29 826 Industriebeleid

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 120 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2019

Hierbij stuur ik u de signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)1 en beleidsreactie over rentevoet en kosten effectiviteit.

De ILT constateert dat de rentevoet die wordt gehanteerd bij de berekening van de kosteneffectiviteit van milieumaatregelen in de industrie aan herziening toe is. Deze wettelijk vastgestelde rentevoet (10%) en stamt nog uit de jaren 90 van de vorige eeuw en is gebaseerd op de toen geldende rente. Zoals de ILT terecht constateert is een kostenberekening sterk afhankelijk van de gehanteerde rentevoet. Een forse verlaging van de gehanteerde rentevoet, waarbij ook rekening wordt gehouden met de interne rentevoet bij bedrijven, is volgens de ILT dan ook mogelijk. Ik ben het daarmee eens.

Een lagere rentevoet zorgt ervoor dat de kosteneffectiviteit van milieu-investeringen die het bevoegd gezag in een vergunning wil opnemen realistischer wordt ingeschat. Dat maakt het opleggen van strengere maar haalbare eisen door de vergunningverlener dus gemakkelijker en dat is precies wat ik in het kader van het Schone Lucht Akkoord (SLA) wil. Deze aanpassing in de berekening van de financiële haalbaarheid van emissiereducerende maatregelen kan leiden tot een reductie in de emissie van luchtverontreinigende stoffen zoals zwaveldioxide (SO2), stikstof (NOx) en fijnstof.

Als reactie op het signaal heb ik een onafhankelijk bureau opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. Ik ben voornemens op basis van dit rapport de nieuwe rentevoet vast te stellen. Het rapport treft u hierbij aan als bijlage. De wijziging van de rentevoet zal ik indienen samen met andere wijzigingen van de regelgeving die ik in het kader van het SLA aan het voorbereiden ben teneinde de emissies van de industrie te verlagen.

Het tweede deel van het signaal betreft het belang van het ontwikkelen van een goede methodiek voor het beoordelen van de kosteneffectiviteit van emissiereducerende maatregelen voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Ook dat is reeds opgepakt binnen mijn ministerie. Bedrijven moeten emissies van ZZS zoveel mogelijk voorkomen en er wordt van bedrijven een continue inspanning verlangd om de ZZS-emissies te minimaliseren. Het bevoegd gezag wordt iedere vijf jaar door bedrijven geïnformeerd over de mate waarin een ZZS wordt geëmitteerd en de maatregelen die worden toegepast om deze emissies verder te minimaliseren. Per 1 januari 2021 loopt de eerste termijn van deze vijfjaarlijkse informatieplicht af. Het is van belang dat het bevoegde gezag op dat moment beschikking heeft over een kosteneffectiviteitsmethodiek, met ook een realistische rentevoet. Inmiddels is in samenwerking met bevoegd gezag, de industrie en het RIVM een project gestart om deze methodiek te ontwikkelen. Dit project, dat eind 2020 wordt afgerond, levert een methodiek op voor ZZS-emissies naar lucht. Voor lozingen van ZZS naar water is reeds een beoordelingsmethodiek ontwikkeld.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven