daar dan van?

In artikel 164 wordt een zonebeheersplan mogelijk gemaakt waarbij geluidsruimte kan worden toegewezen aan lege kavels. Deze toewijzing zou nadelig kunnen werken voor bestaande bedrijven die willen uitbreiden. Dit geldt zeker als wordt geanticipeerd op bouwplannen in de verre toekomst. De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is een termijn te verbinden aan deze anticipatie.

De leden van de SP-fractie zien graag dat in artikel 100, lid 3 de tijdbepaling van 1-1-2006 wordt geschrapt. Tot nu toe werden overschrijdingen stilzwijgend gedoogd, dit wetsvoorstel maakt ze legaal. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om voor naar schatting 2 miljoen woningen (ca. 4,5 miljoen mensen) gedoogde situaties met normoverschrijding te legaliseren. Zij verliezen hierdoor de aanspraken op bescherming tot het niveau van de voorkeursgrenswaarde waar ze op grond van de huidige wetgeving recht op hebben.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Halen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Veenendaal (VVD).

Plv. Leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Luchtenveld (VVD), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Oplaat (VVD).

Naar boven