29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 668 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2022

Tijdens het Commissiedebat Terrorisme en Extremisme d.d. 24 november jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 666) heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de bevoegdheden van burgemeesters ten aanzien van het tegengaan van (online) radicalisering en extremisme, in te gaan op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de lokale aanpak en de casusoverleggen. In deze brief kom ik deze toezegging na.

De gecoördineerde aanpak van terrorisme en extremisme heeft zich de afgelopen twintig jaar in Nederland in verschillende fases ontwikkeld tot een robuuste aanpak waarbij voortdurend kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de dreiging, opgebouwde ervaringen en (internationale) kennisuitwisseling. Over de aanpak van deze nieuwere vormen van extremisme bent u geïnformeerd per brief van 7 november jl.1

Lokale aanpak extremisme en terrorisme en casusoverleggen

Eén van de pijlers van de aanpak van extremisme en terrorisme wordt gevormd door de lokale aanpak. Binnen de lokale aanpak hebben gemeenten als bevoegd gezag voor openbare orde en veiligheid een cruciale rol in het tegengaan van radicalisering en het reduceren van dreiging die uit kan gaan van extremistische personen. In hun rol van regievoerder werken gemeenten samen met een groot aantal partners.

De lokale aanpak bestaat in de basis uit vier onderdelen die zich nauw tot elkaar verhouden:

  • De multidisciplinaire casusoverleggen en persoonsgerichte aanpak voor personen waar mogelijk een (gewelds) dreiging vanuit gaat (zie hieronder);

  • Het vergaren en overdragen van praktische kennis en vaardigheden over het signaleren van en interveniëren in radicaliseringsprocessen aan gemeenten en lokale veiligheidspartners, bijvoorbeeld door het Rijksopleidingsinstituut Radicalisering (ROR);

  • Het onderhouden van netwerken en contacten in wijken en gemeenschappen voor het signaleren van kwetsbare groepen en individuen of geradicaliseerde personen. Sinds 2018 in nauwe samenhang met het sociaal domein (jeugd, onderwijs, zorg en welzijn) ten behoeve van vroegtijdige signalering en het bieden van de juiste zorg;

  • Het faciliteren van interventies gericht op de preventie van radicalisering en trainingen om de weerbaarheid van groepen en individuen te vergroten2.

Multidisciplinair casusoverleg

De multidisciplinaire casusoverleggen staan aan de basis van de lokale aanpak. Onder regie van gemeenten vinden multidisciplinaire casusoverleggen plaats. Dit zijn overleggen waar deelnemende partners de informatie waarover zij beschikken inbrengen. Het is bij signalen van radicalisering belangrijk dat de juiste partijen snel bij elkaar om tafel zitten. Vaste deelnemers aan het casusoverleg zijn de gemeente, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, en afhankelijk van de casus bijvoorbeeld ook Reclassering Nederland en/of de Raad voor de Kinderbescherming en/of de NCTV. In afwachting van de behandeling van het wetsvoorstel verwerking persoonsgegevens en coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid, neemt de NCTV sinds april 2021 geen deel meer aan het casusoverleg, tenzij de NCTV hier op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding en/of de Paspoortwet een grondslag voor heeft. In bepaalde casuïstiek kan samenwerking met de Immigratie en Naturalisatiedienst of met de Dienst Terugkeer en Vertrek noodzakelijk zijn.

Veel gemeenten werken voor het casusoverleg samen met het Zorg- en Veiligheidshuis. De Zorg- en Veiligheidshuizen verzorgen diverse casusoverleggen voor verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld over personen met complexe zorgproblematiek, maar ook personen met een (hoog) veiligheidsrisico3. Omdat een Zorg- en Veiligheidshuis een regionale functie heeft, betekent dit dat elke gemeente, ongeacht omvang, de beschikking heeft over een casusoverleg waarbij zij gebruik kunnen maken van de ervaring van andere gemeenten.

Dit casusoverleg begint met signalen die bij een gemeente binnenkomen over (mogelijke radicalisering) richting gewelddadig extremisme of terrorisme. In bepaalde gevallen kan de AIVD een ambtsbericht uitbrengen aan de burgemeester, zodat die in staat gesteld wordt om maatregelen te nemen. Daarnaast kunnen signalen komen van de politie of van het Openbaar Ministerie als onderdeel van een strafrechtelijk traject of in het kader van de handhaving van de openbare orde. Ten slotte kan een signaal komen uit de omgeving van iemand die radicaliseert (bijvoorbeeld van bezorgde familieleden) of uit het netwerk van lokale professionals.

In gevallen waarbij concrete dreigingsinformatie beschikbaar is, bijvoorbeeld van de AIVD, of wanneer de openbare orde in het geding is, zijn er juridische mogelijkheden voor gedwongen interventies waaronder (een combinatie van) bestuurlijke, stafrechtelijke en/of zorgmaatregelen.

Maar vaker zijn de signalen nog niet zo concreet, en is de lokale aanpak er juist op gericht om zo vroeg mogelijk in het radicaliseringsproces te signaleren en interveniëren om terroristische misdrijven en geweld te voorkomen. In deze gevallen zijn een strafrechtelijke benadering of de maatregelen uit de Tijdelijke Wet Bestuurlijke Maatregelen Terrorismebestrijding meestal dan ook nog niet aan de orde. De interventies zijn dan op vrijwillige basis en hebben betrekking op bijvoorbeeld onderwijs, werk, losweken uit problematische netwerken, zorg en huisvesting. Daarbij kunnen gemeenten een beroep doen op partijen zoals het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE), dat gespecialiseerd is in de begeleiding van personen (en hun omgeving) die radicaliseren of geradicaliseerd zijn, of betrokken zijn (geweest) bij een extremistisch netwerk. Recent is bij uw Kamer het wetsvoorstel Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten ingediend4. Dit wetsvoorstel strekt tot het verstevigen van de wettelijke basis ter voorkoming en bestrijding van radicalisering en terroristische activiteiten en voorziet erin dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de instandhouding van een casusoverleg voor de persoonsgerichte aanpak van radicalisering.

Bevoegdheden burgemeesters

Digitale domein

Tijdens het commissiedebat van 24 november heb ik met uw kamer gesproken over de zorgen die er zijn over extremisten die online actief zijn. De grenzen tussen offline en online vervagen en dit heeft onze aandacht. Gemeenten hebben behoefte aan handelingsperspectief in het digitale domein, waar het gaat om preventie, vroegsignalering, het opbouwen van een netwerk, en aan online interventies, die overigens niet persé door de gemeente zelf uitgevoerd hoeven worden.

Zo vroeg mogelijk interveniëren in radicaliseringsprocessen is wenselijk, maar juist omdat deze doelgroep zich als zodanig minder zichtbaar begeeft in de fysieke wereld, is vroegsignalering vanuit de omgeving van het individu of vanuit het netwerk van de gemeenten op dit moment beperkter. Ook het opbouwen van een online netwerk om met jongeren in een vroeg stadium in contact te komen is voor gemeenten vooralsnog niet vanzelfsprekend. Alleen de politie heeft beperkt online bevoegdheden in het kader van handhaving van de openbare orde.5Zeker wanneer het besloten webfora aangaat zijn deze bevoegdheden voorbehouden aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat betekent dat partijen in de aanpak van extremisme en terrorisme momenteel voor signalering van (een deel van de) radicaliseringsprocessen vooral afhankelijk zijn van informatie van deze inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Op dit moment loopt er op het terrein van online aangejaagde openbare ordeverstoringen een aantal initiatieven om het handelingsperspectief van gemeenten te verduidelijken. Deze kunnen ook relevant zijn voor de aanpak van extremisme. De Minister van BZK en ik stellen een juridisch kader op voor gemeenten voor het toepassen van bestaande instrumenten ten aanzien van online aangejaagde openbare orde verstoringen. Mede op basis van dit juridisch kader wordt een handreiking voor gemeenten opgesteld.

In de handreiking staat beschreven welke bevoegdheden gemeenten in het kader van de openbare orde kunnen inzetten voor het bekijken van content op sociale media.6 Deze handreiking is in het eerste kwartaal van 2023 gereed.

Daarnaast werk ik ook aan andere instrumenten die lokale bestuurders kunnen helpen om online aangejaagde openbare orde verstoringen aan te pakken, zoals een barrièremodel, een afwegingskader en een website/handboek met het instrumentarium. Hiertoe behoort ook een onderzoek naar de mogelijkheid van een voorziening voor burgemeesters voor het verwijderen van online content, wanneer dit een acute bedreiging vormt voor de openbare orde. Het doel hiervan is het voorkomen dat online opruiing leidt tot geweld en rellen in de fysieke wereld. Het onderzoek loopt nog en wordt naar verwachting in het voorjaar van 2023 afgerond. Hiermee doe ik mijn toezegging gestand die ik heb gedaan in het commissiedebat van 14 september 2022 over online veiligheid en cybersecurity.7

Tot slot

Een deel van de problematiek, zoals de verspreiding van extremistische boodschappen online, kan niet binnen de lokale aanpak opgelost worden. Daarom wordt nationaal en zeker ook internationaal gewerkt aan het tegengaan van extremistische en terroristische content online. De implementatie van de EU-verordening ter voorkoming van de verspreiding van terroristische online inhoud (TOI-verordening) en de inrichting van de Autoriteit online Terroristisch Materiaal (ATKM) zijn in het eerste kwartaal van 2023 voorzien. Ik informeer u daarnaast begin 2023 over het onderzoek naar de versterkende werking van algoritmen.

Tevens informeer ik uw kamer medio 2023 over de verdere uitwerking van de aanpak van online radicalisering met daarbij aandacht voor preventie, zoals toegezegd in het Commissiedebat Terrorismebestrijding van 24 november jl. en in het tweeminutendebat van 7 december jl.

Ik zal zorgvuldig wegen of de genoemde initiatieven in het openbare orde domein en de bijbehorende uitkomsten aanknopingspunten bieden voor het instrumentarium van en de grondslagen voor burgemeesters ten aanzien van online extremisme en terrorisme. Uiteraard worden de uitkomsten hiervan waar mogelijk meegenomen in de strategie voor de aanpak van online radicalisering en de strategie tegen extremisme, die medio 2023 gereed zullen zijn8.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 654

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 623

X Noot
4

Kamerstuk 36 225, nr. 3

X Noot
5

U wordt over de (online) bevoegdheden van de politie bij openbare ordeverstoringen separaat geïnformeerd.

X Noot
6

Zie ook antwoord op schriftelijke vragen van de leden Van Ginneken en Sneller (beiden D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Jongen (17) krijgt allereerste «online gebiedsverbod» in Nederland, maar wat betekent dat eigenlijk? Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1489

X Noot
7

Kamerstuk 26 643, nr. 918. De Minister van JenV zegt toe de Kamer dit najaar te informeren over de stand van zaken van het onderzoek naar een voorziening voor burgemeesters.

X Noot
8

Kamerstuk 29 754, nrs. 653 en 664; de aangenomen gewijzigde motie van de leden Azarkan en Mutluer met betrekking tot een integraal plan van aanpak om de dreiging van radicaal anti-overheidsextremisme te verminderen.

Naar boven