29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juli 2010

In het AO terrorisme d.d. 28 oktober 2009 (kamerstuk 29 754, nr. 170) is uw Kamer toegezegd om inzicht te verschaffen in de huidige situatie rondom ongewenst gedrag jegens burgemeesters en wethouders.1 Uw Kamer is in de brief van 4 maart 2010 (kamerstuk 29 754, nr. 184) geïnformeerd over de op dat moment bekende cijfers en de al lopende maatregelen. Omdat er op dat moment te weinig informatie beschikbaar was over de aard en omvang van ongewenst gedrag jegens burgemeesters en wethouders, heb ik toen aangekondigd aanvullend onderzoek te zullen starten naar ongewenst gedrag tegen burgemeesters en wethouders en de mogelijke invloed die ongewenst gedrag heeft op het animo voor het ambt van burgemeester en wethouder.

Het onderzoek naar ongewenst gedrag jegens burgemeesters en wethouders is inmiddels uitgevoerd. Het onderzoek heeft deel uitgemaakt van een omvangrijker onderzoek naar ongewenst gedrag jegens politieke ambtsdragers. De resultaten van dit brede onderzoek worden op dit moment verwerkt tot een rapportage, die u na de zomer zal worden gezonden.

Om recht te doen aan de specifieke aandacht die tijdens het AO is gevraagd voor ongewenst gedrag tegen deze specifieke groep van politieke ambtsdragers, bericht ik u hierbij alvast separaat over de voorlopige onderzoeksresultaten voor burgemeesters en wethouders.

Onderzoeksresultaten

In de maanden maart tot en met mei 2010 zijn de Nederlandse burgemeesters en wethouders schriftelijk benaderd voor deelname aan het (anonieme) onderzoek naar ongewenst gedrag. Uiteindelijk hebben 308 burgemeesters en 733 wethouders deelgenomen aan het onderzoek. Dit staat gelijk aan een responspercentage van 70% voor burgemeesters en 45,8% voor wethouders.

Slachtofferschap

Burgemeesters en wethouders zijn in vergelijking met de andere politieke ambtsdragers het meest zichtbaar bij het publiek en worden het meest geconfronteerd met ongewenst gedrag van burgers. De helft van de burgemeesters (50%) en wethouders (51%) is zelf slachtoffer geweest van een bepaalde vorm van agressie. Daarnaast is nog eens ongeveer vier op tien de burgemeesters (44%) en wethouders (41%) getuige geweest van ongewenst gedrag naar een collega. Dit laatste draagt bij aan een gevoel van onveiligheid bij burgemeesters en wethouders.

Uit het onderzoekt blijkt dat de meest voorkomende vorm van ongewenst gedrag verbale agressie is, gevolgd door bedreiging en intimidatie. Vier op de tien burgemeesters (41%) en wethouders (43%) heeft in de afgelopen 12 maanden te maken gehad met verbale agressie. Drie op de tien burgemeesters (29%) en bijna een kwart van de wethouders (23%) kreeg te maken met bedreiging of intimidatie. Één op de twintig burgemeesters en wethouders werd geconfronteerd met fysieke agressie (resp. 5% en 6%).

Meldingen

Meer dan de helft van de burgemeesters (53%) en een kwart van de wethouders (25%) heeft geen melding gemaakt van het incident dat zij als het meest ernstige over de afgelopen 12 maanden benoemden. Tweederde van de burgemeesters en wethouders (62%) geeft aan het incident als niet ernstig genoeg te hebben ervaren om het te melden. Daarnaast geeft bijna een kwart van de burgemeesters (24%) en wethouders (23%) als reden dat zij vinden dat dit soort incidenten bij het werk hoort.

Animo ambt

Het animo voor het ambt van burgemeester of wethouder wordt volgens de resultaten niet of nauwelijks beïnvloed door ongewenst gedrag. Slechts 3% van de burgemeesters en 4% van de wethouders overweegt wel eens een andere functie te zoeken vanwege ongewenst gedrag. Ongeveer hetzelfde aantal respondenten geeft aan door ongewenst gedrag met minder plezier de functie te vervullen.

Een groot deel van de burgemeesters (83%) en wethouders (68%) geeft aan te weten wat ze moeten doen om escalatie van incidenten met burgers te beperken of te voorkomen. Zij geven daarnaast veelal aan te weten hoe alarm geslagen of hulp ingeschakeld kan worden bij situaties met agressie en geweld door burgers.

Bekendheid vertrouwenslijn

Uit het onderzoek blijkt verder dat de Vertrouwenslijn, waartoe burgemeesters, wethouders (en sinds kort ook hun familieleden) zich kunnen wenden om ongewenst gedrag te bespreken, nog niet heel bekend is. 53% van de burgemeesters en 72% van de wethouders geeft aan niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de Vertrouwenslijn. Daarnaast heeft geen van de respondenten gebruik gemaakt van de Vertrouwenslijn.De praktijk van de Vertrouwenslijn laat tot nu toe een ander beeld zien. Na de tussentijdse evaluatie van de Vertrouwenslijn wordt u nader geïnformeerd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de helft van burgemeesters en wethouders als slachtoffer of als getuige te maken krijgt met ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag, in welke vorm of tegen wie gericht dan ook, is onacceptabel. Zeker tegen bestuurders als burgemeesters en wethouders die het boegbeeld vormen van onze lokale democratie.

De meerderheid van de burgemeesters en wethouders lijkt de incidenten van ongewenst gedrag niet als bijzonder heftig te ervaren. Ongewenst gedrag heeft daarnaast geen noemenswaardig negatief effect op het animo voor het ambt, noch op het plezier waarmee burgemeesters en wethouders hun functie vervullen. Hoewel negatieve effecten van ongewenst gedrag op het animo voor het ambt uitblijven, vind ik het belangrijk om mij te blijven inzetten tegen deze vormen van ongewenst gedrag. Ernstige gevallen van «bedreigingen» en «fysieke agressie» verdienen extra aandacht en vragen om voortzetting van de huidige aanpak.

Burgemeesters en wethouders geven in het onderzoek aan over het algemeen goed om te kunnen gaan met ongewenst gedrag. Daarnaast geven zij veelal aan ongewenst gedrag van burgers te beschouwen als een onderdeel van het werk. Ik wil echter benadrukken dat het van groot belang blijft om ongewenst gedrag niet als norm te accepteren. Voor eenieder moet duidelijk zijn dat ongewenst gedrag geen onderdeel van het werk is of mag zijn. Ik vraag burgemeesters en wethouders dan ook om ongewenst gedrag altijd te melden. Daarnaast is het van belang om alert te blijven op het voorkomen van ongewenste effecten van agressie en geweld op een integere uitvoering van bestuurlijke taken.

Maatregelen naar aanleiding van het onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat burgemeesters en wethouders de beschikbare maatregelen over het algemeen als voldoende beoordelen. Desondanks vind ik het belangrijk om bij vervolgonderzoeken naar ongewenst gedrag speciaal aandacht te besteden aan een toe- of afname van het aantal gevallen van ongewenst gedrag tegen burgemeesters en wethouders en de ernst daarvan, zodat op die manier een nog beter beeld van de problematiek en de effectiviteit van de genomen maatregelen kan worden verkregen.

De uitkomsten van het brede onderzoek naar ongewenst gedrag tegen politieke ambtsdragers worden gebruikt als basis voor een evaluatie van de huidige beleidsmaatregelen. Hierin wordt bezien of de huidige beleidsmaatregelen voldoende effectief zijn en waar eventueel versterking nodig is. Hierbij is de situatie van ernstig bedreigde politieke ambtsdragers een specifiek punt van aandacht. Uw Kamer wordt hierover na de zomer geïnformeerd.

In de brief die op 4 maart jl. naar de Kamer is gestuurd, ben ik ingegaan op de beschikbare maatregelen rond ongewenst gedrag. Ik zal deze hier nogmaals kort benoemen.

Ik heb op 2 oktober 2008 een convenant gesloten met het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters (NGB). In dit convenant hebben wij afgesproken voor 2011 een aantal maatregelen te implementeren, waaronder een geweldsprotocol voor burgemeesters dat op 1 oktober 2009 is aangeboden aan het NGB en vervolgens onder alle burgemeesters is verspreid.

Daarnaast is begonnen met kennis- en vaardigheidstrainingen voor nieuwe en zittende burgemeesters. Binnen het NGB is een functionaris specifiek belast met de aanpak van agressie en geweld in combinatie met integriteit. Het NGB start binnenkort in samenwerking met mijn ministerie een onderzoek naar de diepere effecten van agressie en geweld op het ambt van burgemeester.

Sinds 1 oktober 2009 faciliteert Stichting M. de Vertrouwenslijn. De Vertrouwenslijn is aanvankelijk speciaal in het leven geroepen voor politieke ambtsdragers die met agressie en geweld te maken hebben (gehad). Sinds kort is de Vertrouwenslijn ook voor familieleden opengesteld, omdat is gebleken dat er bij hen ook behoefte bestaat aan het doen van hun verhaal en er vraag is naar advies. Daarnaast is een plan van aanpak in samenwerking met Stichting M. opgesteld om de bekendheid onder de doelgroep sterk te verbeteren.

Naast de genoemde maatregelen zal er ook blijvende aandacht nodig zijn voor de veiligheid van burgemeesters en wethouders. Bijvoorbeeld preventief:

  • door bewust en zorgvuldig om te gaan met privé-gegevens (bijvoorbeeld door deze niet bekend te maken op internet).

  • Door bij eventuele acties met een verhoogd risico op agressie en geweld (zoals de ontmanteling van hennepkwekerijen) van tevoren een veiligheids- en beveiligingsscenario te maken om de betrokken burgemeester en/of wethouder te beschermen.

Dit zijn taken van gemeenten en politie.

Tot slot

Burgemeesters en wethouders zijn het boegbeeld van de gemeente. Om die bijzondere functie in onze democratie te kunnen vervullen, moeten zij zichtbaar zijn en midden in de samenleving staan. Dit maakt hen echter ook kwetsbaar. Burgemeesters en wethouders moeten hun taak op een vrije manier kunnen uitoefenen en mogen daarbij op geen enkele wijze gehinderd worden door agressie en geweld. Omgaan met bedreigingen en andere vormen van ongewenst gedrag is en hoort geen normaal onderdeel van het werk te zijn en ik vind het van het grootste belang om ongewenst gedrag niet als norm te accepteren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ongewenst gedrag is verdeeld in categorieen: verbale agressie; bedreiging/intimidatie; sexuele intimidatie; discriminiatie en fysieke agressie.

Naar boven