29 758
Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige fiscale maatregelen 2005)

nr. 27
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2004

Naar aanleiding van vragen gerezen tijdens het debat in het wetgevingsoverleg op 15 november jl. over bovengenoemd wetsvoorstel, doe ik u hierbij toekomen een toelichting met betrekking tot de datum van inwerkingtreding van de wetswijzigingen naar aanleiding van de communautaire richtsnoeren voor het zeevervoer (hierna: richtsnoeren)1. Aansluitend ga ik in op de ingediende amendementen2 die wijzigingen van de tonnageregeling aanbrengen.

Datum van inwerkingtreding

Tijdens het debat in het wetgevingsoverleg heeft mevrouw Dezentjé Hamming aandacht gevraagd voor de achtergrond en haalbaarheid van 1 januari 2005, als streefdatum voor inwerkingtreding van de wijzigingen naar aanleiding van de richtsnoeren. De wetswijzigingen naar aanleiding van de richtsnoeren zullen in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip na goedkeuring door de Europese Commissie.

In de richtsnoeren is over de inwerkingtreding het volgende opgenomen. De Europese Commissie stelt de lidstaten voor hun huidige regelingen die onder deze richtsnoeren vallen zodanig aan te passen dat deze uiterlijk op 30 juni 2005 aan deze richtsnoeren voldoen. De achtergrond van de regering om vervolgens te streven naar inwerkingtreding per 1 januari 2005 is gelegen in het feit dat het aanpassen van fiscale wetgeving halverwege het jaar meestal niet aansluit bij het lopende boekjaar van ondernemingen en zodoende veel extra administratieve problemen en kosten met zich meebrengt. Op de vraag die vervolgens in dit kader is gesteld, of de streefdatum van 1 januari 2005 haalbaar is kan ik op dit moment geen duidelijkheid verschaffen. De genoemde wijzigingen zijn in september jl. ter notificatie voorgelegd aan de Europese Commissie, waarbij is verzocht om een zo spoedig mogelijke behandeling van deze melding. In aanvulling hierop zijn eind oktober jl. de relevante wijzigingen zoals opgenomen in de nota van wijziging op genoemd wetsvoorstel eveneens ter notificatie voorgelegd. In hoeverre 1 januari 2005 uiteindelijk haalbaar is, is zodoende afhankelijk van tijdige goedkeuring door de Europese Commissie.

Amendementen

Tijdens het wetgevingsoverleg is door mevrouw Dezentjé Hamming een viertal amendementen ingediend die wijzigingen in de tonnageregeling (artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001) aanbrengen. De amendementen, de verhouding tot de richtsnoeren en de beoordeling hiervan worden hieronder kort weergegeven.

Het eerste ingediende amendement (Nr. 16) bewerkstelligt dat de voorwaarde, opgenomen in onderdeel a van het zesde lid van artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001, dat ten minste één van de door de belastingplichtige geëxploiteerde schepen de vlag voert van een van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap, komt te vervallen. Voorts wordt de definitie van kwalificerende schepen beperkt tot schepen in eigendom, mede-eigendom en rompbevrachting. Schepen in commercieel beheer en tijd- en reischarter worden buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat de berekeningen van het zesde en het negende lid zich beperken tot schepen in eigendom, mede-eigendom en rompbevrachting. Dit amendement is budgettair neutraal.

In de richtsnoeren is het volgende opgenomen inzake het eerste punt: «voordat bij wijze van uitzondering steun wordt verleend voor vloten die ook onder een andere vlag varende schepen omvatten..» (onderstreping toegevoegd). Het woord «ook» in deze passage impliceert mijns inziens dat de belastingplichtige ten minste één schip onder EU-vlag moet hebben. Derhalve staat dit amendement mijns inziens op gespannen voet met de richtsnoeren. Hierbij kan ik nog opmerken dat in de Nota naar aanleiding van het verslag op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2005 is aangegeven dat indien zou blijken dat andere EU-lidstaten de richtsnoeren op dit punt anders implementeren, ondergetekende, in overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat, zal voorstellen de tonnageregeling dienovereenkomstig aan te passen. Deze wijziging zal uiteraard ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Met betrekking tot de berekeningen van het zesde en het negende lid wordt in de richtsnoeren de mogelijkheid om eventuele beperkingen aan te brengen in de schepen die hiervoor in aanmerking moeten worden genomen niet aan de orde gesteld.

In het tweede ingediende amendement (Nr. 17) worden de schepen die mede in aanmerking worden genomen voor de groepsbepaling beperkt. Schepen die tot een buitenlandse dochtermaatschappij behoren en waarbij de winst in het buitenland wordt bepaald aan de hand van tonnage worden niet in aanmerking genomen. Dit amendement is budgettair neutraal.

In de richtsnoeren is het volgende opgenomen inzake de reikwijdte van de groepsbepaling «de tonnage-eis is van toepassing op een geconsolideerde combinatie van moedermaatschappij en dochterondernemingen...». Voor beperkingen voor deze groepsbepaling bevatten de richtsnoeren geen expliciete aanknopingspunten.

Met het derde ingediende amendement (Nr. 18) wordt onder meer bewerkstelligd dat de eis van het voeren van de vlag van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap wordt beperkt tot schepen die in eigendom, mede-eigendom zijn van de belastingplichtige of door hem in rompbevrachting worden gehouden. Voorts wordt op basis van dit amendement de tonnageregeling ook van toepassing op belastingplichtigen die in Nederland hoofdzakelijk zowel het bemannings- als het technische beheer verrichten van een schip (scheepsmanagementactiviteiten). Dit amendement leidt tot een derving van enkele miljoenen euro's. Hiervoor is geen dekking aangegeven.

De richtsnoeren merken het volgende op inzake het vlagvereiste: «bij belastingverlichtende maatregelen dient doorgaans een binding met een communautaire vlag te worden vereist». Het woord «doorgaans» verwijst mijns inziens naar de drie in detail omschreven uitzonderingen, die zijn opgenomen in de richtsnoeren en verwoord in het zesde lid van artikel 3.22 Wet inkomstenbelasting 2001. Naast deze drie uitzonderingen zie ik geen ruimte om het vlagvereiste buiten werking te laten, waardoor mijn inziens dit amendement op gespannen voet staat met de richtsnoeren.

In het vierde ingediende amendement (Nr. 19) wordt de tonnageregeling uitgebreid voor kabelleggers, surveyschepen en kraanschepen. De budgettaire derving van dit amendement bedraagt € 5 a € 10 mln. Verder is de tonnageregeling hoofdzakelijk gericht op vervoersactiviteiten, terwijl kabelleggers, surveyschepen en kraanschepen in beginsel bestemd zijn voor andere doeleinden. De richtsnoeren staan niet aan deze uitbreiding in de weg.

Tot slot merk ik op dat de wijzigingen die de amendementen in de tonnageregeling aanbrengen ter notificatie aan de Europese Commissie moeten worden voorgelegd. Dit zou de inwerkingtreding van de reeds voorgestelde wijzigingen kunnen vertragen.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

De Europese Commissie heeft op 17 januari 2004, Publicatieblad van de Europese Unie nummer C 13/3, de mededeling C(2004) 43 Communautaire richtsnoeren voor het zeevervoer gepubliceerd.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2004–2005, 29 758, nr. 16, 17, 18 en 19.

Naar boven