29 700
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland)

nr. 42
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2007

De vaste commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1 heeft op 6 juni 2007 overleg gevoerd met minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie over:

– de brief van de minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en reclassering d.d. 17 januari 2007 (29 700, nr. 39);

– de brief van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 29 mei 2007 over waarborgen zorgvuldige implementatie Wet inburgering in het buitenland (Wib) (29 700, nr. 40).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Toorenburg (CDA) vindt de toezegging voor implementatie van de wet ingelost maar is teleurgesteld dat een betere toerusting van nieuwkomers door de inburgeringstoets niet is gerealiseerd. Wel is zij positief over het besluit om de weging van de taaltoets aan te scherpen. Wordt de voorlichting louter in de Nederlandse taal gegeven? Kan de minister de Kamer informeren over het aantal verzoeken tot vrijstelling en medische ontheffing? Is de toegang tot de beschikbare informatie en de oefenstof voldoende? Hoe ziet de minister de aansluiting van de basiscursus in het buitenland op het examen in Nederland? Hoe verhouden de door TNO gesignaleerde technische problemen zich tot het besluit van de minister te stoppen met de persoonlijke toets? Op basis waarvan verwacht de Commissie monitoring basisexamen inburgering een toename van het aantal eindexamenkandidaten? Hoe zal de minister de voorbereiding op het examen betrekken bij de evaluatie? Zal zij iets doen met de aanbeveling van de commissie om het profiel van de kandidaten te onderzoeken in het kader van de vraaguitval en wat zal zij doen aan de sluiproute via het buitenland? Op alle bestaande buitenlandse posten moeten mensen examen kunnen doen.

De heer Depla (PvdA) vindt dat migranten gevraagd mag worden zich zo goed mogelijk voor te bereiden om hun integratie te verbeteren. Hoe reageert de minister op signalen dat men het examen kan halen zonder het afgesproken niveau te hebben? Door de bureaucratische procedure van de IND kan het voorkomen dat de geldigheid van het examen verloopt na een jaar. Dat moet beter.

Bepaalde gezinsleden van ex-asielzoekers hoeven de toets niet te maken, andere in het kader van gezinshereniging wel, terwijl zij geen medewerking krijgen van hun regeringen. Ziet de minister mogelijkheden om hen ook vrij te stellen?

Heeft de minister al gebruik gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid om in bijzondere gevallen een machtiging voor voorlopig verblijf te verlenen als niet aan de inburgeringseisen is voldaan? Heeft zij aanwijzingen dat de daling van het aantal mvv-procedures structureel is?

De heer Depla is voor vrije partnerkeuze en tegen uithuwelijken, en vraagt extra inspanningen om dit aan te pakken. Er zijn meer huwelijken tussen neven en nichten onder Turken en Marokkanen in Nederland dan in de landen van herkomst. Kan de minister de omvang hiervan in kaart brengen in relatie tot de cijfers van antropoloog Ibrahim Yerden dat het zou gaan om 30% tot 40% van de huwelijken? Wil zij de mogelijkheden onderzoeken om dit aandeel te verlagen en daarbij ook stilstaan bij de voordelen van herinvoering van een verbod op huwelijken tussen nichten en neven?

De heer Zijlstra (VVD) constateert dat de waarborgen en de technische hulpmiddelen goed werken en dat de betrokkenen beter worden voorbereid op hun komst naar Nederland. Onderschrijft de minister dat de wet goed werkt of is zij er nog altijd sceptisch over? Is de daling van de mvv-procedures structureel? Een probleem is dat de toets en het examen niet op elkaar aansluiten. Wat doet de minister met de groep die niet aan de criteria voldoet maar wel slaagt voor een taaltoets? Kan zij verduidelijken of bij de bijstelling uitgaan van een veilige marge betekent dat de normen nog steeds te laag zijn? Hij is het eens met het besluit om te stoppen met de menselijke controle.

De heer Jasper van Dijk (SP) is het eens met inburgering in het buitenland maar heeft bezwaren tegen de uitvoering. Waarom heeft de minister de resonansgroep niet gevraagd om een beoordeling van de voorstellen rond het TNO-rapport? Hij stelt voor dat alsnog te doen en vindt de onderbouwing van de rapporten onvoldoende. De SP krijgt veel klachten over toetsen die niet in de moedertaal beschikbaar zijn en die ook niet in het moederland kunnen worden afgelegd. Dit geldt voor zeker negentien landen. Hoe gaat de minister dit aanpakken? Waarom wil zij de toets gesproken Nederlands moeilijker maken? In de bestaande regeling werd rekening gehouden met een uitval van 25% tot 30%.

In de monitor worden niet degenen geteld die zich niet opgeven voor examens. Problemen doen zich voor bij Nederlandse expats met een buitenlandse partner. Cijfers ontbreken over laagopgeleiden en analfabeten. De heer Van Dijk is tegen aanpassingen in de wet voordat de aangekondigde evaluatie van 2008 is afgerond en besproken.

De heer Van der Ham (D66) beoordeelt de ontvangen onderzoeken positief maar is wel kritisch over de medewerking van ambassades aan de taaltoetsen. Moeten kandidaten vaak meerdere keren heen en weer reizen en wat kan de minister doen aan het slechten van deze financiële en geografische drempels? Zal zij de toezegging hierover van haar voorgangster gestand doen? Zijn er inmiddels afspraken gemaakt met internationale instellingen in Nederland over hoogopgeleide expats en hun partners, die hier vaak maar voor enkele jaren komen? Hij neemt aan dat de bij te stellen eisen voor de taaltoets niet gelden voor mensen die eerder de toets maakten. Wel kunnen zij wellicht de suggestie krijgen om zich te laten bijscholen.

De heer Dibi (GroenLinks) trekt lessen uit de gevolgen van de immigratie en wil nieuwkomers equiperen voor een goede participatie. Waarom moeten mensen uit bepaalde landen wel en uit andere landen niet een basisexamen afleggen? Dat onderscheid is arbitrair en onvoldoende onderbouwd.

De omstandigheden van het inburgeringsexamen zijn nog te vaak gebrekkig en de kosten hoog, inclusief reis- en verblijfkosten, terwijl de geldigheidsduur van het examen een hoge druk legt op de inkomenseis en nieuwkomers weinig mogelijkheden hebben tot indiening van klachten. Zelfs met al deze klachten wil de minister niet alleen de zak- en slaaggrens verhogen maar ook stoppen met menselijke beoordelaars. Vindt zij dit werkelijk verantwoord, mede gelet op het standpunt van TNO? Waarop baseert de minister de hogere bijstelgrens? Hij ondersteunt het voorstel om de resonansgroep onafhankelijk onderzoek te laten doen.

Eisen aan immigranten moeten gericht zijn op hun succesvolle integratie. Het is een raadsel of deze wet dat doel behaalt. Zal de minister deze wet gebruiken als blokkade voor immigratie of juist als stimulans? Hoe zal zij dit monitoren?

De heer Fritsma (PVV) is voorstander van een immigratiestop van ten minste vijf jaar om eerst aan immigratie gelieerde problemen op te lossen. Juist gezinsmigranten brengen grote problemen met zich mee. Zonder het stoppen van die stroom is deze wet een goed middel om integratieproblemen te verminderen. De bereikte resultaten doen het ergste vermoeden. De minister geeft toe dat de toets veel te gemakkelijk is. Waarom wordt aanpassing van de toets pas voor het najaar voorzien? Kan de toets intussen worden opgeschort? Vindt zij ook dat het niveau van de toets omhoog moet? Waarom wordt niet aangesloten bij de NT2-norm?

De Nederlandse toelatingsvoorwaarden kunnen gemakkelijk worden ontdoken via de Belgiëroute. Voor mensen met een partner met een Duits of Frans paspoort is het EU-verblijfsrecht een feit en vervallen alle eisen. Hoeveel niet-westerse allochtonen komen op deze wijze Nederland binnen? Hierdoor wordt de wet ondermijnd. Gaat de minister hieraan snel iets doen, samen met het ministerie van Justitie? Wil zij de Belgische werkwijze overnemen van adrescontroles om misbruik tegen te gaan?

Kan de minister erop ingaan dat de ambassades schijnrelaties en -huwelijken als een belangrijk probleem zien en zich beklagen over het gebrek aan aandacht hiervoor?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) mist een goede toetsing van de doelstelling van de wet, die slechts één toetsmoment kent voordat de betrokkenen naar Nederland vertrekken. Wat zal de minister doen om te toetsen of het inburgeringsexamen inderdaad toereikend is om snel te kunnen integreren? Hoewel in de monitor weinig staat over de kwaliteit van het examen wordt geconcludeerd dat het examen te gemakkelijk zou zijn op grond van het hoge slagingspercentage. Kan de minister zeggen of beperking van de instroom een subdoelstelling is van de wet? Hoeveel mensen hebben zich na het behalen van het examen in Nederland gevestigd? De bijstelling van het examen heeft grote gevolgen omdat 30 in plaats van 20% van de antwoorden juist moet zijn. Mevrouw Ortega vindt deze bijstelling voorbarig. Heeft de minister de ontwikkelaar van het examen hierbij betrokken? Wat vindt de minister van een second opinion?

Zij steunt het voorstel om eventueel de resonansgroep onderzoek te laten doen. Wat is de reactie van de minister op de aanbeveling om de voorbereiding op het examen nog eens te onderzoeken? Wat gaat de minister doen aan het door de IND vanwege vestigingsgevaar weigeren van een toeristenvisum om zich voor te bereiden op het examen?

Het geringe aantal klachten betekent nog niet dat de kwaliteit van het examen goed is. Wat gaat de minister doen om de voorlichting en de omstandigheden beter te toetsen? Is zij het ermee eens dat stoppen met menselijke beoordelaars alleen kan als vaststaat dat de technische verbeteringen zijn doorgevoerd? Is de vrijstelling van bepaalde landen niet in strijd met het VN-verdrag ter uitbanning van rassendiscriminatie, kan de minister de argumenten voor de vrijstellingen geven en geldt de vrijstelling ook voor genaturaliseerde vluchtelingen?

Antwoord van de minister

De minister verduidelijkt dat het hier gaat om onderzoek door 500 menselijke beoordelaars naar de implementatie van het PhonePasssysteem en dat de vragen hierover bij de evaluatie van de wet na twee jaar aan de orde komen. Er is na één jaar nog weinig te zeggen over het effect van de wet als eerste stapje van het integratieproces. Zij concludeert dat de PhonePass beantwoordt aan de verwachting van een computergestuurde examinering met een zorgvuldige beoordeling of de kandidaat zakt of slaagt. De afwijking tussen de computer en de menselijke beoordelaars is vergelijkbaar met die tussen twee menselijke beoordelaars. Daaruit concludeert de minister dat een dubbele beoordeling niet meer nodig is. Een tweede conclusie is dat de zak/slaagberekening door de computer te laag is afgesteld, uitgaande van het niveau A1 min dat kandidaten moeten halen voor beheersing van de Nederlandse taal, overeenkomend met een beperkt aantal woorden dat zij moeten kunnen spreken en verstaan. Daardoor zijn kandidaten onder dat niveau al geslaagd. Omdat het niveau A1 min de grens moet zijn komt er op dit onderdeel een aanpassing. CINOP heeft de toets ontwikkeld en TNO heeft deze fout geconstateerd. Aangezien CINOP, TNO, de Commissie monitoring basisexamen inburgering en de minister de constatering van TNO delen vindt zij het niet nodig om dit nog voor te leggen aan de resonansgroep. Wel is zij voor zorgvuldigheid. Examenkandidaten moet men de kans bieden om zich voor te bereiden en een extra inspanning te leveren om te slagen. Zij zal de Kamer binnen drie weken informeren over de precieze datum van de aanpassing van de zak/slaaggrens in overleg met de betrokken instellingen. Zij zal daarbij betrekken of men in de overgangsfase met menselijke beoordelaars doorgaat. De door TNO bepleite marge neemt zij over, wat impliceert dat haar intentie niet een extra verzwaring is. Zij is ervoor om ieder jaar te beoordelen of de zak/slaaggrens juist is, zoals ook de Cito-toets jaarlijks wordt beoordeeld. Mensen die het examen hebben gehaald, hebben daarover een rechtsgeldige beschikking gekregen die zij niet zal intrekken. Zij voelt niet voor opschorting van de toets. Bij de totstandkoming van de wet is een prognose gemaakt van het aantal kandidaten dat mogelijk niet zou slagen, met als uitgangspunt dat zo veel mogelijk mensen zouden slagen. Zij is er niet op uit dat meer mensen gaan zakken en wil in de voorlichting duidelijk maken dat men zich beter moet voorbereiden op het halen van het examen.

Examen is mogelijk op de plaats waar men een mvv-aanvraag doet. Dat betreft dus niet alle landen ter wereld omdat er een beroepsconsulaire moet zijn. In 107 landen kan men op 134 plaatsen een mvv aanvragen en examen doen. In 53 landen kan men geen examen afleggen. In 40 van deze 53 landen geldt wel een mvv-plicht om Nederland binnen te komen. In die landen moet men dus uitwijken naar een buurland voor het afleggen van het examen. Het betreft hier maar 5% van het aantal aanvragen. Zij zal met minister van Buitenlandse Zaken bezien of er iets aan te doen is dat kandidaten niet naar buurland hoeven af te reizen en dit de Kamer na het zomerreces laten weten.

Een mvv-aanvraag die wordt ingediend op een beroepsconsulaire post wordt opgestuurd naar de IND. Bij een positief bericht over honorering moet men altijd reizen om het mvv op te halen. Een andere mogelijkheid is de mvv-procedure te starten in Nederland. Dit kan door middel van een mvv-adviesaanvraag door de referent in Nederland bij de IND. Bij een positief advies van de IND kan de aanvrager die zich in het buitenland bevindt, afreizen naar de ambassade om zijn mvv af te halen. Naast de mvv-aanvraag, of dat nu vanuit Nederland gebeurt of in het buitenland, moet men sowieso een keer reizen voor het afleggen van het examen. Men moet dus zeker twee keer reizen naar de ambassade.

Zij kan niet toezeggen dat de geldigheidsduur van het inburgeringsexamen van een jaar wordt verlengd om deze beter te laten aansluiten op de IND-procedure, maar zal hierover contact opnemen met de staatssecretaris van Justitie en zal de Kamer hierover na het zomerreces berichten.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Toorenburg (CDA) vraagt naar voorlichting in de Nederlandse taal, naar het aantal mensen dat vrijstelling of een ontheffing krijgt, naar de menselijke toets bij technische problemen, naar de constatering van de Commissie monitoring basisexamen inburgering dat het aantal mensen zal toenemen, naar het profiel van de kandidaten en naar het substitutie-effect.

De heer Depla (PvdA) vraagt naar de vrije partnerkeuze en de huwelijken tussen neven en nichten.

De heer Zijlstra (VVD) vraagt of de toezegging over de overgangsperiode vanaf heden geldt dat de normering te laag is.

De heer Jasper van Dijk (SP) vraagt om een inhoudelijk argument waarom de resonansgroep niet een onafhankelijk onderzoek zou instellen.

De heer Van der Ham (D66) vraagt naar de reden waarom expats niet hoeven in te burgeren.

De heer Dibi (GroenLinks) vraagt het onderscheid tussen landen en noemt de landen waar wel een ambassade of consulaat-generaal is maar het afleggen van het basisexamen niet mogelijk: Irak, Qatar, Afghanistan, Cyprus, Malta en Kameroen.

De heer Fritsma (PVV) vraagt ontduiking van de wet door het gezinsmigratiebeleid van de EU aan te pakken.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie) vraagt om een onderbouwing van de vrijstellingen voor bepaalde landen en herhaalt haar vraag over de evaluatie van klachten.

De voorzitter stelt voor dat deze vragen binnen een week schriftelijk worden beantwoord.

De minister zegt toe hiernaar te streven.

Toezeggingen

– De minister zal de Kamer binnen drie weken informeren over de invoering van een nieuwe zak/slaaggrens en zal daarbij betrekken of men in de overgangsfase met menselijke beoordelaars doorgaat. Zij zal de Kamer ook informeren hoe zij de informatievoorziening over de aanpassing vormgeeft.

– De minister zal met de minister van Buitenlandse Zaken bezien of er een mogelijkheid is om in bepaalde landen examen te doen waar geen ambassade is en de Kamer hierover kort na het komend zomerreces informeren.

– De minister zal tijdens de wetsevaluatie opnieuw kijken of de zak/slaaggrens opnieuw moet worden ingesteld en eventueel jaarlijks moet worden bezien.

– De minister zal overleggen met de staatssecretaris van Justitie over de afstemming van de IND-procedures op de geldigheid van het inburgeringsexamen en de Kamer daarover kort na het komend zomerreces informeren.

– De minister zal de opmerkingen van de leden over de wet betrekken bij de evaluatie van 2008.

– De minister zal de resterende vragen binnen een week schriftelijk beantwoorden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,

Van Gent

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Van Beek (VVD), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Abel (SP), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA).

Plv. leden: Bilder (CDA), Nicolaï (VVD), Dibi (GroenLinks), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Bilder (CDA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Pechtold (D66), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP) en Madlener (PVV).

Naar boven