29 684 Waddenzeebeleid

Nr. 107 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2013

Bij brief van 29 maart 2013 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken mij verzocht om uw Kamer te informeren over de uitbreiding van de gaswinning onder de Waddenzee. Daarbij is gevraagd om, in het kader van het Hand aan de Kraan principe, ook in te gaan op de mate waarin de afgesloten contracten voor de levering van gas flexibel zijn, evenals het winningsperspectief te schetsen van zowel het Slochterenveld als de kleine velden.

Tijdens het vragenuur van dinsdag 26 maart 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 66, Mondelinge vragen van het lid Van Tongeren over het uitbreiden van de gasboringen onder de Waddenzee) heb ik toegezegd uw Kamer «inzicht te geven in de plussen en minnen van het Waddenfonds en de verwachtingen voor de komende jaren.» Ik gebruik deze brief tevens om deze toezegging gestand te doen.

Wat behelst «de uitbreiding van de gaswinning onder de Waddenzee»?

In oktober 2011 heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) bij EZ, als bevoegd gezag voor de Mijnbouwwet en Natuurbeschermingswet 1998, aanvragen ingediend tot instemming met de wijziging van de reeds bestaande gaswinning te Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen, te Ameland en te Anjum.

De besluitvorming hierover is voorbereid via een zorgvuldige procedure, waarbij de ontwerpbesluiten ter inzage zijn gelegd, twee informatieavonden zijn gehouden (op Ameland en in Dokkum) en negen zienswijzen zijn ontvangen en beantwoord. Na afronding van deze voorbereiding hebben de staatssecretaris en ik op 21 maart 2013 de betreffende besluiten genomen, waarna deze stukken (voor de beroepsfase) op 22 maart 2013 opnieuw ter inzage zijn gelegd. Tot en met 3 mei 2013 kan tegen de besluiten beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De gaswinning Ameland is gestart in 1986; tot en met 2012 is circa 40 miljard m3 gas gewonnen, deels onder de Noordzeekustzone, deels onder Ameland en deels onder de Waddenzee. De gaswinning Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen is gestart in 2007; tot en met 2012 is hieruit circa 10 miljard m3 gas gewonnen. Zonder aanpassing van de winningsplannen had er vanuit de genoemde gasvelden vanaf 2013 nog circa 11 miljard m3 gas gewonnen kunnen worden.

Na instemming met de gewijzigde winningsplannen kan er vanaf 2013 (over de gehele productieduur van ongeveer 20 jaar) naar verwachting uit deze velden circa 15 miljard m3 extra, oftewel in totaal nog circa 26 miljard m3 gas gewonnen worden. Daarbij blijven voor de Waddenzee de strikte randvoorwaarden, zoals het Hand aan de Kraan principe, uiteraard van kracht.

Het Hand aan de Kraan principe

Het uitgangspunt van het Hand aan de Kraan principe is dat er, door beheersing van de door de gaswinning veroorzaakte bodemdaling, geen nadelige effecten mogen zijn op de natuurwaarden van de Waddenzee. Dreigen die wel te ontstaan, dan wordt de kraan een beetje, of indien noodzakelijk helemaal, dichtgedraaid.

Meegroeivermogen en gebruiksruimte

De Waddenzee bestaat uit kombergingsgebieden. Dat zijn gebieden die elk hun eigen zee-arm hebben naar de Noordzee, waarlangs transport van sediment plaatsvindt. Op basis van uitvoerige wetenschappelijke studies en op basis van historische waarnemingen is per kombergingsgebied vastgesteld, hoe groot het vermogen is om de toename van het bodemdalingsvolume in een komberging langs natuurlijke weg te compenseren via netto sedimenttransport vanuit de Noordzeekustzone. Dat vermogen wordt het meegroeivermogen genoemd. Het meegroeivermogen in het voor deze gaswinning relevante deel van de Waddenzee is vastgesteld op 6 millimeter per jaar voor het kombergingsgebied Pinkegat en 5 millimeter per jaar voor het kombergingsgebied Zoutkamperlaag. Uitgaande van het meegroeivermogen als natuurgrens en op basis van ramingen van de zeespiegelstijging in de komende jaren, is berekend hoeveel ruimte er over blijft voor bodemdaling ten gevolge van de gaswinning. Deze ruimte wordt de gebruiksruimte genoemd. De gebruiksruimte wordt uitgedrukt als toename van het dalingskomvolume per jaar, gemiddeld over het oppervlak van de komberging (in millimeter per jaar).

Monitoring natuurwaarden

In de monitoring speelt het oppervlak en de hoogte (in verband met de droogvalduur) van de zandplaten en kwelders een belangrijke rol. Als door bodemdaling de grootte of de hoogte van de wadplaten en kwelders zou afnemen, dan betekent dat, dat er minder bodemdieren (onder andere schelpdieren) bereikbaar zijn voor vogels en dus minder voedsel beschikbaar is voor vogels.

Het kleiner worden van de platen kan dus een effect hebben op de gestelde instandhoudingsdoelstellingen. Echter, omdat de Waddenzee, zoals hierboven uiteengezet, een zeker zelfherstellend vermogen heeft, hoeft bodemdaling niet tot vermindering van plaatareaal te leiden. Omdat er continu zand wordt aangevoerd naar de Waddenzee door de zeegaten tussen de eilanden kan de dalingskom zoals veroorzaakt door de gaswinning, op natuurlijke wijze worden aangevuld. Hierbij is van belang dat het volume van de bodemdaling in de tijd kleiner is dan het volume aan zand dat in die zelfde tijd naar de Waddenzee wordt gevoerd. Op die manier kan de toevoer van zand de bodemdaling bijhouden en wordt de natuurgrens niet overschreden.

Meet- en regelprotocol

Elk jaar wordt op basis van de uitvoering van het meet- en regelprotocol vastgesteld, of de bodemdaling ten gevolge van de gaswinning binnen de gestelde natuurgrens blijft en zal blijven. De NAM is verplicht om jaarlijks te rapporteren over de ontwikkeling van het volume van de bodemdalingskom. Staatstoezicht op de Mijnen ziet er nauwgezet op toe, dat de bodemdalingsnelheid binnen het toegestane tempo blijft.

Onafhankelijke audit

De Auditcommissie «gaswinning onder de Waddenzee», een onafhankelijke auditor (deze rol wordt vervuld door de Commissie voor de milieueffectrapportage), adviseert mij jaarlijks over de resultaten van de monitoring. Ik stuur vervolgens het advies van deze Auditcommissie, voorzien van een toelichting en eventuele acties, toe aan uw Kamer.

Ervaringen tot nu toe

Uit metingen blijkt dat de bodemdalingsnelheid, samen met de zeespiegelstijging in de Waddenzee, blijft binnen het voor de kombergingsgebieden Pinkegat en Zoutkamperlaag vastgestelde meegroeivermogen. Uit diverse onderzoeken (zie ondermeer het Ameland-rapport 2011: www.waddenzee.nl ) blijkt dat de bodemdaling in de Waddenzee door gaswinning sinds 1986, geen nadelige effecten heeft gehad op de natuurwaarden van de Waddenzee.

Flexibiliteit in gascontracten

Het Hand aan de Kraan principe dient uitsluitend ter bescherming van de natuurwaarden van de Waddenzee en is niet gericht op flexibilisering van de productie en de leveringen. Of en in welke mate de contracten (tussen de NAM en GasTerra) voor het leveren van gas uit de Waddenzee dit principe reflecteren, is mij niet bekend aangezien ik geen inzicht heb in die contracten. Het lijkt mij overigens voor de hand te liggen dat de exploitant van Waddengas hiermee rekening heeft gehouden aangezien het Hand aan de Kraan principe van meet af aan bij hem bekend was. Bij het aangaan en uitvoeren van contracten zal de exploitant hoe dan ook binnen de publiekrechtelijk getrokken kaders moeten blijven.

Winningsperspectief Groningen gasveld en kleine velden

Per 1 januari 2012 bedroeg de aardgasvoorraad voor een periode van 25 jaar 1180 miljard m3. Hiervan bevindt zich 740 miljard m3 in het Groningen gasveld. De kleine velden bevatten daarnaast nog 440 miljard m3 aan aardgas.

Het winningsperspectief van dit gas uit het Groningen gasveld en de kleine velden ziet er als volgt uit:

(bron: Delfstoffen en aardwarmte in Nederland – Jaarverslag 2011; opgesteld door TNO in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; juni 2012; www.nlog.nl )

Hierbij kan worden opgemerkt dat dit winningsperspectief is opgesteld op basis van de winningsplannen van de gasproducenten in Nederland.

Het Waddenfonds

Naar aanleiding van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, beter bekend als de Commissie Meijer, is in 2005 (Kamerstukken 29 684, nr. 36) € 800 miljoen ter beschikking gesteld voor aanvullende investeringen in het Waddengebied. Conform de afspraken is vooruitlopend op de totstandkoming van het Waddenfonds hiervan € 122,4 miljoen uitgekeerd voor de sanering van de kokkelvissers. Het Waddenfonds is in 2007 opgericht en gevuld met het restant van de oorspronkelijke € 800 miljoen, te weten € 677,6 miljoen. Het Waddenfonds heeft een looptijd van 20 jaar. Met het destijds definitief worden van de vergunningen voor gaswinning onder de Waddenzee is er geen relatie meer tussen de gaswinning onder de Waddenzee en het Waddenfonds (minder of geen gas betekent dus niet minder of geen geld voor het Waddenfonds; meer gas betekent ook niet meer geld voor het Waddenfonds). Sinds 1 januari 2012 is de besteding van de middelen uit het Waddenfonds en de afwikkeling van de reeds lopende projecten, overeenkomstig het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds, een autonome taak van de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland. Na de decentralisatie is in 2012 door de provincies een Gemeenschappelijke Regeling opgericht, genaamd Het Waddenfonds. Het Waddenfonds wordt bestuurd door het Algemeen Bestuur . Voor de dagelijkse gang van zaken is er het Dagelijks Bestuur . Het Dagelijks Bestuur stuurt de uitvoeringsorganisatie aan. Meer informatie is te vinden op www.waddenfonds.nl

Van het initiële bedrag van € 677,6 miljoen is, na aftrek van ruim € 40 miljoen aan uitgaven in de periode 2006–2011 en een efficiencykorting van € 75 miljoen (op grond van het vorige regeerakkoord), € 562 miljoen overgedragen aan genoemde drie provincies. Hiervan was op dat moment € 69 miljoen reeds toegekend aan projecten, oftewel € 493 miljoen nog te besteden. Alhoewel de decentrale overheden hierover gaan en hier zonodig dus ook verantwoording over zullen afleggen, is mij uit navraag bij Het Waddenfonds gebleken dat er vanaf 1 januari 2012 tot nu toe nog circa € 30 miljoen is toegekend aan projecten.

De bestedingsdoelen van het Waddenfonds zijn overigens, ook na decentralisatie van de middelen, gehandhaafd. Deze doelen zijn het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied, het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden en het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven