29 822
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg (herstel van enige onvolkomenheden)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 9 november 2004

I. Algemeen

De ontvangst die het wetsvoorstel van de leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie heeft gekregen, doet ons genoegen. Het gaat inderdaad om een «herstelwetje». De vragen van de leden van de PvdA-fractie bij onderdeel N beantwoord ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hierna onder II. De leden van de VVD-fractie, die hopen dat de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen: de wet) zo spoedig mogelijk in werking zal treden, wijs ik erop dat de (volledige) inwerkingtreding van de wet is voorzien tegen 1 januari 2005.

Bij deze nota is een nota van wijziging gevoegd. Daarbij worden nog twee onvolkomenheden hersteld. De eerste betreft onderdeel K van artikel 77 van de wet, waarvan in het wetsvoorstel (zie artikel I, onderdeel M) reeds een wijziging wordt voorgesteld. In artikel 265, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was «hulpverleningsplan» ten onrechte nog niet vervangen door «het plan bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg». Dit geschiedt alsnog. In de tweede plaats wordt, door een aanvulling in artikel 104, eerste lid, van de wet, er alsnog in voorzien dat in de uitkering aan de provincies ten behoeve van de door de stichting uit te voeren taken, door Onze Ministers ook kunnen worden verwerkt de kosten van de door de provincie te verstrekken subsidie ten behoeve van de uitoefening van jeugdreclasseringstaken. De bepaling van artikel 104, eerste lid, op grond waarvan de inzet van personeel van instellingen met een landelijk bereik via door de stichting verleend mandaat kan worden zeker gesteld, was ten onrechte (immers niet in overeenstemming met de huidige situatie) beperkt tot de uitoefening van de voogdij en de ondertoezichtstelling.

II. Artikelsgewijze toelichting

De cijfers die hierna genoemd worden behoeven een korte inleiding. Bij kinderen die onbegeleid op Schiphol aankomen of alleen op Schiphol worden achtergelaten, zijn er op dit moment twee mogelijkheden om in het gezagsvacuüm te voorzien. Ten eerste kan de Koninklijke Marechaussee de Raad voor de kinderbescherming inschakelen. Dit gebeurt op dit moment vooral in geval van meereizende kinderen van volwassenen die aangehouden zijn vanwege drugsmokkel en die in afwachting van een verder proces worden vastgezet. De Raad vraagt vervolgens bij de rechter om voorlopige voogdij.

In 2002 zijn er door de Raad voor de kinderbescherming 22 voorlopige voogdijen aangevraagd voor kinderen die onbegeleid op Schiphol zijn aangekomen. In 2003 ging het om een aantal van 58. Het aantal zaken in 2004 is flink gestegen. In de eerste vier maanden van 2004 betrof het 34 zaken. In de eerste 9 maanden van 2004 betrof het 116 zaken.

Ten tweede kan de Koninklijke Marechaussee kinderen ook direct aanmelden bij Nidos. Het gaat dan nu met name om minderjarige vreemdelingen die zonder ouders en in voorkomende gevallen met valse documenten op Schiphol aangehouden worden; dit kunnen ook asielzoekers zijn. Het gaat hier om gemiddeld zo'n 70 gevallen per jaar.

De meeste voorlopige voogdijen die via de Raad zijn gevraagd lopen gemiddeld zo'n tien dagen. De voorlopige voogdij vervalt automatisch als de ouder wordt vrijgelaten. Het kind kan dan terug naar de ouder. Gaat het om een kind dat in Nederland woont, dan is in deze gevallen sprake van voldoende signalen voor zorgen over de opvoedingssituatie van het kind en kan de Raad de situatie van het kind nader onderzoeken. Gaat het om een kind dat terugkeert naar het land van herkomst dan kan de Raad een kinderbeschermingsautoriteit of andere autoriteit in het land van herkomst inlichten opdat deze eventuele vervolgstappen kan zetten.

Als het gaat om minderjarige vreemdelingen die onder (tijdelijke of voorlopige) voogdij van Nidos worden gesteld zal in de meeste gevallen de asielprocedure worden gevolgd of getracht worden het kind zo snel mogelijk te herenigen met familie in het buitenland. De voorlopige voogdij duurt in deze gevallen zes weken waarna bezien wordt of deze omgezet moet worden naar tijdelijke voogdij.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven