Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2011
Naar aanleiding van het Algemeen Overleg op 30 november jl. heeft het kamerlid Smeets (PvdA) verzocht om een schriftelijke
reactie op haar vragen inzake het digitaliseren van cultureel erfgoed. Met deze brief voldoe ik aan het verzoek.
Het kabinet deelt de opvatting van de Europese Commissie dat Uniewetgeving nodig is om grensoverschrijdende online toegang
tot Europees cultureel erfgoed te realiseren. Doelstelling van het thans voorliggende Commissievoorstel is om de digitalisering
van verweesde werken te vereenvoudigen. Deze doelstelling wordt bereikt doordat in het voorstel wordt geregeld dat een werk
dat na een zogeheten diligent search in een lidstaat als verweesd wordt aangemerkt, ook als zodanig in de overige lidstaten wordt erkend. Een diligent search houdt in dat instellingen die gebruik willen maken van een auteursrechtelijk beschermd werk, redelijke inspanningen moeten
leveren om de mogelijke rechthebbenden te achterhalen.
Het kabinet beoordeelt het voornemen om te komen tot een Europese regeling voor verweesde werken positief, maar stelt wel
een voorwaarde. De ervaring met digitaliseringsprojecten in Nederland leert dat een diligent search in veel gevallen zeer arbeidsintensief en kostbaar is en daarom niet in alle gevallen uitkomst kan bieden. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij het online beschikbaar stellen van kranten en tijdschriften. Een krant omvat doorgaans meerdere werken en meerdere
auteurs. Bij oudere werken zal daarnaast ook nog naar rechtsopvolgers (erfgenamen) van de maker gezocht moeten worden. Daarnaast
kunnen de rechten door de maker zijn overgedragen aan een andere partij. Een zoektocht naar rechthebbenden is in dergelijke
gevallen in de praktijk bijzonder complex. Daarom is de Nederlandse inbreng erop gericht dat de toekomstige richtlijn over
verweesde werken ook ruimte laat voor (verruimde) collectieve overeenkomsten tussen collectieve beheersorganisaties en culturele
instellingen.
Een aantal erfgoedinstellingen is ertoe overgegaan licentieovereenkomsten te sluiten met bepaalde collectieve beheersorganisaties
(cbo’s) voor de online beschikbaarstelling van bepaalde onderdelen van hun collectie. Zo is er in november 2010 ten behoeve
van de databank digitale dagbladen een overeenkomst gesloten tussen stichting Lira, een cbo waar onder meer journalisten bij
zijn aangesloten, de stichting Pictoright, een cbo waar fotografen bij zijn aangesloten en de Koninklijke Bibliotheek. De
betrokken cbo's vrijwaren in de licentieovereenkomst de Koninklijke Bibliotheek tot een bepaald bedrag voor (mogelijke) claims
van niet aangesloten rechthebbenden. Dergelijke verruimde collectieve licenties zijn relatief nieuw zodat beide partijen er
nog weinig ervaring mee hebben opgedaan. Mede daarom is overeengekomen dat de licentieovereenkomsten (tussentijds) geëvalueerd
zullen worden. Ik ga er vanuit dat hoogte van de te betalen licentievergoedingen meegenomen zal worden in deze evaluatie.
Voor de volledigheid wijs ik u erop dat indien het voorliggende wetsvoorstel toezicht1 wordt aangenomen, het mogelijk wordt de door een cbo gehanteerde tarieven op billijkheid te laten toetsen door deze voor
te leggen aan een tariefgeschillencommissie. Ook zal het College van Toezicht Auteursrechten er na inwerkingtreding van het
wetsvoorstel er op toe kunnen zien dat cbo’s onder meer de tarieven, tariefgrondslagen, kortingsregelingen, licentievoorwaarden,
mate van representativiteit en de wijze waarop wel of geen vrijwaring wordt gegeven voor claims van niet-vertegenwoordigde
rechthebbenden openbaar maken. Voorts maakt de mogelijkheid tariefstijgingen te laten toetsen door het College van Toezicht
Auteursrechten onderdeel uit van het wetsvoorstel.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven