29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 530 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2019

Uw Kamer heeft op initiatief van het lid Sjoerdsma (D66) verzocht een brief te ontvangen over het bericht in de NRC van 4 november met als onderwerp «OM: Afpakken nationaliteit hindert vervolging Syriëgangers» en de interne adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) die hierin worden genoemd (Handelingen II 2019/20, nr. 19, Regeling van werkzaamheden). Middels deze brief wordt aan dit verzoek voldaan.

Op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid worden ingetrokken van personen die zich buiten Nederland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Aan de intrekking gaat een belangenafweging vooraf waarin onder meer belangen van opsporing, vervolging en berechting worden meegewogen. Hierop is onder meer ingegaan in de brief van 3 februari 20171 aan de Eerste Kamer.

In de brief van 15 juli 20192 is ingegaan op de werkwijze ingeval het Nederlanderschap wordt ingetrokken en de betrokkene ongewenst vreemdeling wordt verklaard, terwijl betrokkene tevens strafrechtelijk wordt gezocht ter fine van opsporing, vervolging, berechting of executie van een door een strafrechter reeds opgelegde straf. In die gevallen kan het OM de Minister van Justitie en Veiligheid verzoeken deze ongewenstverklaring tijdelijk op te heffen. Hoe op dit verzoek wordt beslist is afhankelijk van de individuele casus.

Het nieuwsbericht waar u naar verwijst gaat in op stukken van het OM die in het kader van individuele intrekkingsprocedures worden ingebracht. Hier kan niet op worden ingegaan.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 34 356 (R2064), I

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 520

Naar boven