29 700
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën vreemdelingen (Wet inburgering in het buitenland)

nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2006

Naar aanleiding van de vraag van de algemene commissie voor het Integratiebeleid d.d. 26 januari 2006, kenmerk 06-INT-B-001, deel ik u het volgende mee.

Bij gelegenheid van de informele JBZ-Raad te Wenen van 12 tot 14 januari 2006, heb ik gelegenheid gehad mijn collega, de Belgische Vice Eerste Minister en minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, te spreken over het onderwerp «oneigenlijk gebruik van gemeenschapsrecht». Wij zijn overeen gekomen dat het van belang is aan beide zijden de gegevens in kaart te brengen die ons meer inzicht zullen verschaffen in de aard en omvang van deze problematiek. Tegelijkertijd zal door samenwerking tussen de verschillende diensten (politie, immigratiedienst en parketten) getracht worden fraude op te sporen en te bestrijden.

Overigens is op ambtelijk niveau al een aanvang genomen met deze aanpak (zie hierover ook mijn brief d.d. 8 december 2005, kamerstukken II 2005/06, 29 700, nr. 31). Voorts heb ik de IND verzocht contact op te nemen met Nederlandse gemeenten om alert te zijn op mogelijke gevallen van oneigenlijk gebruik van gemeenschapsrecht en daar extra aandacht aan te besteden. Door zoveel mogelijk informatie te verzamelen en uit te wisselen, hopen de heer Dewael en ik de problematiek beter in kaart te brengen, zodat naar concrete oplossingen kan worden gezocht om een einde te maken aan het oneigenlijk gebruik van gemeenschapsrecht.

Zoals ik bij brief van 21 februari 2006 (int0600019) reeds heb aangegeven heeft IND inmiddels cijfers ontvangen van de Belgische vreemdelingendiensten. U treft deze cijfers in de bijlage1 bij deze brief. Ik hecht eraan op te merken dat er op dit moment uit deze cijfers nog geen harde conclusies getrokken kunnen worden; er is door de Belgische diensten immers slechts gefilterd op personen met de Nederlandse nationaliteit die in de aangegeven tijdsspanne werden ingeschreven in België en die gehuwd zijn met een niet EU onderdaan. De aantallen zeggen dus niets over eventueel misbruik van gemeenschapsrecht. Een nadere analyse van deze cijfers, in combinatie met de door Nederlandse gemeenten aangeleverde informatie, zal nodig zijn. Ik zal uw Kamer te zijner tijd over deze analyse informeren.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

BIJLAGE 1

De Belgische Dienst Vreemdelingenzaken heeft een overzicht verstrekt van personen van Nederlandse nationaliteit die tussen 1/1/2004 en 31/1/2006 ingeschreven werden in België en die gehuwd zijn met een niet EU onderdaan. Hierbij moet worden aangemerkt dat de inschrijving niet noodzakelijkerwijs een vestigingsaanvraag is, maar in de meeste gevallen wel leidt tot vestiging.

2004:251
2005:310
2006 (tm 31 jan.) 14
Totaal:576

Met betrekking tot de plaats van inschrijving:

Van het totaal zijn ongeveer 150 personen ingeschreven in gemeenten die dichtbij en soms vlakbij de Nederlandse grens liggen (ongeveer gelijk verdeeld over de provincies Limburg en Antwerpen; gemeenten Lanaken, Turnhout, Ravels, Maasmechelen, Maaseik, Riemst, Dilsen-Stokkem, Hamont-Achel, Bocholt, Essen, Kasterlee, e.a.). Ongeveer 150 personen vestigden zich in de stad Antwerpen en een iets kleiner aandeel in Brussel en de gemeenten rond Brussel.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven