29 684 Waddenzeebeleid

31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 144 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2017

Met de motie van de leden Van Veldhoven en Jan Vos inzake de gaswinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 31 239, nr. 240), heeft uw Kamer de regering verzocht om:

  • a. met NAM ervoor te zorgen dat de onzekerheden in de bodemdalingsmetingen bij Pinkegat worden verkleind en ervoor te zorgen dat de rapporten daarover voor een breed publiek leesbaar zijn;

  • b. in kaart te brengen wanneer deze gemeten dalingen leiden tot een overschrijding van de toegestane gebruiksruimte en daarbij aan te geven in welk geval dan wordt overgegaan tot het (gedeeltelijk) stilleggen van de gaswinning in dat gebied en wat de gevolgen daarvan zijn, en dit nog voor het debat over mijnbouw naar de Kamer te sturen.

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de resultaten van de uitvoering van deze motie. Met deze brief geef ik tevens invulling aan het verzoek van het lid Jan Vos zoals gedaan tijdens het ordedebat van 29 november 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 28, item 31) naar aanleiding van het bericht «Waddenvereniging wil dat Minister ingrijpt bij gaswinning NAM». In dat kader verwijs ik tevens naar de beantwoording van vragen van het lid Jacobi, die ik parallel met deze brief naar uw Kamer stuur (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1109).

Bodemdalingsmetingen bij Pinkegat

De motie bevat de overweging «dat er opnieuw een veel groter dan verwachte daling van de Waddenplaat bij Pinkegat is gemeten, waarvan bij de laatste meting niet duidelijk is of dit een daadwerkelijke daling of meetfout is.» Deze overweging vloeit voort uit de adviezen van de onafhankelijke Auditcommissie gaswinning Waddenzee over de monitoringsjaren 2014 en 2015, en dan met name uit de daarin genoemde opvallende meetresultaten. Beide adviezen van de Auditcommissie heb ik aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 29 684, nrs. 140 en 143). De Auditcommissie geeft in haar adviezen aan dat zij de conclusie uit de monitoring, dat de bodemdalingssnelheden (van de diepe bodemdaling) binnen de toegestane gebruiksruimte zijn gebleven, aannemelijk acht. Daarnaast onderschrijft de Auditcommissie de conclusie uit de monitoring dat er geen aanwijzingen zijn voor veranderingen in natuurwaarden die het gevolg zijn van de gaswinning.

In haar advies over 2014 noemt de Auditcommissie een snellere diepe bodemdaling dan verwacht in het kombergingsgebied Pinkegat als opvallend meetresultaat. Inmiddels hebben de meet- en modelresultaten van NAM over 2015 laten zien dat de berekende diepe bodemdalingssnelheid in zowel het kombergingsgebied Pinkegat als in het kombergingsgebied Zoutkamperlaag lager was dan in 2014. In haar advies over 2015 adviseert de Auditcommissie aan NAM om in haar, vóór 1 mei 2017 uit te brengen, rapportage over het monitoringsjaar 2016:

(1) in te gaan op de oorzaak van de in het monitoringsjaar 2015 geconstateerde bodemverlaging van het plaatareaal in het Pinkegat met een ordegrootte van ongeveer 5 centimeter, die bleek uit de LiDAR-metingen;

(2) met een vervolganalyse te komen van de nauwkeurigheid van de LiDAR-data; (3) de resultaten van de mogelijke verbeterpunten van de LiDAR-metingen en dataverwerking te presenteren.

Essentieel voor een goed begrip van de berichtgeving over de bodemdaling door de gaswinning onder de Waddenzee is het onderscheid tussen «diepe» bodemdaling en verhoging of verlaging van de wadbodem, met daaraan gekoppeld verschillende meetmethodes. In onderstaand kader is dat nader toegelicht.

«Diepe» bodemdaling

De bodemdaling ten gevolge van de gaswinning (de «diepe» bodemdaling) wordt gemeten met een systeem van GPS-meetpalen die zijn gefundeerd op een diepte van circa zes meter onder de wadbodem. Dat is ver onder het niveau waar zich het dynamisch sedimenttransport afspeelt in het natuurlijke systeem van wadplaten en geulen. Deze meetgegevens dienen om te bepalen of de bodemdaling ten gevolge van de gaswinning blijft binnen de toegestane gebruiksruimte. De metingen kennen een zeer kleine meetfout (enkele millimeters).

Verhoging of verlaging van de wadbodem

Naast het meten van de «diepe» bodemdaling is een monitoringssysteem ingericht om de dynamische bodembewegingen van de wadbodem (waaronder het plaatareaal) te volgen. Hierbij worden drie verschillende technieken toegepast: LiDAR-metingen (uitgevoerd met een lasersysteem vanuit een vliegtuig), GPS-grids («sedimentgrid-metingen») en spijkermetingen. Dit monitoringssysteem staat technisch volledig los van het GPS-systeem voor het meten van de diepe bodemdaling en vervult een signaleringsfunctie.

NAM is inmiddels bezig met het opvolgen van de door de Auditcommissie gedane aanbevelingen waarbij naast LiDAR-metingen ter vergelijking ook de beide andere monitoringstechnieken (sedimentgrid-metingen en spijkermetingen) worden betrokken. Recentelijk door NAM aangeleverde tussenresultaten, die ik heb laten bekijken door SodM en TNO, geven het volgende aan:

  • a. De aan de hand van LiDAR-metingen in 2015 bepaalde verandering in wadplaathoogte wordt veroorzaakt door de onnauwkeurigheid van de meetmethode en niet door daadwerkelijk opgetreden veranderingen in wadplaathoogte: tussen de verschillende opnames kunnen gemeten hoogteverschillen optreden als gevolg van meetonnauwkeurigheid van

  • b. 5 tot 10 centimeter;

  • c. De lokale verandering in wadplaathoogte is vele malen groter dan die van de gemeten diepe bodemdaling veroorzaakt door gaswinning. Er is geen correlatie aan te tonen tussen de lokale verandering in wadplaathoogte en de diepe bodemdaling;

  • d. Vergelijking van de aan de hand van sedimentgrid-metingen en LiDAR-metingen bepaalde wadplaathoogte laat zien dat deze binnen de meetfout goed overeenkomen. Sedimentgrid-metingen en spijkermetingen geven een nauwkeurig maar zeer lokaal beeld van de hoogteveranderingen van de wadplaat. Tevens is te zien dat er ook op deze beperkte lokale schaal relatief grote verschillen in wadplaathoogte kunnen optreden.

Op basis van de adviezen van de Auditcommissie en de monitoringsresultaten, inclusief de recentelijk door NAM aangeleverde tussenresultaten, concludeer ik dat de in het monitoringsjaar 2015 geconstateerde bodemverlaging van het plaatareaal in het Pinkegat met een ordegrootte van ongeveer 5 centimeter, is terug te voeren op de meetonnauwkeurigheid van de LiDAR-metingen en het dus geen daadwerkelijke bodemverlaging betreft. Bovengenoemde gegevens (inclusief de door NAM aangeleverde tussenresultaten) heb ik, gelijktijdig met de toezending aan uw Kamer, ook toegestuurd aan de Auditcommissie, die deze informatie zal betrekken bij haar werkzaamheden.

De jaarlijkse adviezen van de Auditcommissie wijzen vaak op verbeterpunten voor de meet- en monitoringspraktijk van NAM. Ik vind deze adviezen zeer waardevol. Het verkleinen van onzekerheden in de bodemdalingsmetingen bij Pinkegat (en Zoutkamperlaag) en het verbeteren van de leesbaarheid van de rapporten voor een breed publiek zijn in het advies van de Auditcommissie als aanbeveling opgenomen. Ik heb in mijn brief aan uw Kamer van 22 november 2016 (Kamerstuk 29 684, nr. 143) reeds aangegeven erop toe te zien dat de door de Auditcommissie gedane aanbevelingen door NAM worden opgevolgd.

«Hand aan de kraan»-principe

Het systeem van het «hand aan de kraan»-principe en de daarin opgenomen waarborgen, heb ik uitvoerig toegelicht in mijn brief van 30 mei 2016 (Kamerstuk 29 684, nr. 140). Voor de gaswinning onder de Waddenzee geldt dat zolang de bodemdalingssnelheid door de gaswinning lager is dan de beschikbare gebruiksruimte, er geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee plaatsvindt en er dus geen schade optreedt aan de natuur. Om dit zorgvuldig te kunnen beoordelen, rapporteert NAM jaarlijks aan mij op basis van het vigerende meet- en regelprotocol, het meetplan en het monitoringsprogramma. Ik stuur deze rapporten van de NAM steeds onverwijld en integraal voor advies door naar de Auditcommissie. De Auditcommissie toetst elk jaar op basis van deze rapportages van NAM of de gaswinning onder de Waddenzee (onder de kombergingsgebieden Pinkegat en Zoutkamperlaag) in het betreffende meet- en monitoringsjaar binnen de toegestane grenzen van het instemmingsbesluit en de voorwaarden genoemd in de Natuurbeschermingswetvergunning is gebleven en adviseert mij hierover. Indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven dat een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen aan de orde is, zal ik de gaswinning in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk stil leggen («hand aan de kraan»). Het gevolg daarvan is dat de bodemdalingssnelheid door de gaswinning dan zal afnemen, waardoor aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee wordt voorkomen. Dat is echter vanaf 2007 tot nu nog niet aan de orde geweest.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven