29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2016

Hierbij bied ik u de Nationale Contraterrorisme (CT)-strategie 2016–2020 aan1. Het document presenteert de strategische kaders voor beleidsinzet voor de komende vijf jaar. De strategie bouwt voort op de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015 (Kamerstuk 29 754, nr. 203), op de evaluatie daarvan en op het verwachte dreigingsbeeld in de periode 2016–2020. De inlichtingenanalyse die aan de basis ligt van de strategie toont eens te meer het belang aan van een gedegen CT strategie. De conclusies en aanbevelingen uit de eindrapportage van de Integrale evaluatie CT-strategie 2011–20152, die op donderdag 19 mei jl. is aangeboden aan uw Kamer3, zijn in deze strategie verwerkt. Deze strategie is daarmee tevens een inhoudelijke reactie op de evaluatie.

De CT-strategie 2016–2020 bestaat uit de volgende elementen: een basisniveau aan beleidsmatige, operationele en bestuurlijke inzet dat op orde moet zijn, een dreigingsgerichte inzet ter voorkoming en bestrijding van extremisme en terrorisme, aandacht voor de toenemende internationale dimensie van de dreiging, een combinatie van veiligheids- en sociaalgerichte maatregelen, een integrale lokale aanpak, optimale informatie-uitwisseling tussen (inter)nationale en lokale partners, aandacht voor het gebruik van digitale middelen, strategische communicatie, een netwerk- en persoonsgerichte aanpak, een minimaal niveau aan kennis/expertise over extremisme en terrorisme binnen het gehele CT-netwerk en een goede verbinding met andere nationale en internationale strategieën. De strategie is geworteld in de beginselen van de rechtsstaat.

De strategie beschrijft de vaste inzet die de komende vijf jaar op orde moet zijn: het basisniveau aan beleidsmatige, operationele en bestuurlijke inzet waaraan de Nederlandse samenleving moet voldoen, ongeacht de aard en omvang van de dreiging. Dreigingsontwikkelingen zijn echter complex en onvoorspelbaar. De overheid moet daar voortdurend op kunnen inspelen. Dit bepaalt de flexibele inzet: indien actuele dreigingsbeelden daartoe aanleiding geven, varieert de inzet op bepaalde maatregelen in intensiteit, te leggen accenten en worden additionele maatregelen genomen. Het DTN, dat drie tot viermaal per jaar wordt uitgebracht, blijft in dit verband richtinggevend voor de beleidsmatige en operationele keuzes binnen de CT-keten.

Het totale pakket aan beleidsmaatregelen en eventuele additionele inzet (op lokaal, nationaal en internationaal niveau), vinden hun plek in interdepartementale beleids- en operationele plannen, die logischerwijs hun plek vinden onder deze strategie. Deze systematiek voorziet in de gewenste combinatie van vaste en flexibele inzet, zoals aanbevolen door de evaluatiecommissie, waardoor een optimaal interventievermogen van de overheid is gegarandeerd.

De nu voorliggende CT-strategie 2016–2020 vormt de basis voor toekomstige beleidsmaatregelen en bijbehorende organisatorische keuzes. Daarnaast blijft het Ministerie van Veiligheid en Justitie in dialoog met betrokken partners om voortdurend te bezien of het pakket aan maatregelen voor terrorismebestrijding passend en adequaat is en blijft.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

«Gericht, gedragen en geborgd interventievermogen? Evaluatie van de nationale contraterrorisme-strategie 2011–2015», Universiteit Utrecht (2016).

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 387.

Naar boven