Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2016
Met deze brief beantwoord ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS), uw brief van 12 februari 2016 waarin u namens de vaste commissie voor
Economische Zaken verzoekt om de evaluatie van de pilot wolhandkrab en de reactie
van het kabinet hierop aan uw Kamer te sturen.
Zoals in een eerdere beantwoording op vragen van uw Kamer is aangegeven (Kamerstuk
29 675, nr. 177), refereert u in bovenstaande brief aan een pilot die als particulier initiatief
door visserijbedrijf Klop uit Hardinxveld-Giessendam aan mijn voorganger is voorgelegd.
De evaluatie van de pilot is op 29 september 2015 door adviesbureau Apesca namens
het visserijbedrijf aan mijn voorganger gestuurd. U vindt de evaluatie alsmede de
begeleidende brief bijgesloten1.
Zoals in bovengenoemde brief beschreven, is in de pilot alleen de vangst- en transportfase
getest. Mijn reactie richt zich daarom ook op de in de pilot geteste en geëvalueerde
fase. Uit de beoordeling van het concept-controleprotocol, door het door visserijbedrijf
Klop ingehuurde bedrijf SGS, blijkt dat de nodige verbeterpunten nog door te voeren
zijn in dit protocol. Deze verbeterpunten worden door SGS gezien als aannemelijke
aanloopproblematiek, inherent aan de pilotfase.
Punt van zorg is echter de kritiek van SGS op een cruciaal onderdeel van de pilot:
niet veilig gesteld is het bewaren van de gegevens in het vangstregistratiesysteem
en de minimumperiode dat deze gegevens zouden moeten worden bewaard. Zolang hiervoor
geen bestendige oplossing is gevonden, belemmert dit de volledige traceerbaarheid
van de productstromen. Dit bevestigt dat op dit moment het controleprotocol dan ook
niet de noodzakelijke garanties geeft om de kans voldoende uit te sluiten op het in
de handel brengen van met dioxine vervuilde wolhandkrab en mogelijke bijvangst van met dioxine vervuilde aal.
Mijn conclusie op dit moment is dat de evaluatie van het controleprotocol een aantal
onvolkomenheden aanwijst die moeten worden ondervangen. Daarnaast is de verwerkingsfase
in deze pilot nog niet getest, maar wel relevant voordat besloten kan worden over
eventuele commerciële toepassing. Derhalve kan hierover nu geen besluit worden genomen.
Ten slotte maak ik mij overigens zorgen over de nalevingsbereidheid van de sector
in het gebied. Zo is er in 2015 bij toezicht 7 keer geconstateerd dat een beroepsvisser
viste op aal of wolhandkrab in de voor deze visserij permanent gesloten gebieden.
Mede daarom hecht ik zeer aan een goed en sluitend systeem met de juiste waarborgen.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp