29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2014

In het bijgevoegd Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 35 staat dat het dreigingsniveau «substantieel» blijft en dat de jihadistische dreiging de dominante reden blijft daarvoor. Vooral het feit dat Nederlanders gestaag aansluiting blijven zoeken en vinden bij aan Al-Qa’ida gelieerde strijdgroepen in Syrië en (in geringere mate) aan het terugkeren zijn, is onverminderd ernstig. De contraterrorisme beleidsaanpak is dan ook primair gericht op het indammen van de dreigingen die hier mogelijk uit voortkomen. Ook op andere vormen van links-, dierenrechten- of rechtsextremisme, blijven de betrokken partners alert. Hier wordt het staand beleid voortgezet van strafrechtelijke onderzoek waar mogelijk, en van adviesverlening, security awareness vergroting en deskundigheidsbevordering waar nodig.

De toenemende invloed van extremistische groepen in de oorlog in Syrië is buitengewoon zorgwekkend. Het zou evenwel een vertekend beeld geven om de revolutie tegen de repressie van het Syrische regime hiertoe te reduceren. Het gros van de gewapende oppositiegroepen streeft niet een jihadistische agenda na.1 Jihadistische strijdgroepen vormen een kleine minderheid, die zich van de andere strijdgroepen in Syrië onderscheiden in dat het hen niet alleen te doen is om het verdrijven van het regime van Assad. De jihadistische strijdgroepen hebben een veel breder vijandsbeeld en beschouwen de oorlog die zij in Syrië voeren als onderdeel van een mondiale, verdedigende strijd tegen gepercipieerde «vijanden van de islam», waartoe zij – in hun terminologie – rekenen: afvallige, islamvijandige leiders in de islamitische wereld, verraders, sjiieten, Joden en kruisvaarders (westerse machten, waaronder dus Nederland). Zij stellen hun extremistische versie van een islamitische rechtsorde in de gebieden die zij veroveren in, met als gevolg dat de bewoners zwaar lijden onder de haat en het geweld tegen een ieder die de ideologie niet navolgt. Het is dan ook niet verrassend dat de andere oppositionele strijdgroepen zich nu keren tegen deze extremisten. De Nederlanders die daar naartoe vertrekken worden nu beschoten door de mensen die ze voorgaven te willen helpen. Ook de niet aflatende propaganda oorlog, inclusief bedreigingen tegen andersdenkenden en tegensprekers, vormt een inherent onderdeel van deze jihadistische strijd. Geweld wordt hierbij tevens ingezet als legitimerings- en rekruteringsmiddel.

De Nederlandse jihadgangers zijn op dit moment voetsoldaten voor deze strijd. Het is belangrijk te beseffen dat deze personen vaak al voor vertrek kortere of langere periode in jihadistische kringen verkeerden, zowel in de offline als de online werkelijkheid. Het is essentieel om deze bredere dreigingscontext te betrekken bij de beoordeling en aanpak van de geweldsdreiging die uitgaat van teruggekeerde jihadgangers. Dit is de uitdaging waar de Nederlandse contra-terrorismepartners voor staan.

In de beleidsbrieven bij de voorgaande dreigingsbeelden heb ik de lijnen uiteengezet waarlangs we de aanpak onverminderd vormgeven. De aandacht richt zich hierbij op jihadgangers en vooral terugkeerders. De voortgang hiervan heb ik ook tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 19 december jl. toelicht (Kamerstuk 29 754, nr. 241). In dit AO heb ik toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van de voortgang op de genomen maatregelen. Hierover kan ik u het volgende melden:

  • Het wetsvoorstel inzake de verruiming van de mogelijkheid tot ontneming en de gronden voor verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten is in consultatie geweest (conform de motie Dijkhoff c.s. Kamerstuk 29 754, nr. 224). Het wetsvoorstel wordt nu gereed gemaakt voor verzending aan de Raad van State.

  • De mogelijkheden om het gebruik van reisgegevens nationaal te kunnen uitbreiden en de internationale samenwerking hierop worden bezien. Uw Kamer ontvangt hierover in het voorjaar een brief.

  • Bij gegronde vermoedens dat iemand in het buitenland handelingen gaat verrichten die een bedreiging vormen voor Nederland (aansluiting bij Al-Qaida strijdgroepen) kan het paspoort van een persoon vervallen worden verklaard (conform art. 23 van de Paspoortwet). Dit is inmiddels elf keer gebeurd; andere gevallen zijn in behandeling. Ook in een reclasseringstraject is een dergelijke maatregel mogelijk.

  • Ook de Sanctieregeling terrorisme 2007-II, waarmee op last van de Minister van Buitenlandse Zaken financiële tegoeden van een persoon kunnen worden bevroren, is reeds in vier gevallen toegepast. Verdere cases worden nu besproken.

  • Van alle bekende jihadgangers zijn de uitkeringen stopgezet. Ook andere vormen van toelagen worden waar mogelijk gekort of gestopt.

  • Er lopen verschillende operationele politieonderzoeken, waaronder naar mogelijke ronselaars. Van enkele minderjarigen is op basis van het jeugdrecht de uitreis tegengehouden. Zij zijn onder toezicht gesteld en/of in gesloten jeugd-inrichtingen geplaatst.

  • Het Landelijke Parket zet zoveel mogelijk in op strafrechtelijke vervolging, waarbij prioriteit wordt gegeven aan minderjarigen en aan relevante zaakskenmerken, zoals vuurwapengevaarlijkheid of ernstige radicalisering. In oktober jl. deed de rechter uitspraak over twee personen met jihadistische uitreisplannen. Eén is veroordeeld voor poging tot moord (maar ontslagen van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid); de ander is veroordeeld voor het voorbereiden van brandstichting en het verspreiden van opruiende teksten.

  • Onder coördinatie van de NCTV wordt doorlopend stevig geïnvesteerd in de lokale aanpak. In alle relevante gemeenten worden maatwerkinterventies afgesproken in multidisciplinaire casusoverleggen. Experts staan lokale partners bij; ambtenaren, wijkagenten en andere eerstelijnswerkers zijn getraind in signalering en interventie. Om het onderwerp bij alle gemeenten in het vizier te krijgen, wordt een praktische gids ontwikkeld die ondersteunt bij de aanpak (in april gereed). Gemeenten worden hiervan op de hoogte gesteld, onder meer via de VNG (dit conform de toezegging aan Uw Kamer dd. 19 december jl.).

  • Ik spreek regelmatig met collega’s van EU-lidstaten die ook met de problematiek van jihadgangers te maken hebben. Bij deze informele kopgroep worden ook derde landen als de Verenigde Staten, Canada, Australië en (op termijn) Turkije en Marokko betrokken. Binnen het Global Counterterrorism Forum (GCTF) neemt Nederland samen met Marokko een leidende rol om het onderwerp «foreign terrorist fighters» aan de orde te stellen. Hiertoe vond op 19 en 20 februari in Den Haag een eerste bijeenkomst plaats (in een reeks van drie) met 27 westerse en niet-westerse landen.

  • Ook bilateraal wordt de samenwerking gericht versterkt. Turkije en Nederland spraken onlangs af de politiesamenwerking te versterken bij het tegengaan van de dreiging die uitgaat van reisbewegingen van jihadisten van en naar Syrië. Dit gebeurt onder meer door hierover in 2014 een Memorandum of Understanding (MoU) te sluiten.

Parallel aan de dadergerichte aanpak, richt het kabinet de aandacht ook op de bredere jihadistische radicalisering in Nederland. De radicaliseringsproblematiek in Nederland krijgt nieuwe dimensies door de complexe dynamiek in Syrië, maar ook in andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, door de schaal waarop jihadreis nu plaatsvindt en door de oplaaiende mondiale ideologische discussies over deze problematiek.

  • De behoefte om beter inzicht te krijgen in deze nieuwe trends is groot. Momenteel werken de AIVD en NCTV aan een notitie over radicaliseringstendensen in Nederland. Deze notitie in aan het begin van de lente gereed.

  • Bij het AO van 19 december jl. heb ik toegezegd met een brief te komen over het moslim-fundamentalisme in Nederland. Uw kamer ontvangt deze brief in het voorjaar.

  • Ten aanzien van de verspreiding van de jihadistische ideologie is er een actief aanpakbeleid. Waar sprake is van haatzaaiing of opruiing worden zoveel mogelijk strafrechtelijke trajecten gestart. Daarnaast worden internet providers en websitebeheerders actief geattendeerd op extremistische boodschappen om hen aan te sporen verantwoordelijkheid te nemen om deze – conform hun eigen gebruikersvoorwaarden – te verwijderen. Aansluitend wordt de samenwerking met Europese partners verstevigd en de relaties met private internet-partners op nationaal en EU-niveau verstevigd. Nederland speelt hierin een actieve en aanjagende rol.

  • Het vraagstuk van jihadistische radicalisering houdt ook verband met aspecten van het integratiebeleid, in die zin dat radicalisering mogelijk een segregerend en polariserend effect heeft in de samenleving en de aansluiting bij democratische kernwaarden ondermijnt. Met het oog op de noodzakelijke verbinding tussen het sociale domein en het terrein van strafrechtelijke handhaving en van openbare orde en veiligheid, werk ik daarom samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In zijn brief van 2 februari jl. (32 824, nr. 49) meldde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder meer de versterking van de weerbaarheid van individuen en groepen die mogelijk vatbaar zijn voor jihadistische boodschappen als een van zijn prioriteiten. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik voeren daartoe inmiddels frequent bestuurlijk overleg met de burgemeesters van de betrokken gemeenten over de lokale aanpak.

  • In het Algemeen Overleg van 19 december jl. sprak ik ook met uw Kamer over de bedreigingen van moslims die zich keren tegen de jihadgang. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sprak met enkele van de bedreigde personen en ook de NCTV is in contact met hen. Het lokaal bestuur is hier alert op en er is een aanpak gericht op hun veiligheid.

Het DTN35 beschrijft opnieuw de dreiging die voor Nederland uitgaat van het jihadisme. Hierboven is de actuele voortgang beschreven van de lopende, concrete maatregelen om de radicale aanwas te verminderen, de jihadistische uitreis tegen te gaan, en vooral om de risico’s in te dammen die mogelijk uitgaan van personen die terugkeren uit buitenlandse strijdgebieden. Deze maatregelen zijn ingebed in een intensieve, gecoördineerde aanpak over de volle breedte van de contraterrorisme domeinen, zowel op het nationale als op het internationale domein. Dit geldt zowel voor het detectiewerk, als voor de inzet op opsporing en vervolging, als voor de interveniërende bestuurlijke aanpak als voor de preventieve maatschappelijke inzet. Jihadisme en radicalisering vragen om een breed, samenhangend en krachtig antwoord. Dit is waar alle contra-terrorismepartners op dit moment op inzetten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Zie over de «actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten» de recente brief onder deze titel van de Minister van Buitenlandse Zaken (18 december 2013, Kamerstuk 32 623, nr. 121).

Naar boven