29 700
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland)

nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2006

Tijdens het Algemeen Overleg over de Wet Inburgering in het buitenland op 19 januari jl. (29 700, nr. 35) heb ik toegezegd de Kamer te zullen informeren over de onderzoeksopdracht aan TNO naar de kwaliteit van het inburgeringsexamen in het buitenland. Met deze brief voldoe ik aan die toezegging. TNO zal, in lijn met wat ik u tijdens het eerder genoemde debat al meldde, een antwoord proberen te vinden op de volgende vragen:

1

Zijn er significante verschillen in de beoordeling tussen het systeem dat automatisch uitslagen genereert voor de Toets Gesproken Nederlands (TGN) en voor de Toets Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) en menselijke beoordelingen?

Dit onderdeel van het onderzoek is erop gericht om te achterhalen of er verschillen bestaan tussen de beoordeling door de computer en door de menselijke beoordelaars. Indien die verschillen klein zijn, betekent dit dat de automatische scoring de kandidaten niet benadeelt, en behoeft het scoresysteem niet te worden aangepast. Als die verschillen wél significant zijn, zal bekeken worden hoe die verschillen geminimaliseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld door het automatische uitslagensysteem opnieuw te trainen met sprekers die qua taalvaardigheidsniveau en taalachtergrond nog meer overeenkomen met de doelgroep van het inburgeringsexamen.

2

Is de zak-/slaaggrens van de Toets Gesproken Nederlands op het goede niveau ingesteld?

In het onderzoek wordt tevens de zak-/slaaggrens zoals die thans is vastgesteld, met data die in het praktijkonderzoek worden verzameld, geconfronteerd. Het doel hiervan is om vast te stellen of met deze praktijkdata eenzelfde cesuurinstelling wordt gevonden als met de data die in de eerdere analyse zijn gebruikt. Mochten de resultaten van het onderzoek reden geven om deze aanname te verwerpen, dan zal bezien worden of en op welke wijze tot een aanpassing van de cesuurinstelling kan worden besloten.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Naar boven