29 683 Dierziektebeleid

Nr. 124 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN LANDBOUW EN INNOVATIE EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2012

Hierbij sturen wij u de voor mei toegezegde brief over antibioticagebruik in de veehouderij.

Inleiding

Onzorgvuldig en grootschalig gebruik van antibiotica in de veehouderij vergroot het risico op resistentievorming bij bacteriën en vormt daarmee een gevaar voor de volksgezondheid. In onze brief van november 2011 (TK 29 683, nr. 106) hebben wij het kader en de aanpak uiteengezet waarmee wij een forse terugdringing van het gebruik en een zorgvuldige toepassing van antibiotica in de veehouderij willen bereiken. Dit kader bestaat uit overheidsmaatregelen in combinatie met zelfregulering, aangevuld met een stringent toezicht- en handhavingsbeleid.

In deze brief kondigen wij extra maatregelen aan om de zorgvuldigheid van het antibioticagebruik in de veehouderij te versterken.

Aanleiding daartoe zijn recente onderzoeksrapportages van de NVWA over toepassing van antibiotica in de vleeskuikenhouderij respectievelijk de blankvleeskalverhouderij, die wij op 21 mei jl. hebben ontvangen. De betreffende rapporten zenden wij u toe als bijlage bij deze brief1.

NVWA rapporten vleeskuiken- en kalversector

Hierna gaan wij nader in op de resultaten van het onderzoek van de NVWA naar de zorgvuldigheid van voorschrijven en toepassen van antibiotica in de vleeskuikenhouderij en de blankvleeskalverhouderij. Daarnaast informeren wij u over de opsporing van illegaal gebruik van antibiotica in de vleeskuikensector. In antwoord op Kamervragen (Aanhangsel der Handelingen, 2010–2011, nr. 2463) van de leden Arib en Van Dekken hebben wij u eerder van dit illegaal gebruik op de hoogte gesteld.

De NVWA-onderzoeken zijn gebaseerd op bedrijfsgegevens over het jaar 2010 (vleeskuikens) c.q. de tweede helft van 2010 en de eerste helft van 2011 (blankvleeskalveren). We realiseren ons dat de onderzoekresultaten dus feitelijk betrekking hebben op een periode die ligt vóór de aankondiging van nieuwe beleidsmaatregelen in 2011 en het doorvoeren van maatregelen zoals het niet meer toestaan van preventief gebruik. Ook realiseren we ons dat de resultaten een combinatie weerspiegelen van wettelijke overtredingen, (mogelijk) onzorgvuldig veterinair handelen en ongewenst gedrag.

Onderzoek Vleeskuikens

Bij de controles in de vleeskuikensector bleek dat bij de helft van de bedrijven standaardbehandelingen werden ingezet. Bij 4% van de koppelbehandelingen was geen diagnose gesteld voorafgaande aan de behandeling en in 44% van de koppelbehandelingen met antibiotica werd afgeweken van de, volgens de registratiebeschikking, voorgeschreven behandelingsduur. Bij 62% van de bedrijven werden derde keus antibiotica ingezet. In 75% van de gevallen was het gebruik van derde keus middelen overigens voorafgegaan door een gevoeligheidsbepaling. Betrokken dierenartsen geven aan dat ze vaak in een spanningsveld zitten met de veehouder, de broederij en/of de veevoederleverancier. Dit kan van invloed zijn op de wijze waarop zij hun rol als poortwachter uitvoeren. Dierenartsen geven aan dat voorlichters van voerleveranciers en broederijen adviseren over het inzetten van antibiotica en daarmee van invloed zijn op het gebruik van antibiotica. Volgens de betrokkenen is de kwaliteit van het voer en de aangeleverde kuikens van invloed op het gebruik van antibiotica en zouden ook broederijen en voerleveranciers meer hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

Tijdens het onderzoek zijn ook drinkwatermonsters genomen. Daarbij zijn in een aantal gevallen lage tot zeer lage concentraties antibiotica gevonden. Dit betreft vermoedelijk restanten van een eerdere drinkwatermedicatie ten gevolge van versleping. Dit kan een risico zijn voor resistentieontwikkeling dat nader in kaart zal worden gebracht.

Onderzoek blankvleeskalveren

Bij de controles in de blankvleeskalversector werden geen afwijkingen aangetroffen ten aanzien van het gebruik van geregistreerde en gekanaliseerde middelen: er zijn geen middelen aangetroffen die niet voor kalveren zijn geregistreerd of die alleen door dierenartsen toegediend mogen worden. Op alle gecontroleerde bedrijven werden logboeken bijgehouden maar in een aantal gevallen werden er inhoudelijke tekortkomingen geconstateerd. Uit het onderzoek bleek dat afleveren van een startpakket, antibiotica die worden gebruikt na aankomst van de kalveren op het kalverhouderijbedrijf, gemeengoed was. Daarbij is in veel gevallen geen fysieke diagnose gesteld. Op alle bedrijven werden 3e keus middelen, dus kritische antibiotica, toegepast. Op 77% van de bedrijven maakten deze middelen ook onderdeel uit van het startpakket, veelal zonder dat er een bezoek van de dierenarts aan vooraf was gegaan. Op basis van dit onderzoek lijkt voor de onderzochte periode behoudens de naleving van de administratieve verplichtingen geen noemenswaardige verbetering zichtbaar ten opzichte van een soortgelijk eerder onderzoek

De rol van de contractgever is in deze sector belangrijk. Deze heeft een grote invloed op zowel de conditie van de kalveren bij aankomst op het bedrijf, de kwaliteit van het voer als de omstandigheden waaronder de dieren worden gehouden. Contractgevers hebben derhalve een grote verantwoordelijkheid voor zorgvuldig en terughoudend antibioticagebruik.

Illegaal gebruik van antibiotica bij vleeskuikens

Met een gecompliceerd opsporingsonderzoek in 2010 en 2011 in Noord-Oost Nederland is door de NVWA een grootschalig netwerk van illegaal gebruik van antibiotica (grondstoffen) vastgesteld. Hierbij waren geen dierenartsen betrokken. Bij het onderzoek zijn 4 000 kg illegale diergeneesmiddelen in beslag genomen en inmiddels vernietigd. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedroeg 779 k€. Extrapolatie van de bevindingen in één van de betrokken postcodegebieden suggereert dat 45% van de vleeskuikenhouders in dat gebied zich schuldig maakte aan niet-gekanaliseerd gebruik van antibiotica. Veehouders kregen illegaal antibiotica aangeleverd en dienden deze naar eigen inzicht en behoefte toe, zonder tussenkomst van een dierenarts. Het strafrechtelijk onderzoek is inmiddels gaande. Uit een analyse van antibioticumgebruik bij vleeskuikens door de NVWA blijkt dat de omvang van georganiseerd illegaal gebruik van antibiotica in de vleeskuikenhouderij op landelijke schaal moeilijk te bepalen is.

Voorschrijfgedrag van dierenartsen in de sectoren vleeskuikens en blankvleeskalveren.

Uit het onderzoek in beide sectoren, waarvan de details hiervoor zijn beschreven, blijkt dat de dierenarts in de betreffende onderzoekperiode regelmatig niet zorgvuldig en niet restrictief was bij het voorschrijven van antibiotica. Het handelen van ongeveer 20 dierenartsen wordt ter beoordeling voorgelegd aan de klachtambtenaar, die op basis van de bevindingen een klacht kan indienen bij het Veterinair Tucht College.

De dierenartsen uit beide sectoren geven aan dat onzorgvuldig voorschrijfgedrag onder andere te maken heeft met het spanningsveld waarin ze werken. Dit betreft het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak tot zorgvuldig diergeneeskundig handelen en anderzijds de druk die ze ervaren van de klant om uit economische overwegingen mee te werken aan onzorgvuldige praktijken.

Vervolg poortwachter projecten

Met de brief van 22 oktober 2011 (TK 29 683, nr. 105) bent u geïnformeerd over het project Poortwachter 2010. Dit rapport bevatte de resultaten van een onderzoek naar het voorschrijven van antibiotica door dierenartsen in de varkenshouderij in 2009. In augustus a.s. start het project Poortwachter 2012, waarin opnieuw het voorschrijfgedrag van dierenartsen in de varkenshouderij onderzocht zal worden. Met dit project wordt inzichtelijk gemaakt of en zo ja in welke mate het voorschrijfgedrag door de dierenartsen en het zorgvuldig gebruik van antibiotica in de varkenssector anno 2012 verbeterd zijn ten opzichte van 2009. Daarnaast zullen er op korte termijn vervolgonderzoeken worden uitgevoerd in de vleeskuiken- en blankvleeskalverhouderij. De projecten worden op basis van risico analyses uitgevoerd en er zal waar nodig handhavend worden opgetreden.

Reactie op de onderzoeken van de NVWA

Wij zijn buitengewoon geschrokken van de uitkomsten van de onderzoeken. Illegale netwerken, maar ook gebruik in strijd met de voorschriften en onzorgvuldig gebruik van antibiotica zoals geconstateerd bij vleeskuikens en vleeskalveren zijn onacceptabel. Dit onzorgvuldig en illegaal gebruik van antibiotica is een duidelijk gevaar voor de volksgezondheid. Wij zien ons dan ook genoodzaakt om stringente aanvullende maatregelen te treffen.

Deze maatregelen zijn aanvullend op en ondersteunend aan de maatregelen die we vorig jaar in de novemberbrief hebben aangekondigd. Die maatregelen blijven onverkort van kracht. Dat geldt ook voor de centrale rol van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa).

A. Antibiotica in principe uitsluitend toegediend door dierenarts («UDD-status»)

Gezien het grootschalige onzorgvuldige gebruik van antibiotica dat gebleken is uit onderzoek in de vleeskuiken- en vleeskalversector vinden wij het niet langer wenselijk dat de veehouder zonder te voldoen aan nadere voorwaarden, zelf antibiotica toe kan dienen en antibiotica op het bedrijf voorhanden heeft. Zorgvuldig gebruik van antibiotica is van groot belang voor de humane gezondheidszorg. Daarom gaan wij voor alle antibiotica het basisprincipe invoeren dat alleen de dierenarts de antibiotica mag toedienen en dat deze middelen niet op het bedrijf aanwezig mogen zijn. Dit is de zogenoemde UDD-status. Slechts wanneer voldaan wordt aan strikte en toetsbare voorwaarden op het gebied van diergezondheidsmanagement en antibioticumgebruik kan vrijstelling worden verkregen en mag de veehouder zelf antibiotica toedienen en op het bedrijf voorhanden hebben. De voorwaarden worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de veehouder en de dierenarts.

Dit zal in regelgeving worden vastgelegd. Met dit «nee, tenzij...» principe wordt de zorgvuldigheid van het antibioticagebruik op het bedrijf sterk verbeterd. Het principe wordt van toepassing op alle antibiotica. De stringente voorwaarden gaan gelden voor de varkens-, vleeskuiken-, kalver- en melkveehouderij. Andere sectoren komen later aan de orde.

Onder de hieronder volgende voorwaarden, vastgelegd in een overeenkomst met de dierenarts, mag een veehouder zelf antibiotica toedienen. Wij hebben hierover overleg gevoerd met de betrokken sectoren en de KNMvD. Zij onderkennen de problematiek en hebben hun volledige medewerking toegezegd.

Deze voorwaarden kunnen nog worden aangevuld naar aanleiding van de eerste analyse van leveringen van antibiotica aan individuele veehouderijbedrijven door de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en het mede daarop gebaseerde advies voor een per diercategorie gedifferentieerde reductiedoelstelling na 2013. De SDa zal in juni met deze analyse en het advies komen.

Algemene voorwaarden voor het diergezondheidsmanagement:

  • De veehouder heeft een overeenkomst met één dierenarts (1 op 1 relatie). Alleen deze dierenarts mag antibiotica voorschrijven en achterlaten op het bedrijf. Noodzakelijke vervanging is mogelijk onder voorwaarden. De veehouder is verplicht de overeenkomst bij de NVWA te melden.

  • De overeenkomst tussen veehouder en dierenarts kan worden opgezegd. Bij het sluiten van een nieuwe overeenkomst wordt het dossier inclusief bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan overgedragen aan de nieuwe dierenarts. Daarbij worden de redenen voor het verbreken van de oude overeenkomst door beide partijen vermeld.

  • Veehouder en dierenarts stellen een bedrijfsgezondheidsplan (BGP) op, gericht op de specifieke bedrijfssituatie. Het BGP bevat een bedrijfsbehandelplan (BBP) waarin staat hoe behandeld wordt bij welke aandoeningen, inclusief de keuze van de diergeneesmiddelen. Deze documenten zijn onderdeel van de overeenkomst.

  • Het BGP bevat concrete maatregelen voor het terugdringen van antibioticagebruik, met een uitvoeringstermijn en een reductiedoelstelling.

  • De in het BBP voorgeschreven handelwijze moet passen binnen de kaders van veterinaire richtlijnen en formularia die in ontwikkeling zijn. Voor zover bijsluiters geen eenduidige instructie voor de toedieningswijze bevatten, voorziet het BBP daarin.

  • Het diergezondheidsmanagement is conform BGP en BBP.

  • In de overeenkomst wordt een periodiek bedrijfsbezoek vastgelegd (met een minimale frequentie per sector2). Controle en evaluatie van het antibioticumgebruik sinds het laatste periodieke bedrijfsbezoek maken deel uit van het protocol voor het bezoek.

  • De veehouder en dierenarts evalueren jaarlijks het BGP, inclusief de reductiedoelstelling, en stellen het bij. Het evaluatieverslag wordt door beiden ondertekend.

We gaan ervan uit dat evidente misstanden door de dierenarts worden gemeld bij de NVWA en dat hiervoor een meldingsplicht wordt opgenomen in de in ontwikkeling zijnde veterinaire richtlijnen.

Voorwaarden aan antibioticumgebruik:

  • Alvorens antibiotica worden voorgeschreven en achtergelaten voor een koppelbehandeling dient de dierenarts de te behandelen dieren klinisch te inspecteren en een diagnose te stellen. Medicatie mag voor maximaal één volledige koppelkuur afgeleverd worden. Het (deel)koppel wordt administratief vastgelegd/ beschreven.

  • Voor zover in het BBP is vastgelegd dat bij bepaalde aandoeningen en antibiotica de veehouder zelf over kan gaan tot individuele behandeling, mag medicatie voor die behandeling voor maximaal 15% van de dieren waarbij de aandoening zich kan voordoen op het bedrijf voorradig zijn.

  • Dit betreft alleen eerste keus antibiotica3, die niet kritisch zijn voor humane toepassing. Bij ministeriële regeling kan worden vastgelegd welke middelen hier in ieder geval niet voor in aanmerking komen.

  • Voor alle andere individuele behandelingen dient de dierenarts het te behandelen dier klinisch te inspecteren en een diagnose te stellen alvorens antibiotica voor de behandeling worden voorgeschreven en achtergelaten.

  • Dierenarts en veehouder maken afspraken over het volgen van dieren tijdens de behandeling.

  • De dierenarts levert alleen antibiotica af op het bedrijf die zijn genoemd in het BBP. Deze antibiotica zijn door de dierenarts voorzien van een aantekening op het etiket waaruit de afleverdatum blijkt.

  • Voorschrijven en toediening is conform veterinaire richtlijnen, formularia en het bedrijfsbehandelplan.

Wij zijn van mening dat deze maatregel om de volgende redenen sterk bijdraagt aan de zorgvuldigheid van het antibioticagebruik en aan de handhaving daarvan:

  • De voorwaarden voor het zelf toedienen van antibiotica door veehouders worden toetsbaar in de regelgeving opgenomen. Wanneer een veehouder zich niet houdt aan deze voorwaarden vervalt de vrijstelling. De veehouder merkt dit direct omdat hij dan terugvalt in het strikte UDD-regime waarin alleen de dierenarts mag toedienen.

  • Voorschrijven en afleveren van antibiotica zonder dat de dieren «gezien» zijn door de dierenarts wordt, behoudens individuele behandeling van dieren bij bepaalde nader te definiëren aandoeningen en antibiotica, uitgesloten.

  • De beperking van de periode c.q. het aantal behandelingen waarvoor antibiotica mogen worden afgeleverd of op voorraad mogen zijn beperkt de mogelijkheid van onzorgvuldig gebruik.

  • De positie van de dierenarts wordt versterkt. De veehouder mag, indien hij zelf antibiotica wil kunnen toedienen, voor zijn antibioticagebruik maar van één dierenarts tegelijk gebruik maken. De veehouder kan er niet zonder meer vanuit gaan dat de dierenarts middelen mag afleveren; deze kan dat alleen doen als aan de algemene voorwaarden voor diergezondheidsmanagement en de specifieke voorwaarden voor antibioticumgebruik wordt voldaan. Daarmee wordt ook de invloed van andere partijen op het voorschrijven van antibiotica door de dierenarts verminderd.

  • De algemene voorwaarden die gesteld worden aan het zelf mogen toedienen van antibiotica door veehouders strekken tot verbetering van het diergezondheidsmanagement en dragen daarmee bij aan een structurele verbetering van de zorgvuldigheid (en vermindering) van het gebruik.

We realiseren ons dat er een overgangstermijn zal moeten worden ingesteld om de veehouderijsectoren en de dierenartsen in staat te stellen om een praktische invulling te geven aan de zorgvuldigheidsvoorwaarden en voor de farmaceutische industrie om de kanalisatiestatus op de verpakkingen aan te passen.

Na wijziging van de Diergeneesmiddelenregeling zal Bureau Diergeneesmiddelen de registratiebeschikkingen van antibiotica hierop aanpassen. Over de praktische uitwerking zullen we met betrokken partijen in gesprek gaan om te kijken hoe eventuele bezwaren ondervangen kunnen worden en hoe de overgangstermijn kan worden ingevuld. Naar verwachting kan de nieuwe regeling in de zomer worden gepubliceerd. Met een overgangstermijn van 6 maanden is inwerkingtreding van het bovenbeschreven regime voorzien in het begin van 2013.

B. Voorhanden hebben grondstoffen

Het voorhanden houden op landbouwbedrijven van alle grondstoffen die gebruikt kunnen worden voor antibioticatoepassingen wordt volledig verboden.

Alleen bedrijven die diergeneesmiddelen vervaardigen kunnen een vergunning voor het voorhanden hebben van grondstoffen voor diergeneesmiddelen verkrijgen. Daarmee is het voorhanden hebben van grondstoffen voor antibiotica op landbouwbedrijven verboden. Op dit moment is de strafrechtelijke bewijsvoering evenwel lastig omdat bewezen moet worden dat een grondstof toegepast wordt als antibioticum en niet voor andere toepassingen wordt gebruikt. Daarom wordt in het Besluit diergeneesmiddelen onder de Wet dieren de vergunningsplicht zodanig aangepast dat het voorhanden hebben van grondstoffen die als diergeneesmiddelen kunnen worden toegepast ondubbelzinnig onder deze vergunningsplicht vallen. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet dieren is het mogelijk om dit verbod bestuursrechtelijk te handhaven (bestuursdwang).

C. Versterken toezicht, handhaving en sanctionering

Strafrechtelijke handhaving

In samenwerking met het Openbaar Ministerie zal een programmatische handhavingstrategie worden ontwikkeld. De mogelijkheden die de Wet Economische Delicten biedt worden hierbij optimaal benut. Hierbij valt onder andere te denken aan het wegnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel of het stilleggen van een bedrijf. De rechter zal naar verwachting alleen besluiten tot stillegging van een bedrijf bij zware overtredingen met acuut gevaar voor de volksgezondheid en voedselveiligheid, en bij recidive.

Bestuursrechtelijke handhaving

Met de inwerkingtreding van de Wet dieren en onderliggende regelgeving wordt het mogelijk om voorschriften bij geregistreerde diergeneesmiddelen voor dierenartsen en veehouders via bestuursrechtelijke maatregelen (bestuursdwang) te handhaven. Daarmee wordt het voor de NVWA mogelijk om, naar voorbeeld van het toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), bestuursrechtelijke handhaving in te zetten naast haar mogelijkheden op strafrechtelijk en tuchtrechtelijk gebied. Bij overtreding van de voorschriften voor toepassing van een diergeneesmiddel kan dan bestuurlijke boete of bestuursdwang worden opgelegd. Hiermee is een lik-op-stuk aanpak mogelijk. Bij de invulling van de normen voor zorgvuldig gebruik van antibiotica kan de NVWA gebruik maken van de formularia van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Immers, het gebruik volgens de formularia kan als zorgvuldig gebruik worden gezien.

Uit de in de brief van 25 november 2011 (TK 29 683, nr. 106) toegezegde analyse blijkt dat aanpassing van de betreffende wetgeving niet nodig is om dit mogelijk te maken. Het toepassen van dit handhavinginstrumentarium is mogelijk na de inwerkingtreding van de Wet Dieren op 1 januari 2013 en na invulling door de NVWA.

In het kader van de acute bescherming van de voedselveiligheid heeft de NVWA de mogelijkheid om op basis van de Europese verordening nr. 882/2004 een bedrijf tijdelijk te verbieden producten op de markt te brengen.

D. Hercontrole op kosten van de veehouder

Indien de NVWA aanvullende controles (hercontroles) moet uitvoeren vanwege geconstateerde niet-naleving van de diergezondheids- en voedselveiligheidsregelgeving, dan kunnen op grond van de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden de kosten voor deze hercontroles in rekening gebracht worden bij de veehouder of eigenaar van het product waarbij de niet-naleving is geconstateerd. Het gaat dan om kosten die samenhangen met het nemen en analyseren van monsters, het bepalen van de omvang van een probleem, controle op corrigerende maatregelen en activiteiten om niet-naleving op te sporen en te bewijzen. De NVWA gaat bekijken of deze mogelijkheid volledig wordt benut en of strikte toepassing van deze mogelijkheid kan bijdragen aan een afname van het illegaal of onzorgvuldig antibioticagebruik.

E. Versterking tuchtrecht

In de afgelopen maanden is onderzocht op welke wijze het traject van het Veterinair Tuchtcollege op een aantal punten effectiever en efficiënter kan worden ingezet. Besluitvorming over aanpassing van het traject op een aantal essentiële punten en (her)belegging van de ondersteunende werkzaamheden voor de klachtambtenaar zal vóór deze zomer plaatsvinden. Daarmee wordt beoogd om zo spoedig mogelijk te realiseren dat de doorlooptijden worden verkort en het aantal behandelde dossiers toeneemt.

F. Openbaarmaking controlegegevens NVWA

De resultaten van controles op zorgvuldig antibioticumgebruik zullen via de website van de NVWA openbaargemaakt worden. Daarvoor is een wijziging van de Gezondheidswet nodig, die de minister van VWS in voorbereiding heeft. Het betreffende wetsvoorstel wordt in de tweede helft van dit jaar aan de Ministerraad aangeboden. De procedure voor openbaarmaking wordt aanzienlijk vereenvoudigd door de voorgenomen wijziging.

G. Versterking informatie voorziening/Overdracht van gegevens door productschappen aan de NVWA

Veehouders in de belangrijkste sectoren zijn sinds september 2011 op grond van productschapsverordeningen verplicht om de leveringen van antibiotica centraal te registreren in een database. In onze brief aan uw Kamer van 25 november 2011 hebben wij aangegeven dat de NVWA de beschikking krijgt over de gegevens van de veelgebruikers en de veelvoorschrijvers.

De productschappen zullen daartoe de gegevens van veelgebruikers melden aan de NVWA. Om dit mogelijk te maken, hebben de productschappen de verordeningen in maart 2012 aangepast. Thans wordt een overeenkomst opgesteld voor de overdracht van gegevens door de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) aan de NVWA. Deze overeenkomst zal uiterlijk 1 juli a.s. door beide partijen ondertekend worden. De eerste gegevens zullen spoedig daarna door de productschappen aan de NVWA ter beschikking gesteld worden. Ook de gegevens van bedrijven die geen of nauwelijks antibioticumgebruik registreren, die een plotselinge daling in het antibioticumgebruik laten zien of veehouders die erg vaak van dierenarts wisselen moet de NVWA kunnen gebruiken voor risicogericht toezicht. Wij zullen er bij de productschappen met klem op aandringen om niet alleen de gegevens over veelgebruik maar ook gegevens over bovengenoemde categorieën aan de NVWA ter beschikking te stellen. De NVWA zal deze informatie, samen met andere informatie die zij ter beschikking heeft zoals Voedsel Keten Informatie, toezichthistorie en sectoranalyse informatie gebruiken voor een risicogericht toezicht. Via de informatie over de veelgebruikers komt de NVWA ook bij de veelvoorschrijvers terecht. Veel gebruik of veel voorschrijven betekent overigens niet dat er sprake hoeft te zijn van een wettelijke overtreding. Wel is het aanleiding tot nader onderzoek.

Ketenaanpak

Het is duidelijk dat naast de noodzakelijke aanscherping van maatregelen een ketenaanpak van groot belang is. Alle ketenpartijen hebben de verantwoordelijkheid dat hun producten worden voortgebracht in een productiesysteem waarbij de risico’s voor de volksgezondheid tot een minimum zijn beperkt. Om resistentievorming te beperken is dat ook een productiesysteem waarbij zo weinig mogelijk van antibiotica gebruik hoeft te worden gemaakt. Dit betekent o.a. aandacht voor kwaliteit van het voer, betere huisvesting en aandacht voor economische prikkels en andere businessmodellen om een omslag in de keten te realiseren. Wij verwachten van het bedrijfsleven een aanpak waarin alle schakels in de productieketen hun kennis en inzichten bundelen en samenwerken om deze transitie door de hele productieketen heen te realiseren. Inzet van de hele keten is nodig omdat een structurele reductie van het antibioticagebruik hand in hand moet gaan met een verduurzaming van de productieketens. Het is nu het moment voor de keten om het initiatief van de ketenpartijen die in het kader van de Commissie Van Doorn en het Verbond van Den Bosch afspraken hebben gemaakt over een forse terugdringing van het antibioticagebruik, met voortvarendheid om te zetten in daden.

Stand van zaken genomen of voorgenomen maatregelen

In eerdere brieven zijn meerdere maatregelen toegezegd. In het navolgende geven we de stand van zaken weer voor de belangrijkste.

Uitwerken professionalisering dierenarts

De KNMvD pakt de implementatie van haar kwaliteitsbeleid, samen met de beroepsgroep, voortvarend op. Het gaat enerzijds om de implementatie van het basiskwaliteitssysteem, het centraal kwaliteitsregister dierenartsen (CKRD), en anderzijds om de diersoortspecifiek «geborgde dierenarts».

De KNMvD heeft laten weten een versnelling door te voeren ten opzichte van de oorspronkelijke plannen en streeft er naar het CKRD eind 2013 volledig geïmplementeerd te hebben. Om deze versnelling mogelijk te maken ondersteunen wij de KNMvD met een startsubsidie voor de ontwikkeling van de professionele richtlijnen voor veterinair handelen. Daarnaast is de werkgroep veterinair antibioticabeleid (WVAB) naar aanleiding van het gezondheidsraad rapport, bezig met het aanpassen van de zogenoemde formularia, richtlijnen die de juiste keuze van type antibiotica voorschrijven. De werkgroep verwacht de nieuwe formularia medio 2012 gereed te hebben.

De geborgde rundveedierenarts (zie novemberbrief) is sinds 1 januari 2012 volledig operationeel. De controles door de certificerende instanties zijn opgestart. Voor de geborgde pluimvee-, varkens- en kalverdierenarts zijn de betreffende sectoren en de KNMvD in overleg. Het gaat hierbij om eenzelfde model als de geborgde rundveedierenarts. De KNMvD streeft er naar om deze diersoortspecifieke kwaliteitssystemen eind 2012 operationeel te laten zijn.

Voortgang wet- en regelgeving

De brief van 25 november 2011 (TK 29 683, nr. 106) gaat uitgebreid in op het op te zetten systeem voor registratie van het antibioticagebruik. Het systeem van centrale registratie bij de productschappen is in gebruik genomen en het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel betreffende de centrale registratie is ontvangen. De reactie op het advies wordt thans opgesteld. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voorzien in 2013.

Het voorstel voor de aanpassing van het Diergeneesmiddelenbesluit waarmee bij het gebruik van kritische antibiotica het uitvoeren van een gevoeligheidsbepaling verplicht wordt gesteld is voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het voorstel leidt er toe dat het voorschrijven, afleveren en toepassen van het kritische antibioticum verboden is als uit de gevoeligheidsbepaling blijkt dat er ook nog een niet-kritisch antibioticum werkzaam is tegen de aandoening. De inwerkingtreding van het voorstel is voorzien in het najaar van 2012.

Moties en toezeggingen

Toelating alternatieven voor gebruik van antibiotica

In het Algemeen Overleg van 20 december 2011 is toegezegd te bekijken of de drempel voor de toelating en gebruik van alternatieve middelen wat verlaagd kan worden om daarmee deze middelen sneller en met minder inspanning en kosten een positie op de markt te kunnen geven. Allereerst willen wij duidelijk stellen dat de vermindering van antibioticumgebruik niet begint bij vervanging van antibiotica, maar bij goed diergezondheidsmanagement en bij een verduurzaming van de veehouderij.

Dat begint bij sterkere dieren, kwalitatief hoogwaardige diervoeders, goede kwaliteit van het drinkwater, betere huisvestingsomstandigheden en meer oog voor hygiëne. Daartoe investeert het ministerie van EL&I onder andere in het Innovatieprogramma Antibioticumvrije ketens.

Dat neemt niet weg dat alternatieven die bijdragen aan de reductie van het antibioticumgebruik, waaronder ook vaccins die dierziekten voorkomen, zeer welkom zijn. Het ministerie van EL&I besteedt, samen met marktpartijen, veel geld aan onderzoek en innovatie op het gebied van de ontwikkeling van alternatieven in het programma ALTernatieven voor ANTibiotica (ALTANT).

Aansluitend is het aan de sectoren om «good practises» op te pakken en aan marktpartijen om een middel door te ontwikkelen en op de markt te zetten.

Beoordelingsprocedure

Ons bereiken vele verzoeken voor ondersteuning van een markttoelating voor alternatieve producten. Voorbeelden hiervan zijn homeopathische vaccins, probiotica*, knoflookpreparaten, prebiotica*, bepaalde eiwitten en ontstekingsremmers voor menging door diervoeders etc. Daarbij is het zaak onderscheid te maken tussen voedermiddelen, diervoederadditieven en diergeneesmiddelen.

Toelatingsprocedures voor diergeneesmiddelen en diervoederadditieven zijn Europees vastgelegd. Wij hebben hiervoor nationaal geen aanvullende voorwaarden. De Europese beoordelingstrajecten kunnen we niet verder versimpelen of versnellen. In de basis is het ook de vraag of dat wenselijk is gezien de minimale toelatingsvereisten: werkzaamheid en waarborging van de gezondheid van mens en dier.

Middelen kunnen met verschillende «claims» op de markt worden gebracht. De fabrikant bepaalt door aard en inhoud van zijn claim of het product als diergeneesmiddel, diervoederadditief of voedermiddel wordt beoordeeld voor markttoelating. Een aantal alternatieven is reeds toegelaten en kan worden toegepast als de sector daar behoefte aan heeft.

Diergeneesmiddelen

Zodra men spreekt van een antibioticavervanger, of refereert aan het voorkomen dan wel genezen van een ziekte, spreekt de regelgeving van een diergeneesmiddel en gelden de daarvoor vastgestelde eisen voor toelating. Indien de fabrikant claimt dat het middel een bepaalde therapeutische werking bezit, dan moet dit worden onderbouwd (evidence based). Hier zijn internationaal afspraken over gemaakt en daar moeten wij ook niet op willen afdingen. Voor de meeste middelen, zoals prebiotica, blijkt registratie als diergeneesmiddel in de praktijk geen haalbare weg te zijn. Voor vaccins, die ook onder de diergeneesmiddelenregelgeving vallen, kan dit wel het geval zijn.

Vaccinatie kan dan ook een alternatief vormen om bepaalde ziekten (en behandeling met antibiotica) te voorkomen.

Diervoederadditieven

Veel alternatieven zoals probiotica zijn in de praktijk al te gebruiken als diervoederadditief. Er zijn inmiddels 30 probiotica Europees goedgekeurd; deze mogen dus al aan diervoeders worden toegevoegd. Registratie van probiotica vindt plaats onder de noemer darmflora stabilisatoren. Deze stabiliserende werking zal moeten worden aangetoond.

Voedermiddelen

Een groot aantal prebiotica is voorhanden als voedermiddel. Hiervoor gelden geen specifieke toelatingscriteria. Ze dienen, net zoals alle diervoeders die in het verkeer worden gebracht, wel te voldoen aan de norm voor ongewenste stoffen. Uitsluitend wanneer men een claim aan dergelijke voedermiddelen verbindt, zoals verbetering van de verteerbaarheid, zal deze wetenschappelijk onderbouwd moeten kunnen worden.

Conclusie

Gezien het aantal middelen dat als voederadditief is toegelaten concluderen wij dat de producenten de mogelijkheden weten te benutten om alternatieve middelen op de markt te brengen. Markttoelating als diergeneesmiddel lijkt, vanwege de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, veelal een brug te ver. Voor diergeneesmiddelen en diervoederadditieven gelden Europees vastgelegde toelatingsprocedures die we nationaal niet moeten willen vereenvoudigen.

Apothekerscursus in de opleiding diergeneeskunde

In het AO van 20 december hebben we toegezegd om na te gaan of er voldoende farmacologische kennis («apotheek») in het curriculum van de opleiding diergeneeskunde is opgenomen. Daarover delen we uw Kamer het volgende mee.

De opleiding diergeneeskunde van de faculteit diergeneeskunde in Utrecht behoort tot de top van veterinaire opleidingen in de wereld. De opleiding Diergeneeskunde is door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) erkend en de opleiding is tevens geaccrediteerd door The American Veterinary Medical Association (AVMA), The Canadian Veterinary Medical Association (CVMA) en The European Association of Establishments for Veterinary Education (EAEVE).

Het curriculum wordt met enige regelmaat aangepast, waarbij recente onderwijskundige inzichten worden meegenomen. Bij de meest recente aanpassing is het bachelor-master systeem ingevoerd. Het curriculum kenmerkt zich door de integratie van het onderwijs. De aparte behandeling van de disciplines, zoals farmacologie, is verlaten. Alle relevante aspecten komen geïntegreerd in het onderwijs terug. Zo komt bij behandeling van het maagdarmstelsel zowel de bouw (anatomie) als de kennis van de werking van diergeneesmiddelen (farmacologie), aan bod.

In de master fase moeten alle studenten het vak «management en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de dierenarts» doorlopen. De apotheek maakt onderdeel uit van dit vak. Op de faculteit diergeneeskunde zijn drie apothekers werkzaam die een rol hebben in het verzorgen van onderwijs op het gebied van de apotheek. Daarnaast zit het omgaan met de apotheek verweven in alle diersoortgerichte onderwijsdelen. In de eindtermen van de opleiding is bepaald dat een afgestudeerde dierenarts de vaardigheden die horen bij het beheer van de apotheek zelfstandig moet kunnen uitvoeren.

Specifiek voor de apotheek is er een kennistoets waarmee de student een zogenoemd apotheekstartbewijs moet behalen.

Wij zijn dan ook van mening dat in het huidige curriculum het onderdeel «veterinaire apotheek» voldoende aan bod komt.

Het instrument van pilots

In het AO van 20 december 2011 is ons gevraagd om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om de pilotprojecten die door de GGD gekenmerkt werden met «90 tot 95 % reductie van antibioticumgebruik» breder te benutten. De GGD verwees in de betreffende brief naar het innovatieprogramma antibioticumvrije ketens, waarin door een aantal deelnemende varkenshouders inderdaad uitstekende resultaten worden behaald in het terugdringen van het antibioticumgebruik.

Het nut van deze voorbeeldprojecten is groot. Deze «pilot» creëert een proeftuin waarin veehouders, begeleiders, experts en ketenpartijen bij elkaar worden gebracht om een praktische aanpak te ontwikkelen en uit te rollen. De gehanteerde benadering van de diergezondheid op de pilotbedrijven is niet nieuw in de veehouderij. Het succes wordt bereikt door het consequent doorvoeren van een stringente aanpak van de diergezondheidsbescherming op de bedrijven door een groep zeer gemotiveerde vakmensen die, mede dankzij de pilot, de ruimte krijgen om met betrokkenheid van ketenpartijen te experimenteren en maatwerk te leveren. Of dit succes binnen de pilot standhoudt hangt mede af van de mogelijkheid en de bereidheid om in ketenverband de juiste (economische) sturingsmechanismen door te voeren. De gehanteerde benadering van het diergezondheidmanagement op de pilotbedrijven is niet nieuw in de veehouderij. Verworvenheden uit deze pilot zijn reeds generiek doorgevoerd via het verplicht werken met een bedrijfsgezondheidsplan en de sterkere positionering van de dierenarts. Deze pilot toont het belang aan van een ketenbenadering voor de reductie van het antibioticumgebruik.

Aangehouden motie traag groeiende rassen

In het VAO van 7 maart 2012 hebben de leden Van Gerven en Van Dekken de regering in een motie verzocht om, in overleg met de sector, de snelgroeiende kippenrassen waarbij veel antibiotica worden gebruik zo snel mogelijk uit te faseren en te vervangen door een gezondere langzamer groeiende variant en het langzamer groeiende ras mee te laten doen bij de pilot antibioticavrije vleeskuikenketen. De PvdA heeft in het vervolg daarop Kamervragen gesteld over «plofkippen en Beter leven Keurmerk». De motie is aangehouden onder toezegging dat wij ervoor pleiten om goed in beeld te brengen of er onderscheid is te maken tussen verschillende rassen wat de noodzaak van antibioticagebruik betreft, en de uitkomsten van dat onderzoek betrekken bij het verdere handelen.

Wij kunnen u melden dat in het innovatieprogramma antibioticumvrije ketens geen traag groeiende rassen gebruikt worden en dat het aan de deelnemende bedrijven zelf is om het programma in te richten en dus ook welk ras ze gebruiken. De aandacht ligt in het vleeskuikenprogramma sterk op ketensturing, met name op punten die ook in de NVWA onderzoeken als risico worden aangemerkt.

De productschappen hebben ondertussen het initiatief genomen om een inventariserend onderzoek te doen naar houderijsystemen in de vleeskuikensector onder andere met betrekking tot het antibioticumgebruik. Het onderzoekrapport verschijnt in de zomer 2012.

De dierenbescherming geeft aan van mening te zijn dat de oplossingen voor het antibioticumgebruik niet in het huidige gangbare systeem gezocht moeten worden, maar reeds voor handen zijn in de «welzijnsplus» systemen waarop het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming van toepassing is en waarin gebruik wordt gemaakt van de traag groeiende rassen. Wij vinden het een goede zaak dat het traag groeiende ras als norm binnen het Beter Leven Kenmerk is opgenomen en zijn van mening dat een voortvarende, ketenbrede opschaling van dergelijke succesvolle diergezondheids- en dierenwelzijnsbevorderende maatregelen moet plaatsvinden. Het is aan de vleeskuikenketen en de retail om de traag groeiende rassen en de welzijnsplussystemen van nichemarkt tot gangbaar in de Nederlandse supermarkten te laten uitgroeien, een potentiële ontwikkeling die wij van harte zullen ondersteunen.

Tot slot

Met de nieuw aangekondigde maatregelen zijn wij van mening dat het onzorgvuldig en illegaal gebruik van antibiotica verder wordt teruggedrongen.

Medio juni, voorafgaand aan het geplande AO van 28 juni 2012, sturen wij u een vervolgbrief waarin u wordt geïnformeerd over de eerste analyse van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). Dit betreft de analyse van de gebruiksgegevens van individuele veehouders en onze hierop gebaseerde beleidslijn met betrekking tot de (gedifferentieerde) reductiedoelstelling na 2013. Het advies van de SDa over dit onderwerp ontvang ik medio juni. In deze vervolgbrief zullen wij ook nader ingaan op de voortgang in het terugdringen van het antibioticagebruik.

De uitwerking van de motie betreffende de risico’s van ESBL’s zult u deze zomer ontvangen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, E. I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Vleeskuikens 1x per ronde; varkens 1x per maand; vleeskalveren en melkvee 1x p. 3 maanden.

X Noot
3

Bij mastitis voor runderen kunnen dit ook tweede keus middelen zijn.

XNoot
*

Een probioticum is een preparaat of een product met levende, wel gedefinieerde micro-organismen in voldoende aantallen, dat de microflora in een bepaald orgaan van de gastheer verandert en daarmee een gezondheidsbevorderend effect heeft op de gastheer.

XNoot
*

Prebiotica zijn niet verteerbare levensmiddeleningrediënten, die selectief de groei en/of de activiteit van één of meerdere soorten bacteriën in de dikke darm stimuleren, en daardoor de gezondheid van de gastheer bevorderen.

Naar boven