29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 499 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2019

Op 21 maart 2019 heeft uw Kamer tijdens het algemeen overleg terrorisme gevraagd om een brief over de situatie van de weeskinderen uit Syrië (Kamerstuk 29 754, nr. 498). Dit verzoek kwam mede naar aanleiding van mijn – op dat moment al geplande – gesprek met mijn Franse ambtsgenoot op maandag 25 maart 2019.

In deze brief voldoe ik aan uw verzoek en informeer ik uw kamer over de stappen die de Franse overheid heeft gezet om Franse (wees)kinderen terug te halen. Eveneens zal ik ingaan op het Nederlandse beleid ten aanzien van weeskinderen in Syrië met een Nederlandse link en de concrete handelingsperspectieven hierbij. Daarnaast informeer ik u over de inzet van Nederland ten behoeve van de berechting van ISIS strijders, zoals toegezegd tijdens hetzelfde AO terrorisme op 21 maart 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 498). Tot slot informeer ik u middels deze brief over de contacten van de Nederlandse overheid met de Beneluxvertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria, zoals toegezegd in het VAO van 28 maart 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 68, item 10).

Ophalen weeskinderen uit Syrië door Frankrijk

Op 15 maart 2019 maakte het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken publiekelijk bekend dat vijf (wees)kinderen zijn opgehaald uit (Noordoost) Syrië.

Internationale en Nederlandse media hebben in de afgelopen weken uitgebreid bericht over deze Franse operatie, waarbij door de Franse autoriteiten in totaal vijf (wees)kinderen van niet ouder dan vijf jaar zijn opgehaald.

Zoals ook in de media uitvoerig werd beschreven heeft Frankrijk niet enkel weeskinderen overgebracht naar Frankrijk, maar ook enkele kinderen waarvan de moeder is overleden en de vader in detentie zit. In de praktijk kon daardoor geen van beide ouders de zorg van het kind op zich nemen. De operatie lijkt te zijn uitgevoerd met alleen Franse (militaire) middelen, zonder (actieve) deelname van andere landen.

Het Franse beleid ten aanzien van weeskinderen is om – per geval – de mogelijkheden te onderzoeken voor overbrenging naar Frankrijk. De Franse overheid zet echter niet in op het actief ophalen van volwassen mannen en vrouwen en houdt zich op het standpunt dat deze volwassen uitreizigers in beginsel in de regio moeten worden berecht.

Ik sta voortdurend in nauw contact met mijn Franse collega en ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt intensieve contacten – op alle niveaus – met het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken over deze problematiek. Vanwege de vertrouwelijkheid van deze informatie en om de betrekkingen met andere landen niet te schaden, kan ik echter niet nader ingaan op de informatie uit deze gesprekken.

Nederlandse verantwoordelijkheid ten aanzien van weeskinderen met een Nederlandse link in Syrië

Op grond van het verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) moeten bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Staten die partij zijn bij dit verdrag, hebben zich ertoe verbonden het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor het welzijn van het kind, en zijn verplicht alle hiertoe passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen te nemen.

In de brief over het terughalen van Nederlandse Syriëgangers (Kamerstuk 29 754, nr. 492 d.d. 21 februari 2019) is nader ingegaan op de verplichtingen die de Nederlandse Staat heeft op grond van het IVRK, in de situatie van (mogelijk) Nederlandse kinderen die alleen zouden achterblijven in Syrië. Zoals ik eerder aan de Kamer heb gemeld, onderzoekt het kabinet tegen deze achtergrond of en zo ja, hoe weeskinderen met een Nederlandse link die in Syrische kampen verblijven naar Nederland zouden kunnen worden overgebracht. Het bewerkstelligen van terugkeer van (achtergebleven) kinderen is een uiterst complex vraagstuk.

Mogelijke handelingsperspectieven

De concrete handelingsperspectieven van de Nederlandse overheid voor gevallen van weeskinderen met een Nederlandse link in Syrië zijn – zoals ook eerder aangegeven – zeer beperkt. Nederland heeft geen diplomatieke betrekkingen met Syrië en de Nederlandse ambassade in Syrië is gesloten, waardoor geen consulaire bijstand kan worden verleend in Syrië. Wel wordt er nauw contact onderhouden met internationale hulporganisaties zoals het Internationale Rode Kruis (ICRC). Daarnaast is er intensief contact met andere Europese landen ten aanzien van dit vraagstuk.

Berechting van ISIS-strijders

Vervolging van ISIS-strijders is een prioriteit voor het Kabinet. In de brief over het terughalen van Nederlandse Syriëgangers (Kamerstuk 29 754, nr. 492 d.d. 21 februari 2019) en de Voortgangsrapportage over de strijd tegen ISIS (die medio april aan uw Kamer wordt aangeboden) gaat het kabinet op verzoek van uw Kamer uitgebreider in op de Nederlandse inspanningen om bij te dragen aan de berechting en vervolging van ISIS-strijders. Uitdaging hierbij blijft het gebrek aan toepassing van internationale standaarden bij de lokale berechting van ISIS-strijders in Syrië en Irak, waaronder het opleggen en uitvoeren van de doodstraf. Daarom speelt Nederland internationaal een belangrijke rol in het opzetten en financieren van internationale bewijsvergaringsvergaringsmechanismen, zoals de bewijzenbank voor Syrië (IIIM) en het VN Onderzoeksteam voor misdrijven gepleegd door ISIS in Irak (UNITAD). Het kabinet zal zich blijven inspannen om draagvlak te vinden voor het gebruik van bestaande internationale mechanismes ter versterking van de lokale berechting van ISIS-strijders in Syrië en/of Irak.

Contact met Beneluxvertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria.

In de brief over het terughalen van Nederlandse Syriëgangers (Kamerstuk 29 754, nr. 492 d.d. 21 februari 2019) is reeds gemeld dat er contact is geweest met de Beneluxvertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria. Deze organisatie maakt deel uit van de Syrian Democratic Forces (SDF) die de kampen in Noordoost Syrië beheren. Deze vertegenwoordiging heeft aangeboden om als liaison op te treden, indien dat nodig zou worden geacht. Nederland heeft in deze contacten herhaaldelijk het staande beleid toegelicht: Nederland zet niet in op het actief ophalen van Nederlandse uitreizigers uit Syrië. Nederland verleent enkel (consulaire) bijstand volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland, indien een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven