29 758
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 oktober 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A. In artikel 1.7a, eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen 3.141, 8.11, 8.14, 8.14a en 8.16» vervangen door: de artikelen 8.11, 8.14, 8.14a en 8.16.

B. Het in Artikel I, onderdeel B, tweede lid, opgenomen negende lid van artikel 3.22 komt te luiden:

9. Voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel a, worden mede in aanmerking genomen schepen die worden geëxploiteerd door lichamen waarin de belastingplichtige direct of indirect overwegende zeggenschap heeft als bedoeld in artikel 1 van de Zevende Richtlijn nr. 1983/349/EEG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (Pb EG, nr. L 193), voorzover het betreft kwalificerende schepen en schepen waarbij ingevolge een buitenlandse regeling die naar aard en strekking overeenkomt met dit artikel de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand van de tonnage.

C. In artikel I, onderdeel I, vierde lid, vervalt de tweede volzin.

D. In artikel III, onderdeel A, eerste lid, vervalt de tweede volzin. Voorts wordt in de laatste volzin van dat lid «Tenslotte wordt» vervangen door: Voorts wordt.

E. Artikel III, onderdeel B, wordt vervangen door:

B. Artikel 16c wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van de werknemer met een partner die een verstrekking van kinderopvang geniet, gelden vergoedingen ter zake van kosten van kinderopvang als vrije vergoeding voorzover die vergoedingen niet meer bedragen dan een zesde deel van de voor de waardering van de verstrekking in aanmerking genomen waarde van de kinderopvang.

2. In het tweede lid wordt «of een partner heeft die geen vergoeding ter zake van kosten van kinderopvang van een inhoudingsplichtige ontvangt» vervangen door «of een partner heeft die van een inhoudingsplichtige geen vergoeding ter zake van kosten van kinderopvang ontvangt en geen verstrekking van kinderopvang geniet». Voorts wordt «het in het eerste lid bedoelde deel» vervangen door: het in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde deel.

3. In het derde lid wordt «het in het eerste lid bedoelde deel» vervangen door «het in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde deel». Voorts wordt aan het lid een zin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van de werknemer met een partner die een verstrekking van kinderopvang geniet van minder dan een zesde deel van de voor de waardering van de verstrekking in aanmerking genomen waarde van de kinderopvang, wordt het in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde deel verhoogd tot een derde deel en de uitkomst vervolgens verminderd met de verstrekking van de partner.

4. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder kinderopvang verstaan: kinderopvang waarvoor aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang.

F. Artikel X, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 63e, tweede lid, wordt «17 en 19 van overeenkomstige toepassing» vervangen door: 17, 19 en 25, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

b. Aan artikel 63e, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 27, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

G. Artikel XVII komt als volgt te luiden:

ARTIKEL XVII

De Wet van 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang), (Stb. 455), wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 110, onderdeel A, vervalt.

B. Artikel 111, onderdeel A, vervalt.

H. Na artikel XVII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIIa

De wet van 24 juni 2004, Stb. 312, tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis) wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdeel f» telkens vervangen door: «onderdeel g». Voorts wordt de aanduiding «g» van het toe te voegen onderdeel vervangen door: h.

2. In het tweede lid wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel h.

3. In het derde lid wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel h.

I. Artikel XVIII, onderdeel A, komt te luiden:

A. Overgangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001

De in artikel 3.22, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 gestelde voorwaarde van het voeren van de vlag van een van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap geldt niet met betrekking tot schepen waarvoor de belastingplichtige:

a. reeds vóór de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet de winst uit zeescheepvaart bepaalt aan de hand van de tonnage als bedoeld in genoemd artikel 3.22, of

b. reeds vóór 17 januari 2004 verplichtingen ter zake van de bouw is aangegaan en de ingebruikneming heeft plaatsgevonden na het moment van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet doch vóór 1 januari 2009, waarbij reeds vóór 17 januari 2004 naar objectieve maatstaven de gerede verwachting aanwezig was enerzijds dat het schip vanaf het moment van de ingebruikneming niet de vlag zou voeren van een van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap maar dat anderzijds vanaf dat moment de winst uit zeescheepvaart van het schip wel zou worden bepaald aan de hand van de tonnage als bedoeld in genoemd artikel 3.22.

Toelichting

Onderdeel A (artikel I, onderdeel AO)

De Wet kinderopvang heeft per abuis geen rekening gehouden met een wijziging die bij het Belastingplan 2004 inmiddels is aangebracht in artikel 1.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit heeft tot gevolg dat de wijzigingsopdracht uit de Wet kinderopvang om in artikel 1.7a de verwijzing naar artikel 3 141 te laten vervallen, niet is uit te voeren. Met de thans voorgestelde wijziging wordt artikel 1.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsnog aangepast.

Onderdeel B (artikel I, onderdeel B)

Deze wijziging houdt verband met een ten aanzien van het negende lid van artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001 gewijzigd inzicht van de interpretatie van de nieuwe communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer op het punt van de schepen die bij de berekening van het in het zesde lid, onderdeel a, bedoelde percentage in aanmerking worden genomen. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdelen C en D (artikel I, onderdeel I en artikel III, onderdeel A)

In het voorstel van wet wordt in artikel 7.2, zevende lid, laatste volzin, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en in artikel 2, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 de Belastingregeling voor het Koninkrijk ingevoegd. Nu het in die leden gaat om verdragen die betrekking hebben op uitzending van personen naar een ander land, en op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk geen personen worden uitgezonden, is deze invoeging ten onrechte opgenomen. Het voorstel is dan ook deze invoeging te laten vervallen.

Onderdeel E (artikel III, onderdeel B)

Bij artikel 111, onderdeel B, van de Wet kinderopvang (Wet van 9 juli 2004, Stb. 455) is artikel 16c van de Wet op de loonbelasting 1964 vervangen. In artikel 16c, eerste lid, is de maximale vrije vergoeding ter zake van kinderopvang geregeld. In artikel 16c, tweede lid, is geregeld dat de werknemer een dubbele vrije vergoeding kan genieten ingeval zijn partner geen vergoeding ontvangt. In artikel 16c, derde lid, is voor de situatie waarin de partner wel een vergoeding ontvangt doch minder dan maximaal mogelijk, bepaald dat het niet verbruikte deel van de vrijstelling van de partner wordt overgeheveld naar de werknemer. Bij dit alles is ten onrechte geen rekening gehouden met de situatie dat de partner geen vergoeding ontvangt maar wel een verstrekking van kinderopvang geniet (met andere woorden kinderopvang in natura van de inhoudingsplichtige). De aanpassingen in het eerste tot en met derde lid van artikel 16c hebben tot gevolg dat hetgeen met betrekking tot een vergoeding van de partner geldt ook van toepassing is met betrekking tot een verstrekking in natura van kinderopvang aan de partner. In de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 zullen waarderingsregels voor kinderopvang in natura (verstrekkingen) worden opgenomen.Een en ander wordt hieronder toegelicht aan de hand van een voorbeeld.

Voorbeeld

Werknemer met een partner die ook een dienstbetrekking heeft.

De inhoudingsplichtige van de partner verzorgt de kinderopvang. De partner is voor deze kinderopvang een eigen bijdrage verschuldigd aan zijn inhoudingsplichtige van 520. De werknemer krijgt van zijn werkgever 150.

Bij de partner: De kinderopvang in natura wordt op grond van de waarderingsregels in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 gewaardeerd op 600. Door de eigen bijdrage van de partner ad 520 bedraagt de waarde van de aan de partner verstrekte kinderopvang derhalve 80. Uit art. 17 van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met art. 16c, eerste lid, van die wet, volgt dat de verstrekking belastingvrij is voorzover deze niet uitgaat boven een zesde deel van de waarde van de kinderopvang (in dit geval is deze waarde 600). De 80 blijft beneden de 1/6 maal 600, zodat bij de partner de verstrekte kinderopvang binnen de grenzen van zijn vrijstelling blijft.

Bij de werknemer: De kinderopvang is gewaardeerd op 600. In het art. 16c, eerste lid, tweede volzin, is bepaald dat de werknemer maximaal een zesde deel van deze waarde als belastingvrije vergoeding ter zake van kosten van kinderopvang mag ontvangen. In dit geval dus 100. Hij ontvangt echter 150, zodat 50 belast zou zijn wanneer geen rekening wordt gehouden met het feit dat bij de partner de vrijstelling niet maximaal is benut. Ingevolge de thans voorgestelde aanvulling van art. 16c, derde lid, mag bij de werknemer rekening worden gehouden met het niet benutte deel van de vrijstelling bij de partner; het niet benutte deel bedraagt in dit geval 100 – 80 = 20, zodat de vrijstelling voor de werknemer 120 wordt. Hij ontvangt 150, zodat 30 als loon wordt aangemerkt.

Onderdeel F (artikel X, onderdeel H)

Deze wijzigingen introduceren de mogelijkheid voor de ontvanger om uitstel van betaling te verlenen voor een verbeurde dwangsom (in verband met bezwaar en/of beroep tegen de dwangsombeschikking en/of de invorderingsbeschikking). Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel G (Artikel XVII)

Ten opzichte van het ingediende wetsvoorstel is onderdeel A nieuw.

Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, heeft de Wet kinderopvang per abuis geen rekening gehouden met een wijziging die bij het Belastingplan 2004 inmiddels is aangebracht in artikel 1.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit heeft tot gevolg dat de wijzigingsopdracht uit de Wet kinderopvang om in artikel 1.7a de verwijzing naar artikel 3 141 te laten vervallen, niet is uit te voeren. Met de hiervoor bij onderdeel A voorgestelde wijziging wordt artikel 1.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsnog aangepast. Dit brengt mee dat de niet uit te voeren wijzigingsopdracht uit de Wet kinderopvang kan vervallen.

Onderdeel H (Artikel XVIIa)

Bij de Aansluitingswet Walvis, die ingevolge een nog uit te vaardigen koninklijk besluit in werking zal treden met ingang van 1 januari 2005, wordt artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 gewijzigd. De formulering van de wijziging is nog niet aangepast aan een wijziging die via een amendement op het Belastingplan 2004 is aangebracht in genoemd artikel 31. Met de thans voorgestelde wijziging van de Aansluitingswet Walvis wordt de in die wet opgenomen wijzigingsopdracht afgestemd op de huidige wettekst van artikel 31.

Onderdeel I (Artikel XVIII, onderdeel A)

Deze wijziging houdt verband met een versoepeling van het overgangsrecht. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.

De Staatssecretaris van Financiën,

voor deze,

De Minister van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven