29 700
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland)

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2007

1. Inleiding

Hierbij zend ik u, zoals ik tijdens het algemeen overleg over de Wet inburgering in het buitenland van 6 juni jl. heb toegezegd, de antwoorden op de vragen van de leden van de algemene commissie Wonen, Wijken en Integratie. Daarnaast informeer ik u over de onderwerpen die ik voornemens ben in de evaluatie van de Wet inburgering in het buitenland in 2008 mee te nemen. Ik beantwoord deze vragen mede namens de Staatssecretaris van Justitie.

2. Vragen en antwoorden van de leden

1

Wordt de voorlichting met betrekking tot het basisexamen louter in de Nederlandse taal gegeven en zo ja, levert dat in de praktijk problemen op?

Over het examen is informatie beschikbaar via diverse kanalen, bijvoorbeeld in de Nederlandse en Engelse taal via de website www.naarnederland.nl, bij Postbus 51, het Ministerie van Justitie (de IND) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook kan de kandidaat cursusmateriaal aanschaffen waarin een uitgebreide instructie over het basisexamen in 14 talen is opgenomen. Op websites van de ambassades wordt voorts informatie gegeven in zowel het Nederlands als in het Engels. Kandidaten worden, tenslotte, door de medewerkers op de posten zoveel mogelijk in hun eigen taal te woord gestaan. Daarnaast hebben alle kandidaten die deelnemen aan het basisexamen een referent in Nederland, die hen ook kan helpen bij de voorbereiding op het examen.

2

Wat kunt u zeggen over de zelfredzaamheid van de kandidaten? Kan er gevoeglijk worden aangenomen dat de toegang tot de beschikbare informatie en de oefenstof voldoende is?

In het eerste jaar zijn er ruim 15 000 exemplaren van het oefenpakket gedistribueerd en is de oefentoets zo’n 8 000 keer afgelegd. Daarnaast heb ik over het oefenpakket weinig klachten ontvangen. Bij Postbus 51 zijn in de periode vanaf mei 2006 tot en met maart 2007 in totaal 1704 vragen over het basisexamen inburgering ontvangen. Deze vragen betroffen voor het merendeel algemene vragen over het examen (37%) en vragen over de voorbereiding op het examen (33%).

In het eerste jaar zijn er bovendien 64 meldingen (zowel klachten als vragen) over de oefentoetsen bij de klantenservice van Cinop binnengekomen. Een klein deel daarvan had geen betrekking op de oefentoetsen, maar zijn evenwel beantwoord of doorgestuurd naar Postbus 51. Er zijn in september 2006 en april 2007 problemen geweest bij het inbellen van de oefentoets als gevolg van een storing van de telefooncentrale. Deze problemen waren tijdelijk van aard en binnen een paar dagen opgelost.

Hieruit kan ik voorzichtig concluderen dat de gewenste informatie voor veel kandidaten beschikbaar is. Om deze conclusie te verifiëren, zal ik in de wetsevaluatie in 2008 de vraag meenemen of kandidaten zich goed kunnen voorbereiden. Als ik het onderzoek ten behoeve van deze evaluatie heb ontvangen, zal ik mij hierop verder beraden.

3

Neemt u de aanbeveling van de Commissie over om nader onderzoek te doen naar het profiel van de kandidaten?

De Commissie geeft in haar advies aan dat kandidaten grote praktische en financiële inspanningen moeten leveren om het basisexamen af te leggen. Dit zou er volgens de Commissie toe kunnen leiden dat ook gemotiveerde kandidaten afgeschrikt worden en dit tot vraaguitval leidt. Ze heeft nog geen helder beeld van dit effect en beveelt daarom aan nader onderzoek te doen naar het profiel van de kandidaten.

Ik neem de suggestie van de Commissie over om in de wetsevaluatie expliciet te onderzoeken of de wet tot vraaguitval geleid heeft.

4

Hoe verhoudt zich het stoppen met de menselijke (her)beoordeling tot de constatering dat bepaalde plaatsen bij herhaling te maken hebben met grote technische problemen waardoor de toets nauwelijks automatisch kan worden afgenomen? Is de toezegging van de Minister voldoende dat de techniek moet en zal worden geoptimaliseerd?

Het systeem kon in 90% van de gevallen direct een uitslag geven. In de overige gevallen kon dat helaas niet. Het stemgeluid van de kandidaat kan dan niet met voldoende zekerheid worden onderscheiden van bijvoorbeeld achtergrondgeluiden of een slechte telefoonverbinding. De computer berekent dan dat de onzekerheid over de score zo groot is dat het niet verantwoord is deze score als geldig te beschouwen.

Deze examens worden wel in z’n geheel afgenomen en het panel van menselijke examinatoren heeft hierover haar oordeel gegeven. Om de kwaliteit van het systeem te verbeteren, zal de computer worden hertraind en werk ik samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken aan de optimalisatie van de examencondities op de posten.

Hierdoor zal naar verwachting in het overgrote deel van de gevallen de computer wel in staat zijn met voldoende zekerheid te bepalen of de kandidaat geslaagd of gezakt is. Menselijke herbeoordeling is daardoor voor deze groep niet meer nodig. Indien de computer toch geen oordeel kan geven, zal, net als in de huidige situatie, een panel van menselijke herbeoordelaars worden gevraagd een definitief oordeel te geven.

5

Hoe voorkomt u dat kandidaten, nadat de herbeoordeling door het panel van menselijke herbeoordelaars is gestopt, onterecht zakken?

TNO heeft geconcludeerd dat er geen substantiële verschillen zijn tussen de menselijke beoordelingen en de beoordelingen die de computer geeft. Dat betekent niet dat er nooit verschillen in beoordelingen kunnen zijn. Echter, ook tussen menselijke beoordelingen onderling zitten soms verschillen. Deze verschillen kunnen in het voordeel, maar soms ook in het nadeel van de kandidaat werken. Ook al zou ik doorgaan met herbeoordelen, dan voorkom ik dat nog steeds niet.

6

Waarop baseert de Commissie haar verwachting dat het aantal examenkandidaten in de toekomst aanzienlijk zal toenemen?

Vanaf de invoering van de wet is het aantal kandidaten dat examen aflegt maandelijks gestegen. Dat is logisch. Immers: kandidaten hebben tijd nodig om zich voor te bereiden. Het vertragingseffect dat na invoering van de wet is opgetreden, zal de komende jaren naar verwachting afnemen.

7

Is de aansluiting tussen de Wet inburgering in het buitenland en Wet inburgering gegarandeerd?

Het examen in het land van herkomst is slechts een eerste stap op weg naar integratie in Nederland. Nieuwkomers moeten in het eigen land aantonen minimaal over taalniveau A1-min te beschikken. Eenmaal in Nederland aangekomen zal de nieuwkomer verdergaan met inburgeren en is hij/zij volgens de Wet inburgering verplicht minimaal A2 niveau te behalen.

8

Bent u bekend met de risico’s die kinderen uit huwelijken tussen neven en nichten kunnen ondervinden en wat bent u van plan hiertegen te doen?

Er is binnen de Nederlandse wetgeving geen verbod op neef-nicht huwelijken. Onder de huidige wetgeving is uitsluitend een huwelijk tussen verwanten in de opgaande of neergaande lijn verboden en een huwelijk tussen broer en zuster. De Minister van Justitie kan om gewichtige redenen ontheffing van het verbod verlenen aan hen die broer en zuster door adoptie zijn.

Als neven en nichten met elkaar trouwen, geeft dat een gering extra risico op erfelijke afwijkingen. Belangrijke uitzondering vormen echter besloten gemeenschappen waar met elkaar trouwen meer dan gemiddeld voorkomt (inbreeding coëfficiënt). Dan stijgt het extra risico snel. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft in 2004 een onderzoek gedaan naar de belangrijkste risicofactoren voor verhoogde perinatale sterfte in Nederland. Eén van de conclusies was dat niet-westerse allochtonen een verhoogd risico op perinatale sterfte hebben. De achterliggende oorzaak wordt onder andere gezocht in huwelijken tussen bloedverwanten.

Gezondheidsdoelen zullen met goede voorlichting moeten worden bereikt. Er zijn verschillende mogelijkheden om de kans op aangeboren afwijkingen en overlijden bij zuigelingen te verkleinen. Het is van belang dat met name de Turkse en Marokkaanse gemeenschap in ons land goed wordt voorgelicht. Vanuit de overheid is verschillende malen met het Landelijke Overleg Minderheden gesproken over de aan familiehuwelijken verbonden risico’s. De LOM-partners hebben het onderwerp aan de orde gesteld in het kader van vrije partnerkeuze waarbij onder andere gewezen wordt op de gezondheidsrisico’s.

Ik verwijs u verder naar de antwoorden op Kamervragen 2020301010, 2030401230 en 2040512550.

9

In hoeverre zijn personen die naar Nederland komen voor internationale bedrijven en organisaties (expats) verplicht in te burgeren?

Vreemdelingen die voor arbeid naar Nederland komen – met uitzondering van geestelijk bedienaren –, zijn niet inburgeringsplichtig, omdat arbeid in het kader van inburgering een tijdelijk doel is. De inburgeringsplicht in het buitenland en in Nederland geldt alleen voor hen die voor een niet-tijdelijk doel naar Nederland komen. Als expats permanent in Nederland willen blijven en zij ten behoeve daarvan in aanmerking willen komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, dienen zij het inburgeringsexamen te hebben behaald.

10

Partners moeten de kans krijgen zich in Nederland voor te bereiden op het examen, want niet in ieder land is een cursus Nederlands mogelijk. Waarom krijgen veel kandidaten geen toeristenvisum?

De Wib verzet zich er niet tegen dat een vreemdeling zich in Nederland voorbereidt op het examen. Dit laat echter onverlet dat de aanvraag om een visum kort verblijf van een dergelijke vreemdeling aan de gebruikelijke voorwaarden voor visumverlening wordt getoetst. Zo kan het visum worden geweigerd als de vreemdeling niet beschikt over voldoende middelen van bestaan voor zijn verblijf in Nederland of als onvoldoende gewaarborgd is dat hij na het einde van de geldigheidsduur van het visum Nederland zal verlaten. Of hiervan sprake is, wordt per geval beoordeeld.

11

Waarom is het niet mogelijk om in elk land in de wereld examen af te leggen? In hoeveel landen kan er wel examen worden afgenomen?

Voor de afname van het basisexamen ben ik gebonden aan de landen waar Nederland een beroepsconsulaire vertegenwoordiging heeft. In een aantal landen kan op meerdere locaties examen worden afgenomen, zoals in Turkije en China. In totaal zijn er 134 examenlocaties, verdeeld over 106 landen, de Nederlandse Antillen en Aruba.

In 6 landen, te weten Irak, Afghanistan, Kameroen, Qatar, Cyprus en Malta, is wel een beroepsconsulaire vertegenwoordiging, maar geen examenfaciliteit aanwezig (zie ook de beantwoording van de schriftelijke vragen Kamerstukken II 2006–2007, nr. 1478). De reden hiervoor is dat de ambassades in Afghanistan, Irak, Kameroen, Cyprus en Qatar geen bevoegdheid tot visum- en mvv-verlening hebben. Vanwege het feit dat het basisexamen en visumverlening onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, is op die posten geen examenfaciliteit geschapen. Voor wat betreft Malta is de reden gelegen in de mate van instroom die tot op heden nihil is.

In een aantal landen is geen enkele Nederlandse vertegenwoordiging aanwezig, ook al zijn personen uit deze landen mvv-plichtig. Hier kan dan ook geen mvv worden afgegeven en kan het examen niet gedaan worden. Ditzelfde geldt voor de landen waar uitsluitend een honorair consulaat aanwezig is. Een honorair consul heeft niet de bevoegdheid tot afgifte van een mvv. In beide gevallen zal de kandidaat naar een buurland moeten uitwijken om het basisexamen af te leggen en vervolgens zijn mvv aan te vragen.

Conform mijn toezegging zal ik u na het zomerreces rapporteren over het overleg dat ik terzake heb gevoerd met mijn collega van Buitenlandse Zaken.

12

Wat is er op dit moment bekend over het aantal verzoeken tot ontheffing op medische gronden?

De IND heeft inmiddels tien zaken behandeld waarin een beroep is gedaan op medische ontheffing van het basisexamen. In vier gevallen is besloten over te gaan tot medische ontheffing. In twee gevallen zal nader contact worden opgenomen met de Nederlandse vertegenwoordiging en in de overige vier gevallen is besloten niet tot ontheffing over te gaan.

13

De Commissie constateert meetbare substitutie-effecten. Deelt u de mening van de Commissie?

De Commissie heeft een meetbaar substitutie-effect gesignaleerd van Nederlanders die zich over de grens in België vestigen om zich aldaar, gebruikmakend van soepelere regelgeving, te herenigen met hun partner. Onder het Gemeenschapsrecht vestigen zij zich daarna samen met hun partner in Nederland en omzeilen zo de inburgeringsplicht in ons land. Het is niet uitgesloten dat hetzelfde verschijnsel plaatsvindt in het grensgebied met Duitsland.

De Wet inburgering in het buitenland is nu 1 jaar van kracht. Deze periode is te kort om goed inzicht te krijgen in substitutie-effecten in de brede zin van het woord. Zoals ook in de Monitorrapportage is aangegeven, is apart onderzoek benodigd om de effecten van de mogelijkheden om het basisexamen te omzeilen, in kaart te brengen.

Overigens heeft deze situatie ook een relatie met het recht op vrij verkeer van personen binnen de EU. Daarom verwacht ik dat, op langere termijn, dankzij verdergaande harmonisatie van EU-wetgeving op het gebied van immigratie dit soort problemen het hoofd kan worden geboden.

3. Wetsevaluatie 2008

In de brief van mei 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 700, nr. 40) geef ik aan dat ik een aantal zaken zal betrekken bij de evaluatie van de Wet inburgering in het buitenland. In het onderstaande geef ik meer duidelijkheid over de onderwerpen die ik voornemens ben mee te nemen in de evaluatie van de wet in 2008.

De hoofdvraag van de wetsevaluatie is: leidt de Wet inburgering in het buitenland tot betere en snellere integratie in Nederland? Mede in reactie op de suggestie van de Commissie Monitoring basisexamen inburgering en leden van de algemene commissie Wonen, Wijken en Integratie, zal ik de reikwijdte van de evaluatie uitbreiden. Ik zal in de evaluatie expliciet onderzoeken of de wet tot vraaguitval geleid heeft. Daarnaast zal de evaluatie ingaan op technische aspecten. Voorts zal worden bekeken in hoeverre de kandidaten zich goed kunnen voorbereiden. Tenslotte zullen de kosten en de baten voor zowel het individu, als de samenleving onderzocht worden.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie

C. P. Vogelaar

Naar boven