29 684
Waddenzeebeleid

nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2005

In deze brief wil ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, informeren over de stand van zaken in de Waddendossiers PKB Derde Nota Waddenzee, de Rijksprojectenprocedure gaswinning onder de Waddenzee, de bestuurlijke organisatie Waddenzeebeleid en het Waddenfonds. Het kabinet heeft op 17 juni jl. een besluit genomen over de extra voeding van het Waddenfonds. Onder punt 4 wordt hierop nader ingegaan.

Tevens wordt met deze brief antwoord gegeven op de vraag van het lid Van der Ham (Aanhangsel der Handelingen II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 1936) naar de voortgang rond het beheer en de inrichting van het Waddenfonds en de voortgang van het totaalpakket zoals dat door de Adviesgroep Waddenzeebeleid (commissie Meijer) is voorgesteld.

1. PKB Derde Nota Waddenzee

In mijn brief van 4 maart 2005 (29 684, nr. 29) meldde ik u dat ik heb besloten om zowel een passende beoordeling conform artikel 6 van de Habitatrichtlijn als een strategische milieubeoordeling conform de Europese richtlijn strategische milieubeoordeling over de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee (PKB Waddenzee) uit te voeren. De cumulatie van effecten vormt een essentieel onderdeel van de beide beoordelingen. In deze cumulatie dienen ook de effecten van projecten of plannen buiten de Waddenzee, met mogelijke effecten voor de Waddenzee meegenomen te worden. Gezien de mogelijke effecten van de aanleg van de Tweede Maasvlakte, is de passende beoordeling van de PKB Project Mainport Rotterdam (PMR) van belang voor de passende beoordeling van de PKB Waddenzee. Dit leidt er toe dat de beoordelingen van de PKB Waddenzee pas afgerond kunnen worden wanneer ook de resultaten van de onderzoeken ten behoeve van de beoordeling van de PKB PMR er liggen. Voor de passende beoordeling die in het kader van de Rijksprojectenprocedure Gaswinning zal worden gemaakt, gekoppeld aan het projectbesluit, zal gebruik worden gemaakt van de resultaten van de beoordelingen van de beide PKB's.

De zorgvuldige wijze van afronding van de PKB Waddenzee die het kabinet voorstaat, leidt er toe dat de passende beoordeling en de strategische milieubeoordeling op de PKB Waddenzee in het najaar van 2005 kunnen worden afgerond, waarna deze verwerkt kunnen worden in het concept aangepast deel 3 van de PKB Waddenzee. Inspraak, bestuurlijk overleg en advisering naar aanleiding van beide beoordelingen over de daarmee samenhangende onderdelen van het concept deel 3 kunnen vervolgens begin 2006 plaatsvinden. De resultaten hiervan zal ik verwerken in het aangepaste deel 3 PKB Waddenzee, dat ik naar verwachting voor het zomerreces 2006 aan de Tweede Kamer kan aanbieden. Ik ga er van uit dat de PKB Waddenzee, na behandeling in de Tweede en Eerste Kamer, begin 2007 in werking kan treden.

2. Rijksprojectenprocedure gaswinning onder de Waddenzee

Om de gaswinning onder de Waddenzee voortvarend en slagvaardig te kunnen realiseren heeft het kabinet besloten om zorg te dragen voor coördinatie van de vergunningverlening die noodzakelijk is, door middel van het van toepassing verklaren van de Rijksprojectenprocedure (RPP) op gaswinning onder de Waddenzee. Dit besluit heeft u op 20 april jl. ontvangen (29 684, nr. 33). Met het oog op een voortvarende aanpak van het gaswinningstraject en het voorziene tijdpad voor de afronding van de PKB Derde Nota Waddenzee heeft het kabinet ervoor gekozen om niet in deze PKB, maar separaat een besluit te nemen om de RPP van toepassing te verklaren. De gaswinning past binnen het kader van de vigerende PKB Nota Waddenzee (1993) in combinatie met de brief van het kabinet van 28 juni 2004 (29 684, nr. 1). Naar aanleiding van het toegangsbesluit heeft de Tweede Kamer door middel van schriftelijk overleg vragen gesteld. Met de brief die op 15 juni 2005 door de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en mijzelf, aan de Tweede Kamer is verstuurd, gaat het kabinet ervan uit dat er geen belemmeringen zijn, die goedkeuring van het besluit in de weg staan.

Alvorens tot gaswinning kan worden overgegaan, zal nog een aantal vervolgbesluiten moeten worden genomen. Ten eerste zal een rijksprojectbesluit worden opgesteld. Op dit besluit is de passende beoordeling op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn van toepassing. In deze passende beoordeling zullen de resultaten van de passende beoordeling van de PKB Waddenzee en het PMR, voor zover relevant voor de Waddenzee, worden meegenomen. Vervolgens zal een aantal uitvoeringsbesluiten worden genomen, waaronder vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet, de Mijnbouwwet, de Woningwet en de Wet milieubeheer. In het kader van de vergunningen op grond van die laatst genoemde wet moet ook een milieueffectrapportageprocedure worden doorlopen. Het milieueffectrapport zal vervolgens tezamen met de desbetreffende vergunningaanvragen ter visie worden gelegd met het oog op inspraak. Ik verwacht dat de ontwerpbesluiten voor de benodigde vergunningen nog dit jaar door de bevoegde gezagen kunnen worden opgesteld, waarna er tevens inspraak zal plaatsvinden.

Het streven is om de vergunningverlening in het voorjaar van 2006 af te ronden.

3. Bestuurlijke organisatie Waddenzeebeleid

De commissie Meijer heeft in haar advies aan het kabinet van 1 april 2004 geconstateerd dat de bestuurlijke organisatie van het Waddenzeebeleid verbetering behoeft. Deze vaststelling is door alle betrokken bestuurders onderschreven. In het afgelopen jaar is onderzocht of het mogelijk is aan deze wens invulling te geven door herschikking van bevoegdheden in een tripartiet Openbaar Lichaam Wadden danwel een Gemeenschappelijke regeling van provincies en gemeenten. Geconstateerd is dat deze wegen niet tot een voor alle partijen bevredigende oplossing leiden. Uitgaande van het behoud van de eigen verantwoordelijkheden door de betrokken overheden, hebben Rijk en regio een andere invalshoek gekozen, die is gebaseerd op de programma-aanpak van de Nota Ruimte en waarbij ik de rol van programmaminister voor de Wadden op mij zal nemen. Deze programma-aanpak ontmoet bij de regio veel draagvlak.

De kernpunten van deze benadering zijn verder:

– het Coördinatie College Waddengebied (CCW) is, onder mijn voorzitterschap, het strategisch, sturend overlegorgaan voor Rijk en regio;

– het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied onder voorzitterschap van een van de commissarissen van de Koningin stelt in opdracht van het CCW periodiek het beheerplan Nieuwe Stijl op. Dit plan vormt het integratiekader voor alle activiteiten in relatie tot de Waddenzee en is zelfbindend voor de opstellers;

– er wordt een eenduidige regie gevoerd op de uitvoering van dit plan door de verantwoordelijke overheden en particuliere partners;

– de sectorale cultuur moet doorbroken worden. Eenieder dient gemaakte afspraken na te komen.

Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende bestuurslagen is door het CCW ingesteld om de hoofdstructuur en de hierboven genoemde programma-aanpak voor de Wadden concreet vorm te geven. Tevens zal bij de uitwerking de relatie met het Waddenfonds nader worden bezien. De werkgroep presenteert in het najaar van 2005 de uitgewerkte hoofdstructuur aan het CCW. Ik verwacht u hierover voor het kerstreces 2005 nader te kunnen informeren.

4. Waddenfonds

In de kabinetsreactie op hoofdlijnen op het advies van de Adviesgroep Waddenzeebeleid van 28 juni 2004 (29 684, nr. 1) is aangegeven dat het kabinet het investeringsprogramma Waddenfonds inclusief uitvoeringsplan na overleg met de regionale overheden en na advies van de Raad voor de Wadden en de planbureaus voor het zomerreces van 2005 vast zal stellen. Het kabinet hecht grote waarde aan draagvlak bij de regionale overheden voor de investeringen uit het Waddenfonds. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen eerst in de vergadering van het Coördinatiecollege Waddengebied (CCW) van 15 juni jl. overeenstemming te bereiken met de regionale bestuurders over de hoofdstructuur van het fonds, om daarna gezamenlijk het uitvoeringsplan op te stellen waarin op hoofdlijnen de investeringsprioriteiten voor 2006 t/m 2010 worden weergegeven. Deze extra aandacht voor draagvlak bij de regionale partners heeft gevolgen voor de planning.

Planning Waddenfonds

Nu in de vergadering van het CCW van 15 juni jl. met de regionale overheden overeenstemming is bereikt over de hoofdstructuur van het Waddenfonds, wordt het concept investeringsplan Waddenfonds voor advies toegezonden aan de Raad voor de Wadden, het Centraal Planbureau, het Ruimtelijk Planbureau en het Milieu- en Natuurplanbureau. Ik verwacht uiterlijk eind augustus de adviezen. Tevens is na deze vergadering een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van Rijk en regio gestart met het opstellen van het uitvoeringsplan 2006 t/m 2010.

De gewenste zorgvuldigheid en draagvlak en het daaruit voortkomende traject leiden er toe dat ik verwacht het investeringsplan Waddenfonds eind november 2005 vast te kunnen stellen en het vervolgens aan uw Kamer aan te kunnen bieden. Het uitvoeringsplan 2006 t/m 2010 zal ik naar verwachting eind maart 2006 aan uw Kamer aan kunnen bieden.

Het wetsvoorstel kan eind juni a.s. naar het ministerie van Justitie worden gestuurd voor de wetgevingstoets. Verder zal het in Brussel worden voorgelegd in verband met staatssteunaspecten. Naar verwachting kan de wet in het voorjaar van 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Afhankelijk van de bespreking in de Tweede en Eerste Kamer kan de wet in de loop van 2006 in werking treden.

Politieke koppeling gaswinning en Waddenfonds

Het kabinet heeft een samenhangend totaalpakket van maatregelen opgesteld in het kader van een integraal Waddenzeebeleid. De essentiële onderdelen van het pakket, te weten de gaswinning, de schelpdiervisserij en het investeringsplan en -bedrag, dienen alle gerealiseerd te worden om het beleid voor de Waddenzee als natuurgebied en uniek open landschap te kunnen bewerkstelligen zoals het kabinet dat voorstaat. Zoals ik in mijn brief van 16 november 2004 (29 684 nr. 22) heb toegelicht, is daarom de uitvoering van de essentiële onderdelen van het pakket op de hieronder beschreven wijze aan elkaar gekoppeld.

Na de politieke besluitvorming over het integrale pakket van maatregelen en de vergunningverlening voor gaswinning, start het uitvoeringstraject. In dat traject kunnen zich omstandigheden voordoen die invloed hebben op de gaswinning, leidend tot vermindering van de winning dan wel in het uiterste geval tijdelijke of gehele stopzetting van de winning. Het kan daarbij gaan om toepassing van het «hand aan de kraan principe» en uitspraken van de rechter.

De politieke koppeling geldt niet bij de toepassing van het «hand aan de kraan principe». Als door dit principe de gaswinning moet worden verminderd of stopgezet zal dit geen gevolgen hebben voor het investeringspakket. Op basis van de huidige inzichten acht het kabinet de kans dat het «hand aan de kraan principe» moet worden toegepast echter hypothetisch.

De gaswinning kan daarnaast worden beïnvloed door uitspraken van de rechter. Dit kan leiden tot tijdelijke of structurele vermindering of stopzetting van de winning. Het kabinet vindt eventuele uitspraken van de rechter die de gaswinning ingrijpend beïnvloeden van een andere orde dan het effect van het «hand aan de kraan principe». Het kabinet acht in een dergelijk geval een nadere beoordeling van het totale pakket aan de orde. Uiteraard geldt dat de op dat moment aangegane verplichtingen in het kader van het investeringsplan conform de daarover gemaakte afspraken zullen worden uitgevoerd.

Voeding Waddenfonds

Het kabinet heeft besloten gehoor te geven aan de motie van het lid Van der Ham c.s. (nr. 13) zoals aangenomen door de Tweede Kamer op 16 november 2004. De voeding van het Waddenfonds wordt derhalve verhoogd met een bedrag van € 300 mln. tot een totaal van € 800 mln. Van deze extra voeding komt € 250 mln. uit de aardgasbaten en € 50 mln. uit de Algemene Middelen.

Met deze extra voeding vervalt de eerdere toezegging van het kabinet om vijf jaar voor het einde van het fonds te evalueren met het oog op verlenging en daarmee verhoging van het beschikbare bedrag. Met de extra voeding is de prijscompensatie over de oorspronkelijke voeding geborgd; de nu geraamde € 800 mln. vormt een nominaal bedrag.

De aan de kokkelvissers uit te keren nadeelcompensatie zal ten laste komen van het totale budget van het Waddenfonds. Het kabinet is van mening, mede gezien het rapport van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, dat met de sanering van de kokkelvissers de doelstellingen van het Waddenfonds worden gediend. Omdat de sanering van de kokkelvissers wellicht eerder tot uitgaven zal leiden dan dat het Waddenfonds van start gaat, zal de politieke koppeling met de voor gaswinning benodigde vergunningen voor deze uitgaven niet gelden.

Waddenacademie

In het Voortgezet Algemeen Overleg van 16 november heb ik aangegeven dat er over een half jaar duidelijkheid wordt verschaft over de vormgeving van een Waddenacademie. Om een antwoord te krijgen op de vraag hoe het is gesteld met de toegankelijkheid en ontsluiting van kennis betreffende de Waddenzee, heeft het kabinet een kennisaudit uit laten voeren door het Expertisecentrum van het ministerie van LNV en het RIKZ van het ministerie van V&W. De aanbevelingen voor de oplossing van knelpunten in de kennishuishouding van de Waddenzee betreft ook een aantal randvoorwaarden waaraan een Waddenacademie zou moeten voldoen. Als vervolg daarop heb ik Commissaris van de Koningin Nijpels verzocht om in samenwerking met de betreffende kennisinstellingen en de noordelijke provincies een plan van aanpak op te stellen voor de oprichting van een Waddenacademie. Uitgangspunt voor het kabinet is een Waddenacademie die primair een coördinerende en stimulerende rol vervult. Tevens dient deze academie bij de uitvoering van haar werkzaamheden zoveel mogelijk gebruik te maken van reeds functionerende communicatiemogelijkheden en van bestaande infrastructuur en verbindingen met kennisinstellingen. Ik heb het door Commissaris van de Koningin Nijpels opgestelde plan van aanpak onlangs ontvangen. Het kabinet zal de Tweede Kamer op korte termijn informeren over de voortgang.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven