29 684 Waddenzeebeleid

33 529 Gaswinning

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2019

Tijdens het Algemeen Overleg Mijnbouw/Groningen van 27 juni 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 677) heb ik de toezegging gedaan om nader in te gaan op de ontwikkeling van de aantallen kluten en kanoeten in relatie tot de monitoringsrapportage over 2017 van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) over de gaswinning onder de Waddenzee. Ik heb daarbij aangegeven helderheid te zullen verschaffen over de verdere procedure en de doorlooptijd daarvan. Mijn toezegging volgde op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) naar aanleiding van mijn brief van 26 april 2019 (Kamerstuk 29 684, nr. 169) waarin ik, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), uw Kamer informeerde over het advies van de Auditcommissie gaswinning Waddenzee (Auditcommissie) over het monitoringsjaar 2017.

Tijdens het VAO van 4 juli 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 102, item 49) heeft het lid Wassenberg (PvdD) een motie (Kamerstuk 33 529, nr. 671) ingediend waarin hij de regering verzoekt geen gaswinning onder de Waddenzee toe te staan tot ondubbelzinnig is aangetoond dat de gaswinning geen negatieve effecten heeft voor de kenmerkende vogelsoorten. Het lid Wassenberg heeft deze motie in afwachting van deze brief aan uw Kamer aangehouden. Met deze brief, die ik mede namens de Minister van LNV verstuur, geef ik invulling aan deze toezegging.

Monitoring

Bij de gaswinning onder de Waddenzee is het op basis van de jaarlijkse meetrapportages van de NAM mijn verantwoordelijkheid om er op toe te zien dat de daling van de vaste (Pleistocene) ondergrond als gevolg van gaswinning de vastgestelde gebruiksruimte niet overschrijdt dan wel dreigt te overschrijden.1

Op basis van het monitoringsprogramma (2014–2019) dat wordt uitgevoerd door de NAM en dat telkens voor de duur van zes jaar wordt vastgesteld, wordt jaarlijks gecontroleerd of de sedimentatie de bodemdaling in voldoende mate bijhoudt. Ook worden de mogelijke effecten op de draagkracht van de Waddenzee en het Lauwersmeer voor de vogels kritisch gevolgd. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het toezicht op de monitoring en voor het vaststellen van het monitoringsprogramma. Het monitoringsprogramma zal dit jaar worden geëvalueerd. Daarna zal, mede op basis van een advies van de Auditcommissie, een nieuw monitoringsprogramma voor de periode 2020–2025 worden vastgesteld.

Advisering door Auditcommissie

In het advies van de Auditcommissie over het monitoringsjaar 2017 staat dat zij het, gelet op de rapportages, aannemelijk vindt dat de bodemdaling in 2017 binnen de toegestane gebruiksruimte is gebleven. Dit betekent dat de door de gaswinning veroorzaakte bodemdaling volledig is gecompenseerd door een natuurlijke sedimenttoevoer vanuit de Noordzee.

In de samenvattende monitoringsrapportage van de NAM over ditzelfde jaar is gesignaleerd dat de vogelsoorten kluut en kanoet in het gaswinningsgebied, de kombergingsgebieden Pinkegat en Zoutkamperlaag, in aantallen zijn teruggelopen, terwijl de aantallen van deze soorten elders in de Waddenzee minder sterk afnemen of zelfs toenemen. Het voedselaanbod nam daarbij ook af in de kombergingsgebieden Pinkegat en Zoutkamperlaag. De conclusie van de NAM dat er in 2017 geen aanwijzingen zijn voor veranderingen in de natuur die mogelijk het gevolg zijn van de gaswinning, vindt de Auditcommissie te stellig. Alhoewel de Auditcommissie geen aanwijzingen heeft dat het vermoeden van de NAM dat het hier gaat om natuurlijke fluctuaties onjuist is, adviseert zij om hier in 2019 nader onderzoek naar te doen.

Nader onderzoek

In navolging van het advies van de Auditcommissie van 11 december 2018 over het monitoringsjaar 2017 heeft de NAM inmiddels het geadviseerde nadere onderzoek naar de omstandigheden van de kluut en de kanoet door SOVON Vogelonderzoek Nederland laten uitvoeren. De betreffende rapportage ligt nu ter beoordeling bij de Auditcommissie, die deze zal betrekken bij haar advies over het monitoringsjaar 2018.

Dit meest recente SOVON-rapport over het monitoringsjaar 2018 concludeert dat er, na het doorlopen van het beslissingsschema om toepassing van de «hand aan de kraan» mogelijk te maken, geen aanwijzingen zijn dat bodemdaling als gevolg van gaswinning effecten heeft op de kanoet en de kluut.

Of sprake is van een positieve of negatieve trend in de aantalsontwikkeling van de kanoet kan in de monitoringsrapportage over 2018 niet worden vastgesteld. Dit betreft zowel de getelde aantallen in het gaswinningsgebied als die in de overige Waddenzee. Wel blijkt het voedselaanbod voor de kanoet in 2018 in het gaswinningsgebied groter te zijn dan in voorgaande jaren; de gaswinning blijkt daar dus niet op van invloed te zijn geweest.

Voor de kluut geldt dat zowel op korte (vanaf 2008) als op lange termijn (vanaf 1994) er sprake is van een matige afname in zowel het gaswinningsgebied als in de overige Waddenzee. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Ook blijkt het voedselaanbod voor de kluut in 2018 in het gaswinningsgebied groter te zijn dan in voorgaande jaren. De gaswinning blijkt daarop dus niet van invloed te zijn geweest.

De Auditcommissie heeft nog enkele maanden nodig om over het laatst afgeronde monitoringsjaar tot een advies te komen. Ik wacht het advies van de Auditcommissie over het monitoringsjaar 2018 af alvorens eventueel nadere stappen te overwegen. Ik verwacht het advies van de Auditcommissie over het monitoringsjaar 2018 aan het einde van dit jaar en zal dit dan versturen naar uw Kamer.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 29 684, nr. 140.

Naar boven