29 767
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005)

29 758
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2005)

nr. 62
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2005

Hierbij stuur ik u, zoals toegezegd in het schriftelijk overleg over enkele openstaande vragen na de behandeling van het Belastingplan 2005 (TK, vergaderjaar 2004–2005, 29 767 en 29 758, nr. 61, punt 5), de teksten toe van de lagere regelgeving op het punt van de nieuwe regeling grijs kenteken voor gehandicapten. Voor wat betreft de motorrijtuigenbelasting is deze regelgeving per 1 januari 2005 in werking getreden. De regelgeving voor de BPM zal nog worden aangevuld bij ministeriële regeling en in werking treden op een nader te bepalen datum, gelijktijdig met de inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling in de Wet BPM.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

BIJLAGE Teksten lagere regelgeving grijs kenteken gehandicapten

Zie Staatsblad 2004, nr. 684 en Staatscourant 2004, nr. 249, pag. 24 e.v.

Uitvoeringsbesluit BPM

Artikel 13a

1. Ten behoeve van een zelfde gehandicapte bestaat aanspraak op de in artikel 15a van de wet bedoelde teruggaaf voor één bestelauto.

2. De teruggaaf wordt slechts verleend indien het verzoek daartoe wordt ingediend binnen dertien weken nadat het recht op teruggaaf is ontstaan, en

a. bij het verzoek worden overgelegd:

– bescheiden waaruit blijkt dat de gehandicapte beschikt over een rolstoel als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet die is verstrekt in het kader van een beschikking ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten, dan wel waarvoor hij beschikt over een verklaring van een arts die is afgegeven ten hoogste zes weken voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek, dat hij voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een dergelijke rolstoel;

– een afschrift van de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B van het bewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven voor de bestelauto; en

– een verklaring van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane, dat de bestelauto is ingericht voor het in artikel 15a van de wet bedoelde vervoer; en

b. de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer, alsmede voor het persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen, van de gehandicapte en, ingeval dit een ander is, van degene op wiens naam het kenteken is gesteld.

3. Indien eerder voor een andere bestelauto ten behoeve van de gehandicapte teruggaaf werd verleend op de voet van artikel 15a van de wet, wordt in het verzoek vermeld vanaf welke datum die andere bestelauto niet langer wordt gebruikt voor het in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer.

Uitvoeringsbesluit MRB

Artikel 5a

1. Ten behoeve van een zelfde gehandicapte vindt artikel 24a van de wet toepassing voor één bestelauto.

2. Artikel 24a van de wet vindt slechts toepassing indien het verzoek daartoe wordt ingediend bij de inspecteur voor de aanvang van het tijdvak, en

a. bij het verzoek worden overgelegd:

– bescheiden waaruit blijkt dat de gehandicapte beschikt over een rolstoel als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, van de wet die is verstrekt in het kader van een beschikking ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten, dan wel waarvoor hij beschikt over een verklaring van een arts die is afgegeven ten hoogste zes weken voorafgaand aan de datum van indiening van het verzoek, dat hij voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een dergelijke rolstoel;

– een afschrift van de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B van het bewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is afgegeven voor de bestelauto; en

– een verklaring van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake de douane, dat de bestelauto is ingericht voor het in artikel 24a, eerste lid van de wet bedoelde vervoer; en

b. de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het in artikel 24a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer, alsmede voor het persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen, van de gehandicapte en, in geval dit een ander is, van de houder van de bestelauto.

3. Indien artikel 24a van de wet reeds wordt toegepast voor een andere bestelauto ten behoeve van de gehandicapte, wordt in het verzoek vermeld vanaf welke datum de bestelauto waarop het verzoek betrekking heeft die andere bestelauto vervangt voor het in artikel 24a, eerste lid, van de wet bedoelde vervoer.

4. De beschikking bedoeld in artikel 24a, zesde lid, van de wet werkt terug tot op het tijdstip waarop het verzoek is ingediend, tenzij in de beschikking anders is bepaald.

5. Telkens vóór het einde van het vierde opeenvolgende tijdvak, gerekend vanaf het tijdstip waarop de beschikking van kracht is geworden, wordt een verklaring van de gehandicapte en, in geval dit een ander is, de houder overgelegd dat de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde gebruik en dat de bestelauto niet in een zodanige staat is gebracht, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het artikel 24a, tweede lid,van de wet, dat het een personenauto is.

6. Indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de toepassing van artikel 24a van de wet, trekt de inspecteur de beschikking in. De intrekking geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking. Indien degene aan wie de beschikking is verleend niet voldoet aan de verplichting bedoeld in artikel 17, tweede lid, of artikel 24a, vierde lid, van de wet, wordt de beschikking geacht te zijn vervallen op het tijdstip waarop niet langer aan de voorwaarden en beperkingen van artikel 24a van de wet wordt voldaan.

Uitvoeringsregeling MRB

Artikel 4a

1. Onder een bestelauto, ingericht voor het vervoer als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, van de wet, wordt verstaan een bestelauto waarin constructies zijn aangebracht gericht op het vervoer van de gehandicapte in de cabine en het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel. Onder dergelijke constructies worden met name verstaan constructies gericht op het met of vanuit een rolstoel kunnen plaatsnemen in en verlaten van de bestelauto, constructies voor het vastzetten van een rolstoel in de cabine op de plaats van een zitplaats, en constructies voor het vastzetten van een rolstoel zonder passagier in de laadruimte.

2. Onder een rolstoel wordt voor de toepassing van artikel 24a van de wet mede verstaan een scootmobiel.

Naar boven