29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 1030 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2019

Tijdens het AO wijkverpleging van 11 september jl. (Kamerstuk 23 235, nr. 185) heeft u gevraagd om de cijfers van Vektis over de omvang niet-gecontracteerde zorg voor het eerste kwartaal 2019 te vergelijken met de cijfers van het eerste kwartaal van eerdere jaren.

Uit de rapportage van Vektis1 die u op 6 september ontvangen heeft blijkt dat het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging is gestegen van 4,3% in 2016, naar 7,4% in 2017 en naar 9% in 2018.

Tabel: Aandeel niet gecontracteerde zorg 2016–2018
 

Gecontracteerd

Niet-gecontracteerd

% Niet-gecontracteerd

2016

€ 2.393.000.000

€ 107.000.000

4,3

2017

€ 2.465.000.000

€ 198.000.000

7,4

2018

€ 2.624.000.000

€ 260.000.000

9,0

Uit de rapportage van Vektis komt naar voren dat het aantal uren zorg per cliënt per maand in 2018 in de niet-gecontracteerde zorg 2,7 keer zo hoog ligt als bij de gecontracteerde zorg. In 2016 was dit nog een factor 1,9.

Tabel: Gemiddeld aantal uren zorg per cliënt per maand

Jaar

Gecontracteerd

Niet-gecontracteerd

% Verschil

Ratio

2016

16

31

94

1,9

2017

16

41

156

2,6

2018

14

38

171

2,7

Uit de rapportage van Vektis komt naar voren dat de kosten per cliënt per maand in de niet-gecontracteerde zorg ongeveer twee keer zo hoog zijn als bij de gecontracteerde zorg.

Grafiek: Meerkosten niet-gecontracteerde zorg per maand

Grafiek: Meerkosten niet-gecontracteerde zorg per maand

Uit de rapportage van Vektis blijkt dat aanbieders die volledig niet-gecontracteerd zijn in aantal groeien van 1.389 in 2016 naar 2.214 in 2018. Daar staat tegenover dat in 2018 er 492 aanbieders zijn die met alle zorgverzekeraars een contract hebben. De niet-gecontracteerde aanbieders zijn veel kleiner dan de aanbieders die volledig gecontracteerd zijn. Het grote aantal aanbieders wijkverpleging leidt tot fragmentatie van het zorgaanbod en bemoeilijkt de samenhang van de zorg.

Vektis heeft onderzocht of niet-gecontracteerde zorgaanbieders een ander cliëntenbestand hebben dan gecontracteerde zorgaanbieders. Opvallend is dat cliënten die niet-gecontracteerde zorg ontvangen relatief jonger zijn dan cliënten in de gecontracteerde zorg. Daarnaast constateert Vektis dat er geen tot minimale verschillen zijn in chronische aandoeningen; bij gecontracteerde zorg zijn er iets meer cliënten met dementie en bij niet-gecontracteerde zorg iets meer cliënten met diabetes, dit hangt waarschijnlijk samen met het verschil in de leeftijdsopbouw. De verschillen in leeftijdsopbouw komen overeen met de resultaten uit eerdere onderzoeken. Ook in eerder onderzoek werd er geen of nauwelijks verschil in percentages chronische aandoeningen gevonden2, ondanks dat in dit onderzoek voor een andere definitie van chronisch zieken is gekozen.

Uit de rapportage van Vektis komt naar voren dat in het eerste kwartaal 2019 het aandeel niet-gecontracteerde wijkverpleging 7% was. Het eerste kwartaal 2019 is echter nog niet volledig uitgedeclareerd. Daarom wordt dit cijfer als een voorlopig cijfer beschouwd. Het is te verwachten dat er nog een inhaaleffect optreedt over 2019 vanwege de langere verwerkingsduur van declaraties voor niet-gecontracteerde zorg (met name als er geen betaalovereenkomst is). Dat is met betrekking 2017 ook gebleken. In mijn brief van 22 januari 20183 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar niet-gecontracteerde zorg in de wijkverpleging. Daaruit kwam naar voren dat het aandeel niet-gecontracteerde zorg in de eerste helft 2017 6,2% bedroeg. Maar uit de recente rapportage van Vektis die u op 6 september ontvangen heeft blijkt dat het uiteindelijke percentage voor 2017 op basis van de uitgedeclareerde data veel hoger is, namelijk 7,4%.

In december 2019 kan ik u informeren over het definitieve percentage van het eerste kwartaal 2019. Tevens heb ik Vektis gevraagd om ook de definitieve percentages van de eerste kwartalen van 2016–2018 in beeld te brengen, zodat we deze met die van 2019 kunnen vergelijken. In die rapportage van Vektis zullen op verzoek van partijen eveneens enkele aanvullende analyses naar verschillen tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg opgenomen worden.

Vektis heeft tevens een analyse gemaakt van de lijst van Follow The Money, Pointer en Reporter Radio over zorgaanbieders met hoge winsten. Ik maak van de gelegenheid gebruik om u daarover te informeren.

Follow The Money, Pointer en Reporter Radio hebben een openbare lijst van 174 aanbieders gepubliceerd van zorgaanbieders met hoge winsten (van meer dan 10%) en een minimale omzet van een ton in 20174. Een winstpercentage van meer dan 10% is fors hoger dan doorgaans wordt gerealiseerd in de sector (hooguit 3%). Er kan een logische verklaring zijn voor de hoge winst, bijvoorbeeld een eenmalige verkoop van vastgoed; daarom is het goed dit onderzoek over meerdere jaren uit te voeren omdat een meerjarig beeld nodig is om hardere conclusie te kunnen trekken.

Vektis heeft onderzocht hoeveel van deze zorgaanbieders wijkverpleging declareren. Dat zijn 57 zorgaanbieders. Van deze 57 zorgaanbieders zijn er 30 vrijwel volledig niet-gecontracteerd en zijn 27 zorgaanbieders wel grotendeels gecontracteerd.

Vektis is nagegaan hoeveel procent van de gedeclareerde zorg van deze 57 zorgaanbieder via gecontracteerde zorg geleverd wordt en hoeveel via niet-gecontracteerde zorg.

Tabel: Percentage niet-gecontracteerde zorg in 2017 bij zorgaanbieders van lijst FTM/Pointer ten opzichte van het landelijk beeld
 

Aantal aanbieders

Kosten gecontracteerd

(in miljoenen)

Kosten niet-gecontracteerd

(in miljoenen)

% niet-gecontracteerd

Alle aanbieders wijkverpleging

2.496

€ 2.465

€ 198

7,4%

Aanbieders wijkverpleging FTM/Pointer

57

€ 28

€ 21

43,0%

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat van deze 57 zorgaanbieders 43% van de gedeclareerde kosten wijkverpleging in 2017 niet-gecontracteerd is. Dat is veel hoger dan het landelijke cijfer van 7,4% in 2017 van niet-gecontracteerde zorg in de wijkverpleging.

Vektis is nagegaan wat de samenhang is tussen niet-gecontracteerde zorg en het winstpercentage.

Grafiek: Percentage niet-gecontracteerde zorg bij zorgaanbieders van lijst FTM/Pointer naar winstpercentage

Grafiek: Percentage niet-gecontracteerde zorg bij zorgaanbieders van lijst FTM/Pointer naar winstpercentage

Uit de bovenstaande grafiek blijkt dat het percentage niet-gecontracteerde zorg hoger is bij zorgaanbieders met een hoger winstpercentage op de lijst van FTM/Pointer. Daarbij moet worden aangetekend dat het bij het hoogste winstpercentage (40%) maar om een beperkt aantal zorgaanbieders gaat, namelijk 5.

Op 25 september jl. hebben FTM/Pointer een nieuwe lijst gepubliceerd van minstens 85 zorgbedrijven die zowel in 2017 als in 2018 meer dan tien procent winst maken. Ik zal Vektis vragen ook een analyse van deze nieuwe lijst te maken en u daarover informeren.

Zoals eerder aangegeven bereid ik momenteel ook een wetsvoorstel voor, in lijn met de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging. In dit hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het streven is om in 2019 een daling van de niet-gecontracteerde zorg te realiseren ten opzichte van ijkjaar 2017 (7,4%), met inachtneming van de ontwikkeling van de tussenliggende jaren. Daarin is afgesproken dat als het aandeel niet-gecontracteerde zorg ondanks de inspanningen niet daalt, na een gezamenlijke analyse van aard en oorzaak verdergaande (gerichte) aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om het onderscheid tussen de vergoeding van niet-gecontracteerde versus gecontracteerde zorg te verhelderen dan wel te versterken. De wetswijziging biedt de mogelijkheid om voor bepaalde (deel-) sectoren de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg in (nadere) regelgeving vast te leggen en deze dus niet langer over te laten aan verzekeraars en de daarover ontstane jurisprudentie. Het wetsvoorstel zal naar verwachting nog dit jaar aan u worden aangeboden.

In de tussentijd moet op basis van de jaarlijkse inhoudelijke analyse van het contracteerproces door de NZa en de reguliere meting van de ontwikkeling van de niet-gecontracteerde zorg door Vektis, meer duidelijkheid ontstaan over hoe de omvang van de niet-gecontracteerde zorg zich ontwikkelt en wat daarvan de achtergrond is. In dat verband is het percentage van de niet-gecontracteerde zorg over 2018 (9%) en het eerste kwartaal 2019 (beschikbaar in december 2019) relevant.

Na een gezamenlijke analyse van aard en oorzaak van de ontwikkeling van het contracteerproces en van de omvang van de niet-gecontracteerde zorg kan het Kabinet in een volgende fase besluiten of en wanneer deze kan-bepaling nader wordt ingevuld en geëffectueerd. Dat is nu nog niet aan de orde.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven