29 683 Dierziektebeleid

Nr. 125 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2012

Hierbij sturen we u de voor juni toegezegde vervolgbrief over de reductie van het antibioticumgebruik in de veehouderij. Met deze brief wordt u geïnformeerd over de resultaten van eerste analyses van de gebruiksgegevens van individuele veehouderijbedrijven door de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) die u als bijlage bij deze brief aantreft1 en de mede daarop gebaseerde beleidslijn voor het verder terugdringen van het antibioticumgebruik in de jaren na 2013.

Uit de recent uitgebrachte MARAN-rapportage over 2011 waarin de omzetcijfers van antibiotica van FIDIN (fabrikanten en importeurs van diergeneesmiddelen in Nederland) en de gebruiksgegevens op een steekproef van veehouderijbedrijven worden gerapporteerd, blijkt dat het gebruik in 2011 met 32% is gedaald ten opzichte van het referentiejaar 2009. Voor antibiotica die kritisch zijn in verband met toepassing in de humane gezondheidszorg is de daling van het gebruik nog wat groter. Het gebruik moet verder omlaag. Daarnaast moet illegale handel in antibiotica met kracht bestreden worden, zoals besproken in onze brief van 1 juni 2012 (TK 29 683, nr. 124).

De SDa analyse en aanpak van het antibioticumgebruik

Sinds september 2011 dienen vleeskalver-, vleeskuiken en varkensbedrijven hun antibioticumgebruik centraal te registeren. De SDa heeft dit voorjaar voor de eerste keer de beschikking gekregen over gegevens uit deze centrale gebruiksregistraties.

De melkvee- en rundveevleessector zullen in de tweede helft van dit jaar de gebruiksgegevens op bedrijfsniveau ter beschikking stellen aan de SDa. Deze sectoren zijn later (vanaf januari 2012) gestart met de verplichte centrale registratie van het gebruik.

Tegelijkertijd werkt de SDa aan de verbetering van de kwaliteit van de registratie. Zij heeft daarvoor een referentiekader met kwaliteitseisen laten ontwikkelen en laat eind dit jaar een audit uitvoeren naar de implementatie daarvan.

De gebruiksgegevens zijn uitgedrukt in dagdosering per aanwezig dier per jaar (DDD/J). Dit wordt, ook in Europees verband, beschouwd als de beste eenheid om het antibioticumgebruik op een bedrijf uit te drukken. Dit kengetal maakt het mogelijk om het gebruik van het bedrijf te vergelijken met het gemiddelde gebruik in de sector of van bedrijven met een zelfde categorie dieren.

De SDa constateert in zijn analyse dat de spreiding in het gebruik tussen bedrijven in elk van de drie veehouderijsectoren groot is. In elke sector is er een relatief grote groep bedrijven met een relatief beperkt gebruik. Daarnaast kent elke sector een groep bedrijven die veel tot zeer veel antibiotica gebruikt.

De SDa richt zich in de voorgestelde aanpak met name op het verminderen van het gebruik op de 25% bedrijven met het hoogste gebruik binnen elke sector of diercategorie, de zogenaamde veelgebruikers. Daarmee wordt niet alleen de spreiding in het gebruik sterk verkleind maar ook het gemiddelde gebruik fors verlaagd. De veelgebruikers moeten hun gebruik in de periode 2012–2015 reduceren tot een door de SDa vastgesteld streefwaardeniveau. Dit is een «groen» gebied dat loopt van 0 DDD/J tot een per sector of diercategorie vastgestelde bovengrens. Deze gebieden zijn in het SDa-rapport opgenomen in tabel 6. Echter, ook bedrijven die niet tot de 25% veelgebruikers behoren, maar met hun gebruik wel boven de bovengrens van het streefwaardegebied zitten, worden gealarmeerd en moeten hun gebruik terugbrengen. Ook van bedrijven die al in het streefwaardegebied zitten, wordt aandacht gevraagd voor een verdere terugdringing van hun antibioticumgebruik. De bovengrens van het streefwaardegebied verschilt per sector of diercategorie, en ligt ver onder het gemiddelde gebruik van de betreffende sector of diercategorie in 2011.

Het is aan veehouder en dierenarts om direct maatregelen te initiëren om het gebruik te verminderen. De sectororganisaties, ketenkwaliteitsystemen en de beroepsorganisatie van de dierenartsen (KNMvD) dienen hierin een ondersteunende rol te spelen.

De SDa gaat ervan uit dat als op termijn het gebruik van alle bedrijven in de streefwaardegebieden ligt, er ten opzichte van 2011 een reductie van meer dan 50% wordt bereikt. De bovengrenzen van de streefwaardegebieden zijn vastgesteld tot 2015.

Onze reactie op de SDa analyse

De eerste beschrijving van de gebruiksgegevens geeft een helder beeld van het gebruik en de (brede) spreiding van het gebruik binnen de sectoren vleeskuiken- vleeskalver- en varkenshouderij. We hebben waardering voor het resultaat dat de SDa met medewerking van de sectoren heeft neergelegd.

Inzicht in het gebruik per bedrijf binnen sector en diercategorie, uitgedrukt in DDD/J, maakt maatwerk in sturing op reductie van het gebruik op het individuele bedrijf mogelijk. Veehouders en dierenartsen kunnen aan de hand van de DDD/J zien of een bedrijf aan de SDa streefwaarde voor (zorgvuldig) gebruik voldoet, en zo nee, hoeveel het gebruik omlaag moet om onder deze waarde te komen.

Met deze benadering van de SDa is voldaan aan de toezegging aan uw Kamer om reductiedoelstellingen nader te preciseren. Deze precisering heeft de vorm gekregen van een heldere reductiedoelstelling voor elk individueel veehouderijbedrijf. Precisering op het niveau van het bedrijf maakt een effectieve aanpak mogelijk, en legt de verantwoordelijkheid neer daar waar die hoort: bij de veehouder en zijn dierenarts.

Een streefwaarde voor het gebruik, maximaal de bovengrens van het streefwaardegebied, moet worden opgenomen in het bedrijfsgezondheidsplan. Het bedrijfsgezondheidsplan is onderdeel van de overeenkomst tussen de dierenarts en veehouder die in het kader van de één op één relatie moet worden gesloten. Het bedrijfsgezondheidsplan en het bedrijfsbehandelplan moeten zodanig worden ingevuld en uitgevoerd dat de streefwaarde zo snel mogelijk wordt bereikt. Het bedrijfsgezondheidsplan en het bedrijfsbehandelplan van de bedrijven die met hun gebruik reeds in het streefwaardegebied liggen, worden gericht op het verder verminderen van het gebruik.

Als alle bedrijven in 2015 in het streefwaardegebied liggen, zal het gebruik volgens de SDa met meer dan 50% gereduceerd zijn ten opzichte van 2011. Uitgaande van het gegeven dat in de periode 2009–2011 reeds een reductie van 32% is gerealiseerd, zal de reductie in 2015 ten opzichte van het referentiejaar 2009 uitkomen op circa 70%.

Wij stellen daarom als doel dat de sectoren erin zullen slagen om voor de veehouderij als geheel in 2015 een reductie van 70% te realiseren ten opzichte van 2009. Voor 2013 blijft een reductietaakstelling van 50% ten opzichte van 2009 gelden.

Wij ondersteunen de doelstellingen van de SDa, maar roepen daarbij op om voortdurend te bezien waar de lat hoger gelegd kan worden. Wij verwijzen daarvoor naar de maatregelen in onze brieven van 25 november 2011 (TK 29 683, nr.106) en 1 juni 2012 (TK 29 683 nr. 124). In deze brieven kondigden wij onder andere aan dat veelgebruikende veehouders door de productschappen worden doorgemeld aan de NVWA die deze informatie zal gebruiken in het toezicht.

Vergelijking van de SDa analyse met de MARAN rapportage

Tot nu toe werd het antibioticumgebruik gemonitord aan de hand van gebruikgegevens van een steekproef van veehouderijbedrijven in combinatie met verkoopcijfers van de FIDIN. Het LEI voerde deze monitor uit en publiceerde deze jaarlijks via de MARAN rapportage. De aldus verzamelde gegevens over 2009 zijn gebruikt als nulmeting voor het monitoren van het realiseren van de reductiedoelstelling. De gerealiseerde reductie van 32% ten opzichte van 2009 is op deze gegevens gebaseerd.

Omdat de gebruiksgegevens van het LEI berusten op een relatief kleine steekproef van bedrijven en de SDa over de gegevens van alle bedrijven kan beschikken, zal voortaan de SDa-rapportage worden gebruikt om de ontwikkeling in het gebruik te monitoren. Eind 2012 zal het LEI het gemiddelde gebruik per sector (over de eerste helft van 2012) op basis van de steekproeven nog in zijn MARAN-rapportage opnemen. Daarna zal dit onderdeel niet meer in de rapportage van het LEI worden opgenomen, mits het SDa systeem dan volledig operationeel is. De verkoopcijfers van FIDIN blijven uiteraard beschikbaar.

Quick scans door de NVWA in de vleeskuikenhouderij en de blankvleeskalverhouderij

In onze brief van 1 juni 2012 (TK 29 683, 124) hebben wij extra maatregelen aangekondigd om de zorgvuldigheid van het antibioticumgebruik in de veehouderij te versterken. Aanleiding daartoe waren onderzoeksrapportages van de NVWA over het voorschrijven en toepassen van antibiotica in de vleeskuiken- en blankvleeskalverhouderij. Deze onderzoeken waren gebaseerd op bedrijfsgegevens uit 2010 en 2011.

De NVWA heeft in de afgelopen weken twee quick scans uitgevoerd om een indicatie te krijgen van de actuele situatie in de vleeskuiken- en de blankvleeskalverhouderij. Het gaat om onderzoeken op basis van een beperkte steekproef. Hierbij is naar een aantal zorgvuldigheidsaspecten van het antibioticumgebruik gekeken, waaronder behandelingen met antibiotica rond kritische momenten, startpakketten en gebruik derde keuze middelen. De resultaten geven aan dat de zorgvuldigheid van het gebruik nog steeds te wensen overlaat en bevestigen daarmee de noodzaak van de extra maatregelen. De rapportages van beide quick scans zenden wij u toe als bijlage bij deze brief.1

Tot slot

In de analyse van de SDa ontbreken nog gegevens van belangrijke sectoren, zoals de melkveehouderij en de rundvleesveehouderij. Daarnaast zullen nog specifieke benchmarkindicatoren worden geformuleerd voor antibiotica die kritisch zijn in verband met gebruik in de humane gezondheidszorg. Eind 2012 zullen we uw Kamer informeren over de tussentijdse resultaten van de vervolganalyses door de SDa en de conclusies die we daaraan verbinden voor ons beleid.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven