29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 178 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2015

Hierbij ontvangt u het beleid voor mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s) voor de periode 2015–2018 (zie bijlage)1. Dit (reguliere) beleid is een uitvoeringsonderdeel in het kader van de afspraken over de transitie van de mosselsector en natuurherstel in de Waddenzee (mosselconvenant 2008) en het Plan van Uitvoering Transitie Mosselsector (2014–2018) dat d.d. 15 oktober 2014 naar uw Kamer is verzonden (Kamerstuk 29 684, nr. 116).

Uw Kamer is per brief van d.d. 26 november 2013 geïnformeerd dat het MZI-beleid 2010–2013 met een jaar zou worden verlengd (Kamerstuk 29 675, nr. 164). Tevens heb ik in de brief aangegeven dat er in 2014 een evaluatie van het beleid zou plaatsvinden. Deze evaluatie is tot stand gekomen op basis van onderzoeksrapportages over het gebruik van MZI’s en gesprekken met de belangrijkste betrokkenen bij het MZI-beleid.

De evaluatie geeft een positief beeld. Enkele conclusies:

  • Er is veel in MZI’s geïnvesteerd en de oogst van transitiebedrijven is tussen 2010 en 2013 iets meer dan verdubbeld;

  • Hierdoor kon de totale bodemvisserij in de Waddenzee met 28% worden afgebouwd, zodat mosselbanken in gesloten gebieden zich ongestoord kunnen ontwikkelen;

  • Er zijn in deze periode geen aanwijzingen dat het gebruik van MZI’s leidt tot significant nadelige effecten op de natuurwaarden van de Waddenzee, Oosterschelde of Voordelta.

Op basis van de evaluatie heb ik besloten dat het MZI-beleid voor de komende periode kan worden gecontinueerd, behoudens enkele wijzigingen in de uitvoering (onder meer enkele wijzigingen als het gaat om MZI-locaties). Ik ben blij dat voor dit beleid draagvlak is bij de partners van het mosselconvenant, alsmede bij overige betrokken partijen.

Ik ben van mening dat in het MZI-beleid voor de periode 2015–2018 een goede balans is gevonden tussen de verschillende belangen van de betrokken partijen.

Als het gaat om het (niet reguliere) beleid ten aanzien van de zogenoemde «experimenteerders»: hierover heb ik u d.d. 8 december 2014 geïnformeerd (Kamerstuk 29 675, nr.176). Dit betreft een aparte categorie ondernemers die in de periode voor de eerste (reguliere) MZI-beleidsperiode 2010–2013, op experimentele basis met MZI’s is begonnen. Binnenkort zal ik uw Kamer verder informeren over deze experimenteerders in het algemeen en de groep van de zogenoemde «pioniers», welke al voor 2005 zijn begonnen met experimenteren, in het bijzonder.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven