29 817 Sociale werkvoorziening

Nr. 131 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2014

Hierbij bied ik u mede namens de Minister de UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2013 aan1. De monitor is opgesteld door het UWV en beschrijft de ontwikkelingen in arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking in de periode 2008 t/m 2012.

Deze rapportage volgt op de monitor arbeidsparticipatie 2012 (Kamerstuk 29 817, nr. 99) en kent dezelfde opzet. De rapportage beschrijft de positie van drie groepen die bekend zijn bij het UWV: de Wajongers, WIA-gerechtigden en personen die bij een WIA-aanvraag minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden (35-minners). De rapportage gaat in op het aan het werk zijn, aan het werk komen, en aan het werk blijven van mensen met een arbeidsbeperking. Nieuw is dat deze monitor verhalen uit de praktijk bevat van Wajongers en mensen met een WGA-uitkering.

De monitor is besproken met vertegenwoordigers van de landelijke cliëntenorganisaties die waardering hadden voor de kwaliteit van de monitor.

Als bijlage bij de monitor treft u een actueel overzicht over de werkgeversdienstverlening van het UWV voor Wajongers aan2.

De belangrijkste bevinding uit de rapportage is dat in 2012 sprake is van een duidelijke daling van de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking ten opzichte van 2011. Dit beeld geldt voor alle groepen, Wajongers, WGA’ers en 35-minners. Het UWV noemt als verklaring de verslechtering van de economische situatie. In 2012 daalde de werkgelegenheid en nam de werkloosheid toe. De rapportage geeft aan dat het in deze situatie lastig is voor werkgevers om Wajongers en WGA’ers in dienst te houden of aan te nemen.

In deze brief geef ik de belangrijkste bevindingen van de monitor weer en formuleer ik mijn beleidsconclusies.

Wajong

De belangrijkste bevindingen voor de Wajong zijn:

  • Het aantal mensen dat jaarlijks de Wajong in kwam, nam tot 2010 fors toe. Daarna trad een daling op. Het aantal mensen dat nieuw de Wajong instroomde daalde van 17.800 in 2010 naar 16.300 in 2011 en naar 15.300 in 2012.

  • Het aantal mensen met een Wajonguitkering is omvangrijk. Medio 2013 zitten er 232.600 mensen in de Wajong. Daarvan hebben 44.200 mensen een uitkering op grond van de nieuwe Wajong (nWajong) die in 2010 van kracht werd en 188.400 op grond van de oude Wajong (oWajong) van voor 2010.

  • In 2012 stroomde 7% van de nWajongers in in de uitkeringsregeling van de nWajong, 38% in de studieregeling en 55% in de werkregeling. Daarmee is het aandeel dat in de werkregeling is ingestroomd, gestegen (was 51% in 2011) en het aandeel in de studieregeling gedaald (was 41%).

  • De positieve trend in de arbeidsparticipatie van Wajongers uit de afgelopen jaren, zette in 2012 niet door. Zowel het aantal als het aandeel Wajongers dat eind 2012 aan het werk was daalde ten opzichte van 2011. Het aantal werkende Wajongers is gedaald van 54.000 eind 2011 naar 53.000 eind 2012. Het aandeel werkende Wajongers is tussen 2011 en 2012 gedaald van 25% naar 23,4%. De meest logische verklaring voor de dalende trend is de verslechtering van de economische situatie in 2012.

  • Een lichtpuntje is dat Wajongers in de nieuwe Wajong (nWajong) nog altijd sneller aan het werk komen dan hun voorgangers in de oude (oWajong). Ook zijn er in 2012 nog steeds meer Wajongers aan het werk bij een reguliere werkgever dan in of via de Sociale Werkvoorziening. Verder zijn er in absolute zin eind 2012 nog altijd meer werkende Wajongers dan eind 2010. Wel zijn de nWajongers die in 2011 zijn ingestroomd minder vaak binnen een jaar aan het werk gekomen dan de nWajongers die in 2010 de Wajong instroomden.

De ontwikkeling in arbeidsdeelname van Wajongers is weergegeven in onderstaande tabel:

Tabel. Aantal en aandeel werkende Wajongers aan het einde van het jaar
 

2008

2009

2010

2011

2012

Aantal werkende Wajongers

         

Aantal werkende Wajongers totaal

46.000

47.600

50.400

54.000

53.000

           

Aandeel werkende Wajongers

         

% werkende Wajongers totaal

25,7%

24,8%

24,6%

25,0%

23,4%

% Wajongers werkend bij een reguliere werkgever

11,5%

11,4%

12,1%

13,2%

12,2%

% Wajongers werkend in of via Sociale Werkvoorziening

14,2%

13,4%

12,5%

11,7%

11,2%

  • Om werk bij een reguliere werkgever voor Wajongers mogelijk te maken zijn veel inspanningen nodig. 58% van de Wajongers die eind 2012 bij een reguliere werkgever werkten, deed dat met (recente) ondersteuning in de vorm van begeleiding door een jobcoach, loondispensatie, een re-integratietraject of een andere voorziening. Het percentage ondersteuning lag in 2011 op ruim 60%.

  • Het is moeilijk voor Wajongers om aan het werk te blijven. Van de Wajongers die in 2011 aan het werk zijn gekomen, is iets minder dan de helft een jaar later nog (of weer) aan het werk. Een jaar eerder was dat nog iets meer dan de helft. Het UWV noemt als belangrijke verklaring dat Wajongers meestal een tijdelijk contract krijgen. Deze worden bij hen minder vaak verlengd dan bij jongeren zonder Wajonguitkering. Maar als Wajongers er in slagen om langere tijd te werken, dan verliezen ze niet meer zo vaak het werk.

  • Wajongers die bij een reguliere werkgever werken krijgen vaak nog een gedeeltelijke uitkering omdat ze niet het WML verdienen. Dit geldt eind 2012 voor 72% van de werkende Wajongers. Dit is hetzelfde percentage als in 2011. Het niet verdienen van het WML kan twee redenen hebben die ongeveer even vaak voorkomen. De eerste is dat een Wajonger met loondispensatie werkt. De tweede is dat een Wajonger per uur minimaal het WML krijgt betaald, maar dat hij of zij een beperkt aantal uren werkt, waardoor het totale loon per maand minder dan het WML bedraagt.

WIA

De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Eind juni 2013 ontvingen 563.900 mensen een WIA- of WAO-uitkering, dat waren er 53.500 minder dan eind 2008. Het aantal WAO-uitkeringen daalt sterk, omdat van steeds meer WAO’ers de uitkering wordt beëindigd wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

  • Het aantal WIA-uitkeringen neemt in volume nog steeds toe, omdat er meer mensen instromen dan uitstromen. Dit komt omdat de WIA nog in opbouw is.

  • De nieuwe instroom in de WIA is in 2012 wel gedaald ten opzichte van die in 2011 (33.900 in 2012 tegen 37.900 in 2011). Een belangrijke reden voor deze daling was een eenmalige wijziging in de telmethodiek.

  • Eind juni 2013 ontvingen 174.200 mensen een WIA-uitkering. De verdeling binnen de WIA is in 2012 vrijwel gelijk aan die in 2011. Meer dan de helft (52%) ontving een volledige WGA-uitkering, 21% een gedeeltelijke WGA-uitkering en 27% een IVA-uitkering. Deze laatste groep WIA is duurzaam arbeidsongeschikt en heeft dus geen arbeidsmogelijkheden.

  • De samenstelling van mensen in de WIA wijzigt in de loop van de jaren. Het aandeel dat afkomstig is uit het vangnet Ziektewet neemt toe, het aandeel voormalig werknemers neemt af. Deze verandering komt door veranderingen op de arbeidsmarkt en een toename van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie in de afgelopen jaren.

  • Eind 2012 was 54% van de mensen met een volledige WGA-uitkering afkomstig uit het vangnet Ziektewet, eind 2008 was dat 45%. Bij mensen met een gedeeltelijke WGA-uitkering is het aandeel uit het vangnet Ziektewet gestegen van 31% eind 2008 naar 41% eind 2012.

  • Het aandeel werkenden daalt nog steeds bij mensen met een WGA-uitkering. Eind 2012 was 47% van de gedeeltelijk en 11% van de volledig arbeids(on)geschikten aan het werk. Eind 2011 was dat nog respectievelijk 50% en 13%.

  • Een belangrijke verklaring is de aanhoudende economische recessie. Het UWV geeft aan dat het waarschijnlijk voor werkgevers steeds minder haalbaar en aantrekkelijk is geworden om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen en in dienst te houden. Daarnaast zitten er steeds meer mensen in de WIA die afkomstig zijn uit het vangnet Ziektewet. De arbeidsparticipatie van deze vangnetters is nog niet de helft van die van de voormalig werknemers. Ook vragen relatief meer mensen van 55 jaar en ouder en meer mensen met een psychische aandoening een WIA-uitkering aan. Deze groepen werken minder vaak dan andere groepen arbeidsbeperkten.

  • Ook bij de WIA 35-minners is het aandeel werkenden gedaald, namelijk van bijna 44% eind 2011 naar 42% eind 2012.

  • De rapportage brengt ook de arbeidsparticipatie van voormalig werknemers en vangnetters in beeld. Overall is het beeld voor beide groepen vergelijkbaar: door de jaren stijgt het aantal werkenden bij beide subgroepen. Dit komt door een stijgend aantal WGA-ers en WIA 35-minners. Het relatieve aandeel werkenden onder beide groepen neemt echter af. De aanhoudende economische crisis speelt hier waarschijnlijk een rol.

  • UWV noemt als lichtpuntje dat het aandeel mensen dat aan het werk is tussen 2011 en 2012 minder sterk gedaald is bij de voormalig vangnetters dan bij de voormalig werknemers. Het aandeel WIA 35-minners dat werkt, bleef bij de voormalig vangnetters zelfs op peil.

Werkgevers met mensen met een arbeidsbeperking in dienst

  • De monitor geeft ook aan wat de ontwikkeling is in het aandeel werkgevers dat een Wajongere of een WGA-er in dienst hebben. In 2012 nam het absolute aantal werkgevers met een Wajonger in dienst af in vergelijking met 2011. Het aandeel werkgevers met een Wajonger in dienst bleef wel gelijk (4,8%). Deze trend geldt voor bijna alle sectoren en bedrijfsgroottes. Het aantal reguliere werkgevers met een WGA’er in dienst steeg in 2012 wel ten opzichte van 2011. Deze stijging is in lijn met de stijging van het aantal WGA’ers. Het aantal WGA’ers stijgt, doordat de WIA nog niet zo lang bestaat.

Tabel. Werkgevers met Wajongers en WGA’ers in dienst (eind 2010–2012)
 

2010

2011

2012

Totaal aantal werkgevers

346.200

345.700

335.500

       

– Waarvan met Wajonger in dienst

14.500

16.500

16.000

– % werkgevers met Wajonger in dienst

4,2%

4,8%

4,8%

       

– Waarvan met WGA'er in dienst

9.200

10.700

12.000

– % werkgevers met WGA'er in dienst

2,7%

3,1%

3,6%

Beleidsconclusies

De rapportage bevat, net als de vorige, veel informatie over de arbeidsdeelname van mensen met arbeidsbeperkingen. Hoofdconclusie is dat de arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking in 2012 door de economische situatie over de hele linie is afgenomen ten opzichte van 2011. Voor het eerst is ook de arbeidsdeelname van Wajongers gedaald, daarnaast zet de daling van de arbeidsdeelname bij WGA’ers en 35-minners die al eerder zichtbaar was door. Uiteraard is dit teleurstellend. Een lichtpuntje is wel dat het aantal werkende Wajongers eind 2012 hoger is dan het aantal werkende Wajongers in 2010. Ook zijn er in 2012 nog steeds meer Wajongers aan het werk bij een reguliere werkgever dan in of via de Sociale Werkvoorziening. De rapportage beklemtoont verder dat veel inspanningen nodig zijn om Wajongers die werken te ondersteunen. 58% van de Wajongers die werken bij een reguliere werkgever heeft ondersteuning nodig in de vorm van bij voorbeeld een jobcoach of compensatie voor het productiviteitsverlies.

Het kabinet wil de arbeidsdeelname van mensen met arbeidsbeperkingen met kracht bevorderen. Het kabinet realiseert zich dat dit een proces is dat tijd vraagt. Met de nodige voorzichtigheid kan worden gesteld dat de economische vooruitzichten een verbetering laten zien ten opzichte van 2012. Daarnaast is van belang dat het kabinet momenteel volop uitwerking geeft aan de afspraken van 11 april 2013 met sociale partners over garantiebanen en de afspraken met gemeenten over de Participatiewet (zie ook brief van 2 december 2013, Kamerstuk 33 566, nr. 65). Deze afspraken voorzien onder meer in baangaranties van werkgevers voor mensen met arbeidsbeperkingen, oplopend tot 125.000 (markt en overheid) met een wettelijke quotumregeling als stok achter de deur, de invoering van het instrument loonkostensubsidie, de vorming van regionale Werkbedrijven en het benodigde wettelijke kader voor gemeenten om in maatwerk passende ondersteuning te bieden aan de doelgroep van de Participatiewet. Het wetsvoorstel tot invoering van de Participatiewet is thans in behandeling bij de Tweede Kamer. Tegelijk wordt in de Werkkamer hard gewerkt aan de praktische uitwerking van de voorstellen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven