Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2016
Ten aanzien van de delfstofwinning onder de Waddenzee heb ik, mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken, uw Kamer bij brief van 30 mei 2016 geïnformeerd over de systematiek
van het «hand aan de kraan»-principe (Kamerstuk 29 684, nr. 140). Zoals aangekondigd in deze brief, stuur ik uw Kamer hierbij het advies «Monitoring
van aardgaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen
over de resultaten van het monitoringsjaar 2015», dat de Auditcommissie op 24 oktober
2016 heeft uitgebracht1.
Voorafgaand aan deze advisering heb ik de Auditcommissie op 1 september jl. geïnformeerd over de wijziging van het instemmingsbesluit met het betreffende
winningsplan naar aanleiding van de actualisering van het beleidsscenario voor de
zeespiegelstijging voor delfstofwinning onder de Waddenzee. Ik heb door dit wijzigingsbesluit
de gebruiksruimte vastgesteld voor de periode 2016–2021.
De Auditcommissie geeft in haar advies aan de conclusie uit de monitoring over 2015, dat de bodemdalingssnelheden binnen de toegestane gebruiksruimte
zijn gebleven, aannemelijk te achten. Daarnaast onderschrijft de Auditcommissie de
conclusie uit de monitoring dat er geen aanwijzingen zijn voor veranderingen in natuurwaarden
die het gevolg zijn van de gaswinning.
Wel heeft de Auditcommissie een opvallende verlaging, met een ordegrootte van ongeveer vijf centimeter, geconstateerd van een groot deel van het plaatoppervlak
in het Pinkegat. De Commissie sluit niet uit dat hier sprake is van een fout in de
verwerking van de metingen en vindt het belangrijk dat hierover in de rapportage over
het monitoringsjaar 2016 meer duidelijkheid komt.
Ik zie erop toe dat de door de Auditcommissie in haar advies gedane aanbevelingen
worden uitgevoerd. NAM heeft bevestigd dit ook te zullen doen.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp