29 879
Wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Wet geluidhinder te wijzigen in verband met de herijking van regelgeving, de decentralisatie en aanpassing van de procedure tot het verlenen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en de introductie van de nieuwe dosismaat Lden;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet geluidhinder wordt gewijzigd als volgt.

A

In de Wet geluidhinder, zoals die ingevolge het onderhavige wetsvoorstel wordt gewijzigd, wordt in de kolommen A tot en met C van onderstaande tabel aangeduide bepalingen de in kolom D opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom E opgenomen tekst.

ABCDE
artikellidonderdeelhuidige tekstnieuwe tekst
821 50 dB(A)48 dB
832 65 dB(A)63 dB
833a65 dB(A)63 dB
833b60 dB(A)58 dB
835 70 dB(A)68 dB
836 65 dB(A)63 dB
837 60 dB(A)58 dB
87e1 50 dB(A)48 dB
87e1 57 dB(A)55 dB
87e2 60 dB(A)58 dB
87e2 70 dB(A)68 dB
87e3 60 dB(A)58 dB
87e3 65 dB(A)63 dB
87e6a57 dB(A)55 dB
87e6a55 dB(A)53 dB
87e6b60 dB(A)58 dB
87e6b55 dB(A)53 dB
87e7a50 dB(A)48 dB
87e7a55 dB(A)53 dB
87e7b60 dB(A)58 dB
87e7b70 dB(A)68 dB
87e7b65 dB(A)63 dB
87e7b55 dB(A)53 dB
87e7b68 dB(A)66 dB
87f1 50 dB(A)48 dB
87f2, aanhef 50 dB(A)48 dB
87f9 (nieuw)a50 dB(A)48 dB
87f9 (nieuw)a55 dB(A)53 dB
87f9 (nieuw)b5 dB(A)5 dB
87f9 (nieuw)b60 dB(A)58 dB
87f9 (nieuw)b65 dB(A)63 dB
87f9 (nieuw)b55 dB(A)53 dB
87g1 50 dB(A)48 dB
87g2, aanhef 50 dB(A)48 dB
87g3 70 dB(A)68 dB
87g5 70 dB(A)68 dB
87g9 70 dB(A)68 dB
87g9 60 dB(A)58 dB
87h1 57 dB(A)55 dB
87h2, aanhef 57 dB(A)55 dB
87h6 57 dB(A)55 dB
87h6 55 dB(A)53 dB
87h7 73 dB(A)71 dB
87h7 65 dB(A)63 dB
87h7 68 dB(A)66 dB
87i1 57 dB(A)55 dB
87i2, aanhef 57 dB(A)55 dB
87i3 73 dB(A)71 dB
87i5 73 dB(A)71 dB
87i8 57 dB(A)55 dB
87i9 57 dB(A)55 dB
87i9 65 dB(A)63 dB
903 70 dB(A)68 dB
992 2 dB(A)2 dB
100a1a5 dB(A)5 dB
100a1b55 dB(A)53 dB
100a1b60 dB(A)58 dB
100a1b65 dB(A)63 dB
106d1 50 dB(A)48 dB
106d1 57 dB(A)55 dB
106d2 60 dB(A)58 dB
106d2 70 dB(A)68 dB
106d3 60 dB(A)58 dB
106d3 65 dB(A)63 dB
106d6a57 dB(A)55 dB
106d6a55 dB(A)53 dB
106d6b60 dB(A)58 dB
106d6b55 dB(A)53 dB
106d7a50 dB(A)48 dB
106d7a55 dB(A)53 dB
106d7b60 dB(A)58 dB
106d7b70 dB(A)68 dB
106d7b65 dB(A)63 dB
106d7b55 dB(A)53 dB
106d7b68 dB(A)66 dB
106e1 57 dB(A)55 dB
106e2, aanhef 57 dB(A)55 dB
106e6 57dB(A)55 dB
106e6 55 dB(A)53 dB
106e7 73 dB(A)71 dB
106e7 65 dB(A)63 dB
106e7 68 dB(A)66 dB
106f1 57 dB(A)55 dB
106f2, aanhef 57 dB(A)55 dB
106f3 73 dB(A)71 dB
106f5 73 dB(A)71 dB
106f8 57 dB(A)55 dB
106f9 57 dB(A)55 dB
106f9 65 dB(A)63 dB
106g1 50 dB(A)48 dB
106g2, aanhef 50 dB(A)48 dB
106g9 (nieuw)a50 dB(A)48 dB
106g9 (nieuw)a55 dB(A)53 dB
106g9 (nieuw)b5 dB(A)5 dB
106g9 (nieuw)b60 dB(A)58 dB
106g9 (nieuw)b65 dB(A)63 dB
106g9 (nieuw)b55 dB(A)53 dB
106h1 50 dB(A)48 dB
106h2, aanhef 50 dB(A)48 dB
106h3 70 dB(A)68 dB
106h5 70 dB(A)68 dB
106h9 70 dB(A)68 dB
106h9 60 dB(A)58 dB
111a1 50 dB(A)48 dB
111a1 57 dB(A)55 dB
111a1 35 dB(A)33 dB
111a1 37 dB(A)35 dB
111a2 55 dB(A)53 dB
111a2 65 dB(A)63 dB
111a2 45 dB(A)43 dB
111a3 50 dB(A)48 dB
111a3 55 dB(A)53 dB
111a3 30 dB(A)28 dB
111a3 35 dB(A)33 dB
111a4 57 dB(A)55 dB
111a4 50 dB(A)48 dB
111a4 37 dB(A)35 dB
111a4 35 dB(A)33 dB
111a5 65 dB(A)63 dB
111a5 55 dB(A)53 dB
111a5 45 dB(A)43 dB
111a6 55 dB(A)53 dB
111a6 50 dB(A)48 dB
111a6 30 dB(A)28 dB
111a6 35 dB(A)33 dB
1263 5 dB(A)5 dB

B

Hoofdstuk I komt te luiden.

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

andere geluidsgevoelige gebouwen:

1°. basisscholen;

2°. scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

3°. instellingen voor hoger beroepsonderwijs;

4°. algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen;

5°. andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 4°; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van deze wet geen deel uit van de onder 1°, 2° en 3° genoemde scholen;

bebouwde kom: bebouwde kom, vastgesteld krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

bouwvergunning: bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet;

buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

equivalent geluidsniveau: gemiddelde – te bepalen op een door Onze Minister krachtens toepassing van artikel 110d, eerste lid, aangegeven wijze – van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld volgens de door Onze Minister krachtens toepassing van dat lid gestelde regels;

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een industrieterrein: hoogste van de volgende drie waarden:

1°. de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00 – 19.00 uur (dag);

2°. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00 – 23.00 uur (avond);

3°. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00 – 07.00 uur (nacht);

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een weg: hoogste van de volgende twee waarden:

1°. de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00 – 19.00 uur (dag);

2°. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00 – 07.00 uur (nacht);

geluid: met het menselijk oor waarneembare luchttrillingen;

geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid;

geluidsbelasting binnen een woning: geluidsbelasting binnen een geluidsgevoelige ruimte;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein;

geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

geluidsbelasting in dB: geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00 – 19.00 uur, van 19.00 – 23.00 uur en van 23.00 – 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

geluidsbelasting Lnight: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 23.00 – 07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

geluidsgevoelige terreinen:

1°. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of

2°. woonwagenstandplaatsen;

geluidsniveau in dB(A): gemeten of berekende geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A) overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie terzake opgestelde regels;

geluidsvermogen: hoeveelheid geluidsenergie die door een toestel of inrichting per tijdseenheid naar de omgevende lucht kan worden uitgestraald;

geprojecteerde weg: nog niet in aanleg zijnde weg, in de aanleg waarvan door een geldend bestemmingsplan wordt voorzien;

geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven;

gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

hoofdspoorweg: krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg, niet zijnde een een spoorwegemplacement;

industrieterrein: terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit;

inrichting: inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer; inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;

motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd;

rijstrook: strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;

spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart;

stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;

toestel: toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen;

weg: voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers;

wegaanlegger: opdrachtgever tot aanleg of reconstructie van een weg;

weg in aanleg: weg met de aanleg waarvan een begin van uitvoering is gemaakt;

wijziging van een spoorweg: wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege die spoorweg in acht genomen moeten worden en waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen hoger zal zijn dan 63 dB of, indien die berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar 63 dB of lager zal zijn maar hoger dan 55 dB, uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting voorafgaand aan de wijziging zal toenemen met ten minste 3 dB;

woning: gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is;

woning of gebouw in aanbouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor de bouwvergunning is afgegeven;

woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet.

Artikel 1a

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning als bedoeld in artikel 1 niet verstaan een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Artikel 1b

1. In afwijking van artikel 1 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen bij de bepaling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein of vanwege een weg, van de gevel van basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs en medische kleuterdagverblijven, de waarde van de geluidsbelasting over de periode 19.00–23.00 uur (avond) of de periode 23.00 – 07.00 uur (nacht) buiten beschouwing gelaten voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet als zodanig worden gebruikt.

2. In afwijking van artikel 1 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen bij de bepaling van de geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein buiten beschouwing gelaten het geluid van windturbines welke duurzame energie opwekken.

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen is de geluidsbelasting Lnight vanwege een industrieterrein, vanwege een weg en vanwege een spoorweg, niet van toepassing ten aanzien van de gevel van basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs en medische kleuterdagverblijven voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet als zodanig worden gebruikt.

4. In afwijking van artikel 1 wordt onder wijziging van een spoorweg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit:

a. een verhoging van de intensiteit in het toekomstig maatgevende jaar van minder dan 45% ten opzichte van het driejaars gemiddelde voorafgaand aan de verandering, van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, in één of meer perioden van het etmaal;

b. een verhoging van 20% of minder van de verkeerssnelheid van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, in één of meer perioden van het etmaal;

c. een horizontale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan twee meter;

d. een verticale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan één meter, dan wel

e. het ter vervanging aanbrengen van een baanconstructie, die, bepaald met inachtneming van de door Onze Minister op grond van artikel 107 gestelde regels, niet meer geluid emitteert dan de te vervangen constructie.

5. In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:

a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede

b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

6. In afwijking van artikel 1 wordt onder een wijziging op of aan een weg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan een wijziging die slechts bestaat uit:

a. een snelheidsverlaging, of

b. de vervanging van een wegdeklaag door een wegdeklaag met een grotere geluidsreducerende werking.

Artikel 1c

1. De bevoegdheid tot afwijking van een milieukwaliteitsnorm op grond van artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering bestaat voor de onderhavige wet slechts voor zover het de maximale waarde betreft die bij of krachtens deze wet als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan worden vastgesteld.

2. Artikel 5, eerste lid, onder c, van de Interimwet stad-en-milieubenadering wordt zo toegepast dat per woning, ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein de in het eerste lid bedoelde waarde wordt vastgesteld.

C

Hoofdstuk V komt te luiden:

HOOFDSTUK V ZONES ROND INDUSTRIETERREINEN

AFDELING 1 GELUIDSZONES

§ 1. Vaststelling, wijziging en opheffing van geluidszones

Artikel 40

Indien bij de vaststelling of een herziening van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Artikel 41

1. Een krachtens artikel 40 vastgestelde zone kan uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, met dien verstande dat opheffing alleen kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen industrieterrein meer is.

2. Een wijziging van een zone kan er niet toe strekken dat enig gebied waarbinnen met inachtneming van de al krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunningen en de daaraan verbonden voorschriften een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, optreedt dan 50 dB(A), ophoudt van de zone deel uit te maken.

3. Een opgeheven zone bestaat voort zolang zich op het terrein een of meer inrichtingen bevinden, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Artikel 42

1. Bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone, wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar:

a. de geluidsbelasting die door woningen binnen de ontworpen zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege het industrieterrein ten hoogste zou kunnen worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

b. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege het industrieterrein optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 44 en 47, eerste lid, als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

2. Indien wordt overwogen toepassing te geven aan artikel 45, 46 of 47, tweede lid, heeft het akoestisch onderzoek tevens betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Artikel 43

Voorschriften als bedoeld in artikel 36 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen mede worden gegeven met het oog op de inachtneming van de bij of krachtens deze paragraaf geldende waarde.

Artikel 44

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone is, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

Artikel 45

1. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 44, kan een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

Artikel 46

1. Bij wijziging van een zone kan de ingevolge artikel 44 of 45 geldende waarde voor woningen in dat gebied worden gewijzigd.

2. Een verhoging van de in het eerste lid bedoelde waarde mag ten hoogste 5 dB(A) bedragen, met dien verstande dat:

a. degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de zone dan wel herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder b, en

b. de waarde van wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

Artikel 47

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen een zone.

2. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in het eerste lid, kunnen hogere dan de krachtens het eerste lid bepaalde waarden worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarden bij algemene maatregel van bestuur te stellen grenzen niet te boven mogen gaan.

3. Bij de maatregel, bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

§ 2. Gevolgen van de zonevaststelling of -wijziging ten aanzien van bestemmingsplannen

Artikel 48

1. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 44, onderscheidenlijk 47, eerste lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

2. In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

a. eerder bij of krachtens artikel 45, 46, 47, tweede lid, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld;

b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 45, 46 of 47, tweede lid, zullen worden vastgesteld.

3. De artikelen 42 en 43 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een krachtens artikel 40 vastgestelde zone.

Artikel 49

1. Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die bij of krachtens de artikelen 44 tot en met 47, de Experimentenwet Stad en Milieu alsmede de Interimwet stad-en-milieubenadering als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

2. Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

§ 3. Handelingen binnen geluidszones

Artikel 50

Met betrekking tot nieuw te bouwen woningen in een gebied gelegen binnen een zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de openlucht plaatsvinden, kan in afwijking van artikel 48 voor woningen waarvan de geluidsbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door die activiteiten, een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), indien deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

Artikel 51

Met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 47, eerste lid, kan in afwijking van artikel 48 een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

AFDELING 2 BESTAANDE GELUIDSZONES

§ 1. Begrippen

Artikel 52

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: bestaande zone: een zone rond een op (...) bestaand industrieterrein.

§ 2. Continueren, wijzigen en opheffen van bestaande geluidszones

Artikel 53

1. Buiten een bestaande zone mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

2. De op (...) geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen blijven gelden.

Artikel 54

De artikelen 41 tot en met 43 en 47 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigen of opheffen van een bestaande zone.

Artikel 55

1. Bij wijziging van een bestaande zone of bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel blijven uitmaken van de bestaande zone kan met betrekking tot de woningen in dat gebied, de waarde van de op grond van artikel 53, tweede lid, geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden gewijzigd.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

3. Een verhoging van de in het eerste lid bedoelde waarde mag ten hoogste 5 dB(A) bedragen, met dien verstande dat:

a. degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de bestaande zone dan wel herziening of vaststelling van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder a of b, en

b. de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

4. Bij wijziging van een bestaande zone, bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel gaan uitmaken van de bestaande zone, kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen met betrekking tot geprojecteerde, aanwezige of in aanbouw zijnde woningen in dat gebied, een hogere waarde dan 50 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen de waarde 55 dB(A) en voor wat aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

Artikel 56

1. Bij wijziging van een bestaande zone of bij vaststelling of herziening van een bestemmingplan, geldende voor tot de zone behorende gronden, kan met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen alsmede geluidsgevoelige terreinen in dat gebied, de waarde van de op grond van artikel 53, tweede lid, geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden gewijzigd.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

3. Een verhoging van de in het eerste lid bedoelde waarde mag ten hoogste 5 dB(A) bedragen, met dien verstande dat:

a. degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 113, met betrekking tot de andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die door de wijziging van de bestaande zone of herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden, en

b. de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terrein betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezig of in aanbouw zijnde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

§ 3. Gevolgen van de zonevaststelling of wijziging ten aanzien van bestemmingsplannen

Artikel 57

1. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een bestaande zone worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein

a. van de gevel van woningen, binnen de bestaande zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone golden. Voor ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige, in aanbouw of geprojecteerde woningen is dit de waarde 55 dB(A), tenzij op dat tijdstip de geluidsbelasting van bedoelde woningen lager of gelijk was aan 50 dB(A), in welke geval de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 50 dB(A) is. De vorige volzin geldt niet met betrekking tot ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige of in aanbouw zijnde woningen die op het bedoelde tijdstip reeds een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, ondervinden dan 55 dB(A).

b. van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone bij algemene maatregel van bestuur als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting werden aangemerkt.

2. In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

a. deze gelden of zijn vastgesteld;

b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van artikel 55, eerste en tweede lid, zullen worden vastgesteld.

3. De artikelen 42 en 43 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van vaststelling of herziening van het bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een bestaande zone.

Artikel 58

1. Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een bestaande zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone, de waarden in acht genomen, die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone als de ten hoogste toelaatbare werden aangemerkt.

2. Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

§ 4. Handelingen binnen geluidszones

Artikel 59

1. Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, zijn de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.

2. Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van binnen de zone nieuw aan te leggen geluidsgevoelige terreinen, is artikel 47 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 60

Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen in een gebied gelegen binnen een bestaande zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de open lucht plaatsvinden, kan voor woningen waarvan de geluidsbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door die activiteiten, een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), indien deze woningen worden gebouwd in het kader van een herstructurering, of planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of wanneer de woningen worden gebouwd aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

Artikel 61

Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor een hogere waarde dan de ten hoogste toelaatbare waarde is vastgesteld, kan een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 65 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

§ 5. Sanering

Artikel 62

1. Burgemeester en wethouders melden na een ingesteld akoestisch onderzoek uiterlijk binnen twee jaar na (...) aan gedeputeerde staten de binnen de gemeente voorkomende gevallen, waarin op het tijdstip van de vaststelling van een zone krachtens of met overeenkomstige toepassing van artikel 53 zoals het luidde op (...), de geluidsbelasting van de gevel, vanwege het industrieterrein, van binnen de zone aanwezige of in aanbouw zijnde woningen hoger is dan 55 dB(A). Een afschrift van de melding wordt aan Onze Minister toegezonden.

2. Gedeputeerde staten stellen, na overleg met het gemeentebestuur, met inachtneming van de regels, gegeven krachtens het derde lid, en gelet op de maatregelen, in verband met andere woningen binnen de zone voortvloeiend uit de zonevaststelling, bedoeld in afdeling 2, §§ 2 en 3, van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder zoals deze luidden op (), een programma op van maatregelen die naar hun oordeel in aanmerking komen om de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevels van de in het eerste lid bedoelde woningen te beperken tot 55 dB(A) en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder a. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat tevens één of meer overeenkomstige programma's dienen te worden opgesteld, gericht op een beperking van de geluidsbelasting van de gevels van de bedoelde woningen tot bij de maatregel aangegeven hogere waarden.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de aard van de maatregelen die in aanmerking komen en omstandigheden waaronder dit het geval is, alsmede met betrekking tot de opzet van een programma als bedoeld in het tweede lid en het tijdstip van uitvoering daarvan. Hierbij kan tevens worden aangegeven dat gedeputeerde staten in aangegeven categorieën van gevallen bij het opstellen van een programma kunnen uitgaan van een geluidsbelasting die het gevolg is van te verwachten ontwikkelingen.

Artikel 63

1. Gedeputeerde staten leggen het ingevolge artikel 62, tweede lid, opgestelde programma van maatregelen onverwijld voor aan Onze Minister.

2. Onze Minister stelt voor de woningen waarop het programma betrekking heeft, binnen zes maanden na ontvangst daarvan de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel vast, met dien verstande dat deze waarde de 65 dB(A) niet te boven mag gaan. De gelding van deze waarde kan aan voorwaarden worden gebonden.

3. Onze Minister doet van zijn besluit mededeling aan gedeputeerde staten en aan burgemeester en wethouders. Gelijktijdig met deze mededeling deelt hij ten aanzien van elk der gevallen waarop het besluit betrekking heeft en die naar zijn aanvankelijk oordeel voor toepassing van het vierde lid in aanmerking komen, aan gedeputeerde staten en aan burgemeester en wethouders mede in hoeverre en op welke termijn hij overweegt aan dat lid ter zake toepassing te geven.

4. Onze Minister stelt ten aanzien van elk der daarvoor in aanmerking komende gevallen maatregelen vast die strekken tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevels van de betrokken woningen tot de bij het besluit, bedoeld in het tweede lid, vastgestelde waarde. Deze maatregelen strekken tevens, afhankelijk van de hoogte van deze waarde, tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, binnen de woning. Op de door Onze Minister vastgestelde maatregelen zijn artikel 125 en artikel 15.20, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer van toepassing. Hij doet van zijn besluit, houdende de vaststelling van maatregelen, mededeling aan gedeputeerde staten en aan burgemeester en wethouders.

Artikel 64

Met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen worden bij algemene maatregel van bestuur omtrent de onderwerpen die met betrekking tot woningen geregeld zijn in de artikelen 62 en 63 regels gesteld. Daarbij kunnen bepalingen van die artikelen van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

D

Artikel 74 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Langs een weg bevindt zich een zone die aan weerszijden van de weg de volgende breedte heeft:» vervangen door: Een weg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied.

3. Het derde tot en met zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende lid tot derde lid.

4. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende als volgt:

4. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone langs de weg.

E

Artikel 75 komt te luiden:

Artikel 75

1. De afstanden, genoemd in artikel 74, eerste lid, worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

2. Indien zich langs een weg een zone bevindt die bestaat uit delen met een onderling verschillende breedte, geldt voor de aansluiting van de verschillende zonedelen dat het breedste zonedeel over een afstand gelijk aan een derde van de breedte van dat zonedeel, gemeten vanaf het punt van versmalling van de zonebreedte, nog langs de wegas doorloopt en met een loodlijn aansluit op de smalste zone.

3. Aan de uiteinden van een weg loopt de zone door over een afstand gelijk aan de breedte van de zone ter hoogte van het einde van de weg. De zone loopt door langs een lijn die is gelegen in het verlengde van de wegas. Zij behoudt de breedte die zij had ter hoogte van het einde van de weg.

F

Artikel 76 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «van de gevel van woningen, van andere gebouwen dan woningen en van andere geluidsgevoelige objecten binnen die zone» vervangen door: van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone.

2. Het tweede lid, onder a, komt te luiden:

a. met toepassing van artikel 83, 85 of 100a voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld, dan wel.

3. In het tweede lid, onder b, vervalt «82a,».

4. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

5. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «het eerste en tweede lid» en wordt «bebouwing en andere geluidsgevoelige objecten» vervangen door: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

6. In het vierde lid (nieuw) vervalt «82a,».

G

Artikel 76a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

2. De zinsnede «82a,» vervalt.

3. De zinsnede «van andere gebouwen dan woningen of van andere geluidsgevoelige objecten» wordt vervangen door: van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen.

H

Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77

1. Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, of bij het voorbereiden van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 76a, wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar:

a. de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

b. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge artikel 82 of artikel 100 als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

2. Indien wordt overwogen toepassing te geven aan artikel 83, 85 of 100a heeft het akoestisch onderzoek tevens betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

3. Indien de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan of het besluit tot vrijstelling als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op de reconstructie van een weg, wordt tevens akoestisch onderzoek ingesteld naar de heersende waarde.

I

In artikel 79 wordt «een onherroepelijk geworden besluit» vervangen door «een besluit» en wordt «andere gebouwen dan woningen of andere objecten ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 82, tweede lid,» vervangen door: andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen.

J

In artikel 81, eerste lid, wordt «zes maanden» vervangen door «drie maanden» en vervalt «82a,».

K

Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «82a, 83 en 100a» vervangen door «83, 100 en 100a».

2. In het tweede lid wordt «kunnen waarden worden vastgesteld» vervangen door «worden waarden vastgesteld» en wordt «van de gevel van andere gebouwen dan woningen, alsmede van andere geluidsgevoelige objecten» vervangen door: van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen.

L

Artikel 82a vervalt.

M

Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, kan een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot in buitenstedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die ter plaatse noodzakelijk zijn vanwege de uitoefening van een agrarisch bedrijf, kan een hogere waarde worden vastgesteld die de waarde van 58 dB niet te boven mag gaan.

3. In het vijfde, zesde en zevende lid vervalt «waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 82, tweede lid» en wordt voor «gebouwen» ingevoegd: andere geluidsgevoelige.

4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende.

8. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

N

Artikel 85 wordt vervangen door een artikel, luidende als volgt:

Artikel 85

1. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, tweede lid, kunnen hogere dan de krachtens dat lid bepaalde waarden worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarden bij algemene maatregel van bestuur te stellen grenzen niet te boven mogen gaan.

2. Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

O

De artikelen 86 en 87 vervallen.

P

Artikel 87b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder h, wordt «die leidt tot een toename van de geluidsbelasting vanwege die weg van 2 dB(A) of meer» vervangen door: waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 87d blijkt dat ten gevolge van die aanpassing de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van deze afdeling en afdeling 2 van hoofdstuk VII als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd, voorzover de geluidsbelasting ten minste 48 dB bedraagt.

2. Aan het eerste lid, onder l, wordt na «in acht genomen moeten worden» toegevoegd «en waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen hoger zal zijn dan 63 dB of, indien die berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar 63 dB of lager zal zijn maar hoger dan 55 dB, uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting voorafgaand aan de wijziging zal toenemen met ten minste 3 dB».

3. Het derde lid, onder a en b, komt te luiden:

a. een verhoging van de intensiteit in het toekomstig maatgevende jaar van minder dan 45% ten opzichte van het driejaars gemiddelde voorafgaand aan de verandering, van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, in één of meer perioden van het etmaal;

b. een verhoging van 20% of minder van de verkeerssnelheid van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, in één of meer perioden van het etmaal;.

4. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: bedoeld in het vierde lid.

Q

Artikel 87c komt te luiden:

Artikel 87c

De afdelingen 2, 3, 4 en 6 van dit hoofdstuk, alsmede afdeling 1 van hoofdstuk VIIIA, zijn niet van toepassing op deze afdeling.

R

Artikel 87f wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «Behoudens het tweede en derde lid» vervangen door: Behoudens het tweede tot en met vierde lid.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «de artikelen 76 tot en met 78» vervangen door: de artikelen 76 en 77.

3. In het tweede lid, aanhef, wordt «met toepassing van deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

4. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, luidende als volgt:

3. Ingeval de betrokken hoofdweg of wegen op () aanwezig, in aanleg of geprojecteerd waren en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de betrokken hoofdweg of wegen van de gevel van woningen is vastgesteld dan 48 dB en de heersende waarde is hoger dan 48 dB, geldt voor de woningen die op (..) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden hoofdweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen worden aangepast, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen, de heersende waarde. Voor de andere dan de hiervoor genoemde woningen binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden hoofdweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen worden aangepast bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel vanwege binnen het tracé van die hoofdweg gelegen wegen maximaal 48 dB.

5. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste, tweede of derde lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de verhoging 5 dB en met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:

1°. ten gevolge van de aanpassing van de weg de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en

2°. de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de aanpassing van de weg ten behoeve van de toepassing van artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid, met betrekking tot woningen die door de aanpassing van de weg een hogere geluidsbelasting ondervinden, in welke gevallen de waarde 68 dB niet te boven mag gaan.

6. Na het vierde lid (nieuw) wordt een nieuw lid ingevoegd onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde tot en met negende lid, luidende als volgt:

5. Indien eerder op grond van de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied dan 63 dB is vastgesteld, mag de vast te stellen hogere waarde, in afwijking van het voorgaande lid, niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

7. In het zesde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid» en wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid.

8. In het zevende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: zesde lid.

9. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

8. Het eerste tot en met zevende lid zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat in het vierde lid in plaats van «met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB» wordt gelezen «voor zover het andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 1°, 2°, 3° en 4°, betreft met betrekking tot deze andere geluidsgevoelige gebouwen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot deze andere geluidsgevoelige gebouwen in stedelijk gebied de waarde 63 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 87b, eerste lid, onder e, 5°, de waarde 53 dB» en dat in het vijfde lid in plaats van «met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied een hogere waarde dan 63 dB» wordt gelezen: een hogere waarde dan 53 dB, onderscheidenlijk een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk een hogere waarde dan 63 dB.

10. In het negende lid (nieuw), aanhef, wordt «vijfde lid» vervangen door «zevende lid» en in het negende lid (nieuw), onder b, wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

S

Artikel 87g wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «In geval eerder met toepassing van artikel 90, tweede lid,» vervangen door «Ingeval eerder bij of krachtens deze wet of de Spoedwet wegverbreding» en na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de verhoging 5 dB en de waarde 68 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:

1°. ten gevolge van de aanpassing van de weg de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en

2°. de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de aanpassing van de weg ten behoeve van de toepassing van artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid, met betrekking tot woningen die door de aanpassing van de weg een hogere geluidsbelasting ondervinden.

3. Na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende tot en met negende lid, luidende als volgt:

6. Indien eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde dan 68 dB is vastgesteld, mag de vast te stellen hogere waarde, in afwijking van het vierde lid, niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.

5. In het negende lid (nieuw) wordt «zesde en zevende lid» vervangen door: zevende en achtste lid.

T

Artikel 87h wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder b, wordt «krachtens artikel 107 vastgesteld of herzien bestemmingsplan» vervangen door: bestemmingsplan dat is vastgesteld of herzien met toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt «krachtens deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 55 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de waarde 71 dB niet te boven mag gaan, behoudens ingeval eerder op grond van de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere waarde dan 71 dB is vastgesteld. In dat geval mag de vast te stellen hogere waarde niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

U

Artikel 87i wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «krachtens deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 55 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 71 dB niet te boven mag gaan, behoudens ingeval eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde dan 71 dB is vastgesteld. In dat geval mag de vast te stellen hogere waarde niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

3. In het achtste lid wordt «hoger was dan 60 dB(A), de waarde 60 dB(A)» vervangen door: hoger was dan 60 dB(A), de waarde 58 dB.

V

In afdeling 3 wordt voor artikel 88 een nieuw artikel ingevoerd, luidende als volgt.

Artikel 87j

1. Afdeling 1 van hoofdstuk VIIIA is niet van toepassing op deze afdeling.

2. Op de voorbereiding van een saneringsprogramma door burgemeester en wethouders of door de wegaanlegger is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

W

Artikel 88 komt te luiden:

Artikel 88

1. Burgemeester en wethouders melden na een ingesteld akoestisch onderzoek uiterlijk binnen twee jaar na (...) aan Onze Minister de in de gemeente voorkomende gevallen, waarin op 1 maart 1986 een weg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die weg reeds woningen aanwezig waren en de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel van deze woningen op dat tijdstip, onderscheidenlijk na ingebruikneming van de weg hoger was dan 60 dB(A).

2. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. ingeval de woningen of de weg zijn geprojecteerd in een na 1 januari 1982 overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld bestemmingsplan;

b. ingeval tot aanleg of reconstructie van de weg na 1 januari 1982 is besloten met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81;

c. ten aanzien van in de gemeente voorkomende gevallen die reeds zijn gemeld op grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat luidde voor (...).

X

Artikel 89 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «wethouders» ingevoegd «of indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 burgemeester en wethouders of de wegaanlegger», wordt na «artikel 88» ingevoegd «, eerste lid, en tweede lid, onder c,», wordt «55 dB(A)» vervangen door «48 dB» en wordt «artikel 111, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 111, derde lid.

2. In het tweede lid wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Y

Artikel 90 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «door tussenkomst van gedeputeerde staten» en wordt na «wethouders» ingevoegd: of indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 burgemeester en wethouders of de wegaanlegger.

2. In het tweede lid wordt «55 dB(A)» vervangen door: 48 dB.

Z

Voor artikel 99 wordt in afdeling 4 een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt.

Artikel 98

Ten behoeve van een reconstructie van een weg met betrekking waartoe ingevolge artikel 88 aan Onze Minister een melding moet worden gedaan of is gedaan, is deze afdeling niet van toepassing en geeft Onze Minister toepassing aan artikel 90, tweede tot en met vijfde lid.

AA

In artikel 99, eerste lid, wordt «andere gebouwen dan woningen of andere geluidsgevoelige objecten» vervangen door «andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen», wordt «een onherroepelijk geworden besluit» vervangen door «een besluit» en wordt na «in overeenstemming met» ingevoegd: een bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de reconstructie voorziet dan wel met.

BB

Artikel 99a vervalt.

CC

Artikel 100 komt te luiden:

Artikel 100

1. Behoudens het tweede en derde lid is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bij een reconstructie van een weg 48 dB.

2. Ingeval eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

a. de heersende waarde;

b. de eerder vastgestelde waarde.

3. Ingeval de weg op (...) aanwezig, in aanleg of geprojecteerd was en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, geldt als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen die op (...) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren de heersende waarde.

DD

Artikel 100a wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende als volgt.

c. ingeval eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere waarde dan 68 dB is vastgesteld, de waarde niet hoger mag worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De krachtens het eerste lid, onder a, te stellen hogere waarde mag niet hoger worden gesteld dan 68 dB.

3. Het derde lid wordt vervangen door een lid, luidende als volgt:

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

EE

In artikel 100b wordt «daarbij aan te wijzen andere geluidsgevoelige gebouwen en objecten» vervangen door: andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

FF

Afdeling 5 van hoofdstuk VI vervalt.

GG

In het opschrift van afdeling 6 van hoofdstuk VI wordt «objecten» vervangen door «gebouwen en terreinen», in artikel 104 wordt «gebouwen en andere objecten ten aanzien waarvan na 1 januari 1982 toepassing is gegeven aan artikel 82, tweede lid,» vervangen door «geluidsgevoelige gebouwen en terreinen» en wordt «99 en 99a» vervangen door: 98 en 99.

HH

Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden:

HOOFDSTUK VII ZONES LANGS SPOORWEGEN

II

In artikel 105 wordt «geluid- of trillinghinder» vervangen door: geluidhinder.

JJ

Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk VII komt te luiden: De aanleg of wijziging van een landelijke spoorweg in de zin van artikel 2 van de Tracéwet.

KK

In afdeling 2 van hoofdstuk VII wordt voor artikel 106 een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt.

Artikel 105a

Afdeling 1 van hoofdstuk VIIIA is niet van toepassing op deze afdeling.

LL

Artikel 106 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder h, komt te luiden:

h. aanpassing van een weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 87b, eerste lid, onder h;

2. In het eerste lid, onder l, wordt «derde en vierde lid» vervangen door: derde lid.

3. In het vierde lid wordt «vijfde en zesde lid» vervangen door: vierde en vijfde lid.

MM

Artikel 106e wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder b en c, wordt «krachtens artikel 107 vastgesteld of herzien bestemmingsplan» vervangen door: bestemmingsplan dat is vastgesteld of herzien met toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt «krachtens deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 55 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de waarde 71 dB niet te boven mag gaan, behoudens ingeval eerder op grond van de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere waarde dan 71 dB is vastgesteld. In dat geval mag de vast te stellen hogere waarde niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

NN

Artikel 106f wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «krachtens deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 55 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 71 dB niet te boven mag gaan, behoudens ingeval eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde dan 71 dB is vastgesteld. In dat geval mag de vast te stellen hogere waarde niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

3. In het achtste lid wordt «hoger was dan 60 dB(A), de waarde 60 dB(A)» vervangen door: hoger was dan 60 dB(A), de waarde 58 dB.

OO

Artikel 106g wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «tweede en derde lid» vervangen door: tweede tot en met vierde lid.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt «met toepassing van deze wet» vervangen door «bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering of de Spoedwet wegverbreding» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

3. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot het vierde tot en met achtste lid, luidende als volgt:

3. Ingeval de betrokken wegen op (...) aanwezig, in aanleg of geprojecteerd waren en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de betrokken wegen van de gevel van woningen is vastgesteld dan 48 dB en de heersende waarde is hoger dan 48 dB, geldt voor de woningen die op (...) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden landelijke spoorweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen worden aangepast, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen, de heersende waarde. Voor de andere dan de hiervoor genoemd woningen binnen de zone van een te wijzigen of te verbreden landelijke spoorweg ten gevolge waarvan binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen worden aangepast bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg gelegen wegen maximaal 48 dB.

4. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste, tweede of derde lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de verhoging 5 dB en met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:

1°. ten gevolge van de aanpassing van de weg de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en

2°. de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de aanpassing van de weg ten behoeve van de toepassing van artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid, met betrekking tot woningen die door de aanpassing van de weg een hogere geluidsbelasting ondervinden, in welke gevallen de waarde 68 dB niet te boven mag gaan.

5. Na het vierde lid (nieuw) wordt een nieuw lid ingevoegd onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde tot en met negende lid, luidende als volgt:

5. Indien eerder op grond van de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied dan 63 dB is vastgesteld, mag de vast te stellen hogere waarde, in afwijking van het voorgaande lid, niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid» en wordt «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste, tweede of derde lid.

7. In het zevende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: zesde lid.

8. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

8. Het eerste tot en met zevende lid zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat in het vierde lid in plaats van «met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied de waarde 63 dB» wordt gelezen: voor zover het andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 1°, 2°, 3° en 4°, betreft met betrekking tot deze andere geluidsgevoelige gebouwen in buitenstedelijk gebied de waarde 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot deze andere geluidsgevoelige gebouwen in stedelijk gebied de waarde 63 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 5°, de waarde 53 dB» en in het vijfde lid in plaats van «met betrekking tot woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk met betrekking tot woningen in stedelijk gebied een hogere waarde dan 63 dB» wordt gelezen: een hogere waarde dan 53 dB, onderscheidenlijk een hogere waarde dan 58 dB, onderscheidenlijk een hogere waarde dan 63 dB.

9. In het negende lid (nieuw), aanhef, wordt «vijfde lid» vervangen door «zevende lid» en in het negende lid (nieuw), onder b, wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

PP

Artikel 106h wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, aanhef, wordt «met toepassing van artikel 90, tweede lid,» vervangen door «bij of krachtens deze wet of de Spoedwet wegverbreding» en wordt na «waarden» ingevoegd: , met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 48 dB niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar aangemerkt blijft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het tweede lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat de verhoging 5 dB en de waarde 68 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:

1°. ten gevolge van de aanpassing van de weg de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en

2°. de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de aanpassing van de weg ten behoeve van de toepassing van artikel 90 of artikel 111, tweede of derde lid, met betrekking tot woningen die door de aanpassing van de weg een hogere geluidsbelasting ondervinden.

3. Na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende tot en met negende lid, luidende als volgt:

6. Indien eerder bij of krachtens deze wet een hogere waarde dan 68 dB is vastgesteld, mag de vast te stellen hogere waarde, in afwijking van het vierde lid, niet hoger worden gesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.

5. In het negende lide (nieuw) wordt «zesde en zevende lid» vervangen door: zevende en achtste lid.

QQ

Artikel 107 komt te luiden als volgt:

Artikel 107

In het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder vanwege spoorwegen kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, voor gevallen waarin geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk VI, afdeling 2a, of hoofdstuk VII, afdeling 2, omtrent de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI, regels worden gesteld. Daarbij kunnen bepalingen van dat hoofdstuk van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

RR

In artikel 110, eerste lid, wordt «spoor-, tram- en metrowegen» vervangen door: spoorwegen.

SS

Onder vernummering van hoofdstuk VIIIA tot hoofdstuk VIIIB wordt na hoofdstuk VIII een nieuw hoofdstuk VIIIA ingevoegd, luidende als volgt:

HOOFDSTUK VIIIA HOGERE WAARDE EN ONDERZOEKSBEPALINGEN

AFDELING 1 HET VASTSTELLEN EN WIJZIGEN VAN EEN HOGERE WAARDE VOOR DE TEN HOOGSTE TOELAATBARE GELUIDSBELASTING

Artikel 110a

1. Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

2. In afwijking van het eerste lid zijn indien ten behoeve van een activiteit in meer dan één gemeente een hogere waarde voor de bij of krachtens de wet genoemde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient te worden vastgesteld, burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen deze activiteit zal worden uitgevoerd bevoegd een hogere waarde vast te stellen.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde waarde kan ambtshalve of op verzoek van degenen die daartoe bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, worden vastgesteld.

4. De vaststelling van de in het eerste en tweede lid bedoelde waarde vindt plaats volgens bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels.

5. Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in dit lid bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

6. Indien artikel 110f van toepassing is geven burgemeester en wethouders slechts toepassing aan het derde en vierde lid voorzover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

7. Wanneer het besluit, bedoeld in het eerste lid, benodigd is in verband met de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg of de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij het Rijk of een provincie of de vaststelling of wijziging van een zone langs een industrieterrein dat als industrieterrein van regionaal belang is aangewezen bij provinciale milieuverordening, zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de weg of spoorweg dan wel het industrieterrein van regionaal belang is gelegen bevoegd tot vaststelling van de hogere waarde. Het tweede tot en met zesde lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het tweede en zesde lid in plaats van «burgemeester en wethouders» moet worden gelezen «gedeputeerde staten» en in het tweede lid in plaats van «gemeente» telkens moet worden gelezen: provincie.

Artikel 110b

1. Wanneer de in artikel 110a, eerste lid, genoemde activiteit tot gevolg heeft dat voor een woning, een ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein gelegen buiten de grenzen van de gemeente binnen wier grenzen de activiteit wordt uitgevoerd een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde ten hoogste toelaatbare waarde dient te worden vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders hiertoe slechts overgaan na overleg met burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen de woning, het andere geluidsgevoelige gebouw of geluidsgevoelige terrein is gelegen.

2. Wanneer de in artikel 110a, zevende lid, genoemde activiteit tot gevolg heeft dat voor een woning, een ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein gelegen buiten de grenzen van de provincie binnen wier grenzen de activiteit wordt uitgevoerd een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde ten hoogste toelaatbare waarde dient te worden vastgesteld, kunnen gedeputeerde staten hiertoe slechts overgaan na overleg met gedeputeerde staten van de provincie binnen wier grenzen de woning, het andere geluidsgevoelige gebouw of geluidsgevoelige terrein is gelegen.

Artikel 110c

1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat indien burgemeester en wethouders bevoegd zijn de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

2. Wanneer het besluit, bedoeld in artikel 110a, verband houdt met de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan in afwijking van het eerste lid, het ontwerp van het besluit gedurende twee weken ter inzage worden gelegd.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent:

a. de bij een verzoek als bedoeld in artikel 110a over te leggen gegevens;

b. de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a.

AFDELING 2 WIJZE VAN UITVOERING ONDERZOEK

Artikel 110d

Ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, weg of spoorweg wordt voor het bepalen van het equivalente geluidsniveau bij ministeriële regeling aangegeven:

a. op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande of te verwachten omstandigheden, de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld, en

b. op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het in vorengenoemde omschrijving bedoelde gemiddelde wordt afgeleid.

Artikel 110e

Onze Minister kan regels stellen omtrent al hetgeen betrekking heeft op de wijze waarop de akoestische onderzoeken, bedoeld in deze wet, worden uitgevoerd.

Artikel 110f

1. Indien een van de volgende onderdelen van deze wet of van het krachtens deze onderdelen bepaalde:

a. Afdeling 1 en afdeling 2 van hoofdstuk V,

b. Afdeling 2, 2a, 3 en 4 van hoofdstuk VI,

c. hoofdstuk VII, en

d. hoofdstuk VIII,

van toepassing is op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74, 106b en 108 en artikel 25a van de Luchtvaartwet dan wel in één of meer hiervoor genoemde geluidszones alsmede in een gebied waarvoor met het oog op de geluidsbelasting toepassing is gegeven aan artikel 8.5, derde lid, van de Wet luchtvaart, dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van een akoestisch onderzoek, ter plaatse van die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, overeenkomstig de door Onze Minister gestelde regels, tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.

2. Indien in een bepaald gebied een of meer van de in het eerste lid genoemde onderdelen van deze wet of van het krachtens die onderdelen bepaalde van toepassing zijn, terwijl voor dat gebied tevens uit anderen hoofde van Rijkswege een saneringsprogramma ter zake van het voorkomen of bestrijden van geluidhinder moet worden opgesteld, draagt Onze Minister zorg voor de noodzakelijke onderlinge afstemming en samenhang van de te treffen maatregelen.

3. Ten behoeve van de uitvoering van het eerste lid kan Onze Minister bepalen, dat bij de berekening en meting van de onderscheidene geluidsbelastingen van de gevels van de woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en de grens van geluidsgevoelige terreinen op de resultaten een door hem aan te geven correctie kan worden toegepast.

Artikel 110g

Onze Minister stelt regels op grond waarvan telkens voor een bepaalde periode, al naar gelang de geluidproductie van motorvoertuigen in de betrokken periode hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, bij de berekening en meting van de geluidsbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen op het resultaat een door hem bepaalde aftrek van niet meer dan 5 dB wordt toegepast.

Artikel 110h

Indien voorafgaand aan (...) een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg of een spoorweg in dB(A) is vastgesteld en die waarde ook na (...) geldt, wordt die waarde omgerekend tot de waarde voor de geluidsbelasting Lden door de getalswaarde te verminderen met 2.

Artikel 110i

1. Een bestuursorgaan doet een door hem genomen onherroepelijk geworden besluit, houdende een beslissing tot het vaststellen van een hogere waarde dan de bij of krachtens deze wet genoemde, zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van dat wetboek is niet van toepassing.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als een besluit als bedoeld in het eerste lid, ingevolge een besluit of uitspraak in rechte waarbij dat besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren, in die zin dat op grond van de betrokken mededeling van het bestuursorgaan de vermelding van de desbetreffende korte aanduiding in de kadastrale registratie wordt verwijderd bij de betrokken percelen.

TT

Artikel 111 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder a, wordt «artikel 72» vervangen door: artikel 63.

2. Het tweede en derde lid komen te luiden als volgt:

2. Indien met betrekking tot gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege een weg, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels, ingeval het een weg betreft die na 1 januari 1982 is of wordt aangelegd en is opgenomen in een overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld bestemmingsplan, dan wel na dat tijdstip ingevolge een besluit, genomen met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, is aangelegd, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt.

3. Indien met betrekking tot de gevels van woningen waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg op 1 maart 1986 hoger was dan 55 dB(A), met toepassing van artikel 90, tweede lid, een hogere geluidsbelasting dan 48 dB, vanwege de weg als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 43 dB bedraagt.

UU

Artikel 111a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «artikel 87f, derde lid» vervangen door: artikel 87f, vierde of vijfde lid.

2. In het tweede lid wordt «artikel 87g, derde tot en met vijfde lid» vervangen door: artikel 87g, derde tot en met zesde lid.

3. In het derde lid wordt «artikel 87f, zesde lid» vervangen door «artikel 87f, achtste lid» en wordt «artikel 87g, achtste lid» vervangen door: artikel 87g, negende lid.

4. In het vierde lid wordt «106g, derde lid» vervangen door: 106g, vierde of vijfde lid.

5. In het vijfde lid wordt «106h, derde tot en met vijfde lid» vervangen door: 106h, derde tot en met zesde lid.

6. In het zesde lid wordt «106g, zesde lid» vervangen door «106g, achtste lid» en wordt «106h, achtste lid» vervangen door: 106h, negende lid.

VV

Artikel 112 komt te luiden als volgt:

Artikel 112

Indien met betrekking tot aanwezige of in aanbouw zijnde woningen toepassing is gegeven aan artikel 100a treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van de gevels van de betrokken woningen maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de weg, binnen de woning bij gesloten ramen na de reconstructie ten hoogste bedraagt:

a. ingeval voor de betrokken woningen bij de reconstructie voor de eerste maal een hogere waarde dan 48 dB, voor de geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, is vastgesteld: 33 dB;

b. ingeval voor de betrokken woningen eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld: de waarde die voor de reconstructie ingevolge het bij of krachtens deze wet voor de onderscheiden situaties bepaalde, dan wel ingevolge het krachtens artikel 3 van de Woningwet bepaalde ten hoogste toelaatbaar was.

WW

In artikel 113 en 114, eerste lid, wordt «andere geluidsgevoelige gebouwen en objecten» vervangen door: andere geluidsgevoelige gebouwen.

XX

Na artikel 114 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 114a

1. Indien de rechthebbende ten aanzien van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw niet heeft toegestemd mee te werken aan maatregelen die moeten worden getroffen ingevolge het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, vervalt de verplichting om overeenkomstig het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde maatregelen te treffen ten aanzien van die woning onderscheidenlijk dat andere geluidsgevoelige gebouw.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

a. de wijze waarop aan de rechthebbende wordt verzocht om mee te werken aan de realisatie van de maatregelen;

b. de wijze waarop de rechthebbende zijn toestemming verleent of onthoudt aan de realisatie van de maatregelen.

YY

Artikel 115 komt te luiden:

Artikel 115

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

geluidsbelasting Lden: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) over alle perioden van 07.00 uur tot 19.00 uur, van 19.00 uur tot 23.00 uur en van 23.00 tot 7.00 uur van een jaar;

verzameling van inrichtingen:

a. inrichtingen op een industrieterrein;

b. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen inrichtingen, die zijn gelegen binnen een daarbij aangegeven gebied;

stille gebieden: bij algemene maatregel van bestuur of overeenkomstig de maatregel als zodanig aangewezen categorieën van gebieden.

ZZ

Artikel 125 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «artikel 53» ingevoegd «zoals dat luidde op (...)» en wordt «Afdeling 2, § 1 of 2» vervangen door: Afdeling 2.

2. In het eerste lid, aanhef, en onder c, wordt «artikel 48 of 67» vervangen door «artikel 46 of 55».

3. In het eerste lid, onder a, wordt «Afdeling 2, § 4» vervangen door: Afdeling 2, § 5.

4. In het tweede lid wordt «hoofdstuk VIII A» vervangen door: hoofdstuk VIII B.

5. In het derde lid wordt «gebouwen en andere objecten ten aanzien waarvan bij het in werking treden van hoofdstuk V toepassing is gegeven aan artikel 68,» vervangen door «andere geluidsgevoelige gebouwen» en wordt «zijn het eerste en tweede lid» vervangen door: is het eerste lid.

AAA

Artikel 126 wordt gewijzigd als volgt.

1. In het vierde lid wordt «gebouwen en andere objecten ten aanzien waarvan bij het in werking treden van hoofdstuk VI toepassing is gegeven aan artikel 82, tweede lid,» vervangen door: andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

2. Na het vierde lid wordt twee nieuwe leden toegevoegd, luidende als volgt:

5. In afwijking van het eerste lid komen de kosten van maatregelen in gevallen waarin op 1 maart 1986 de woningen aanwezig of in aanbouw waren, terwijl de weg aanwezig was, maar de woningen niet tijdig overeenkomstig artikel 88 zijn gemeld, ten laste van de gemeente waarin de woningen zijn gelegen.

6. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 komt het gedeelte van de kosten van de maatregelen dat verband houdt met de reconstructie van de weg voor rekening van de wegaanlegger.

BBB

In artikel 127a, derde lid, wordt «Artikel 126a» vervangen door: Artikel 126.

CCC

Artikel 145 komt te luiden:

Artikel 145

1. Indien het besluit in de zin van artikel 110a, eerste lid, wordt genomen door burgemeester en wethouders en gepaard gaat met de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan vangt, in afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht, de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen dat besluit aan met ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het besluit in de zin van artikel 28 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Indien niet binnen die termijn is beslist, vangt de beroepstermijn aan met ingang van de dag na die waarop de termijn is verstreken.

2. Indien het besluit in de zin van artikel 110a, eerste lid, wordt genomen door burgemeester en wethouders en gepaard gaat met een besluit overeenkomstig artikel 81, vangt in afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht, de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen dat besluit aan met ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het raadsbesluit.

DDD

De paragrafen 2 tot en met 4 van hoofdstuk XIII komen te vervallen.

EEE

Hoofdstuk XIV komt te luiden:

HOOFDSTUK XIV OVERIGE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT GELUIDZONES

Artikel 163

1. Burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een industrieterrein geheel of in hoofdzaak is gelegen zorgen ervoor dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidsruimte binnen de zone.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op industrieterreinen van regionaal belang die zijn aangewezen bij provinciale milieuverordening. In dat geval dragen gedeputeerde staten voor de in het eerste lid genoemde taken zorg.

3. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer burgemeester en wethouders in overeenstemming met gedeputeerde staten besluiten dat gedeputeerde staten voor de in het eerste lid genoemde taken zorgdragen.

4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op industrieterreinen waarop zich inrichtingen bevinden als bedoeld in artikel 170, derde lid. Voor die industrieterreinen draagt Onze Minister voor de in het eerste lid genoemde taken zorg.

Artikel 164

Ter vervulling van de in artikel 163 bedoelde taak kan een zonebeheerplan worden opgesteld.

Artikel 165

1. In het belang van het verkrijgen van gegevens ten behoeve van het instellen van geluidszones rond industrieterreinen en ten behoeve van de bepaling van binnen die geluidszones te nemen maatregelen ter beperking van de geluidhinder aldaar kunnen burgemeester en wethouders, binnen een door hen aan te geven termijn gegevens betreffende de geluiduitstraling verlangen van beheerders van inrichtingen, welke binnen een zodanige zone werkzaam zijn.

2. Onze Minister kan omtrent de bepaling en de vastlegging van de in het eerste lid bedoelde gegevens regels stellen.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op industrieterreinen van regionaal belang die zijn aangewezen bij provinciale milieuverordening. In dat geval hebben gedeputeerde staten de in het eerste lid genoemde bevoegdheden.

4. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer burgemeester en wethouders in overeenstemming met gedeputeerde staten besluiten dat gedeputeerde staten voor de artikel 163, eerste lid, genoemde taken zorgdragen. In dat geval hebben gedeputeerde staten de in het eerste lid genoemde bevoegdheden.

5. Het eerste lid is niet van toepassing op industrieterreinen waarop zich inrichtingen bevinden als bedoeld in artikel 170, derde lid. In dat geval heeft Onze Minister de in het eerste lid genoemde bevoegdheden.

Artikel 166

1. In het belang van het verkrijgen van gegevens ten behoeve van het instellen van geluidszones en ten behoeve van de bepaling van binnen geluidszones te nemen maatregelen ter beperking van de geluidhinder aldaar kan Onze Minister, voor zover het betreft een geluidszone als bedoeld in hoofdstuk VIII of een geluidszone als bedoeld in artikel 25a van de Luchtvaartwet dan wel een gebied waarvoor met het oog op de geluidsbelasting toepassing is gegeven aan artikel 8.5, derde lid, van de Wet luchtvaart, binnen een door hem aan te geven termijn gegevens betreffende de geluiduitstraling verlangen van beheerders van inrichtingen, welke binnen een zodanige zone werkzaam zijn of zullen zijn.

2. Onze Minister kan omtrent de bepaling en de vastlegging van de in het eerste lid bedoelde gegevens regels stellen.

FFF

In artikel 170, derde en vijfde lid, wordt «artikel 71» vervangen door: artikel 62.

GGG

Artikel 172 vervalt.

HHH

In artikel 180 vervalt «, veenschappen en veenpolders».

III

Artikel 182 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «krachtens artikel 41» vervangen door «waarbij categorieën van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken worden aangewezen» en wordt na «termijn» toegevoegd: en volgens welke normstelling en procedures.

2. In het tweede lid vervalt «krachtens of met overeenkomstige toepassing van artikel 41 of artikel 53» en «of ten aanzien waarvan op dat tijdstip reeds een verplichting tot zonevaststelling op grond van genoemde artikelen van kracht is»

3. Het derde lid vervalt.

ARTIKEL II

In artikel 6, achtste lid van de Spoedwet wegverbreding wordt «87f, tweede lid» vervangen door «87f, tweede of derde lid», wordt «100, tweede lid» vervangen door «100, tweede of derde lid» en wordt «106g, tweede lid» vervangen door: 106g, tweede of derde lid.

ARTIKEL III

In artikel 45, tweede lid, van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt «artikel 1, eerste lid,» vervangen door: artikel 1.

ARTIKEL IV

In de Wet milieubeheer worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Artikel 8.8, derde lid, onder a, komt te luiden als volgt:

a. de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2, dan wel voortvloeit uit de artikelen 40, 44 tot en met 47, 50, 51, 53 tot en met 56, 59 tot en met 61, 63, tweede lid of 64 van de Wet geluidhinder.

2. In artikel 13.7 wordt «artikel 41» vervangen door: artikel 1.

ARTIKEL V

In de Wet geluidhinder worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Artikel 62, eerste en tweede lid, worden vervangen door een lid, luidende als volgt.

1. Gedeputeerde staten stellen uitsluitend ten aanzien van de woningen die op grond van artikel 62, eerste lid, zoals dat luidde voor (...) aan gedeputeerde staten zijn gemeld, met inachtneming van de regels, gegeven krachtens het tweede lid, en gelet op de maatregelen, in verband met andere woningen binnen de zone voortvloeiend uit de zonevaststelling, bedoeld in afdeling 2, §§ 2 en 3, van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder zoals deze luidden op (...), een programma op van maatregelen die naar hun oordeel in aanmerking komen om de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevels van de in het eerste lid bedoelde woningen te beperken tot 55 dB(A) en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder a. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat tevens één of meer overeenkomstige programma's dienen te worden opgesteld, gericht op een beperking van de geluidsbelasting van de gevels van de bedoelde woningen tot bij de maatregel aangegeven hogere waarden.

2. Artikel 62, derde lid, wordt vernummerd tot tweede lid.

3. In artikel 63, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.

4. Artikel 88 vervalt.

5. Artikel 89, eerste lid, komt te luiden als volgt.

1. Burgemeester en wethouders of indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 burgemeester en wethouders of de wegaanlegger stellen uitsluitend ten aanzien van de woningen die op grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat luidde voor (...) aan Onze Minister zijn gemeld, met inachtneming van de regels, gegeven krachtens het derde lid, een programma op van maatregelen die naar hun oordeel in aanmerking komen om de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevels van de op grond van artikel 88, zoals dat luidde voor (...) gemelde woningen zoveel mogelijk te beperken tot 53 dB en om zo nodig te voldoen aan artikel 111, derde lid.

6. In artikel 98 wordt «waartoe ingevolge artikel 88 aan Onze Minister een melding moet worden gedaan» vervangen door: waartoe ingevolge artikel 88, zoals dat luidde voor (...) aan Onze Minister uiterlijk twee jaar na (...) melding is gedaan.

ARTIKEL VI

Na inwerkingtreding van deze wet berust:

a. het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen mede op artikel 110a van de Wet geluidhinder;

b. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen mede op de artikelen 45 en 47 van de Wet geluidhinder;

c. het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 mede op artikel 43 van de Wet geluidhinder.

ARTIKEL VII

De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:

a. het vaststellen en het goedkeuren van een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld met toepassing van de Wet geluidhinder en waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

b. het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat wordt vastgesteld met toepassing van de Wet geluidhinder waarvoor een aanvraag is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

c. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

d. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, respectievelijk een gewijzigd ontwerp als bedoeld in artikel 11, eerste lid, respectievelijk artikel 14, eerste lid, van de Tracéwet, is vastgesteld voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

e. het vaststellen van een saneringsprogramma waarvoor ten behoeve van het ontwerp-programma toepassing is gegeven aan artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

f. het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure waarvoor de resultaten van het vereiste akoestisch onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn aan de gemeenteraad zijn overgelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

g. het verlenen van een vergunning voor een inrichting waarvoor het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

h. het vaststellen van een wegaanpassingsbesluit ten aanzien van de in de bijlage, onder a, van de Spoedwet wegverbreding opgenomen projecten waarvoor het ontwerp-besluit ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VIII

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad vervangt Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de artikelen I in onderdeel C, artikel 52, 53, tweede lid, 62, eerste en tweede lid, in onderdeel R, artikel 87f, derde lid, in onderdeel W, artikel 88, eerste en tweede lid, in onderdeel CC, artikel 100, derde lid, in onderdeel OO, artikel 106g, derde lid, in onderdeel SS, artikel 110h, in onderdeel ZZ, artikel 125, eerste lid en in artikel V, artikel 62, tweede lid, artikel 89, eerste lid, artikel 98 telkens (...) door een datum die wordt gesteld op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet zal worden geplaatst.

ARTIKEL IX

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven