29 659 Evaluatie Staatsbosbeheer

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 20 december 2023, waarin de Minister reageert op vragen over de uitkomsten van de wettelijke evaluatie van Staatsbosbeheer.2 De leden van de fractie van de BBB hadden naar aanleiding hiervan een aantal nadere vragen en opmerkingen.

Naar aanleiding hiervan is op 20 februari 2024 een brief gestuurd aan de Minister voor Natuur en Stikstof.

De Minister heeft op 8 maart 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister voor Natuur en Stikstof

Den Haag, 20 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 20 december 2023, waarin u reageert op vragen over de uitkomsten van de wettelijke evaluatie van Staatsbosbeheer.3 De leden van de fractie van de BBB hebben naar aanleiding hiervan een aantal nadere vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de fractie van BBB

De leden van de BBB-fractie danken u voor de antwoorden op de gestelde vragen inzake de wettelijke evaluatie van Staatsbosbeheer (hierna: SBB). Aangezien zij de beantwoording op elementen volstrekt onvoldoende en onvolledig vinden, willen deze leden nog aanvullende schriftelijke vragen stellen. Zij hopen op, en verwachten, een zorgvuldige inhoudelijke beantwoording.

De eerste vraag betrof de gedateerdheid van het evaluatierapport over de periode 2018 – 2021. Uw antwoord geeft aan dat er nogal wat aanvullend onderzoek en afstemming tussen partijen nodig was, voordat het rapport openbaar kon worden gemaakt. U sluit af met «terugkijkend heeft de afstemming met alle betrokken partijen, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau als binnen de bestuurlijke driehoek, langer geduurd dan vooraf was ingeschat».4 Dit is een eufemisme; een evaluatierapport wat dermate serieuze onvolkomenheden aan het licht brengt (gebrekkige bedrijfsvoering, niet halen van doelen, risicobeheersing op majeure risico’s ondermaats, kostprijsmodel onbruikbaar, forse investeringsambities, maar geen dekking etc.) vraagt naar de mening van de fractieleden van de BBB om snelle en doortastende inzet van de verantwoordelijke Minister; deze leden missen dit volledig.

Ten tijde van het vrijgeven van dit rapport zijn de kritische punten, die in het rapport worden genoemd, inmiddels ruim 2 jaar oud. Het is niet duidelijk hoe u hierop heeft geacteerd, dan wel heeft ingegrepen. Er ligt geen concreet actieplan of verbeteraanpak – tenminste die kennen deze leden niet- terwijl SBB steeds vaker en dominanter als een grote uitvoeringsorganisatie de uitvoering van het natuurbeleid van Rijkswege bepaalt.

Bent u het met de fractieleden van de BBB eens dat de stevige kritiek die in de evaluatie is terug te lezen daadkrachtiger en sneller moet worden aangepakt? Een evaluatie die dermate kritisch is op zware verantwoordelijkheden van SBB als uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid vraagt naar mening van de leden van de BBB-fractie om een interventie door u, omdat u verantwoordelijk bent voor de realisatie van het natuurbeleid en het halen van de doelstellingen. Wanneer de uitvoeringsorganisatie hapert en niet leveren kan, dient u in te grijpen.

De vraag over het zelfstandig uitvoeren van taken door SBB, die niet tot de wettelijke kerntaken behoren5, is onvoldoende beantwoord. Gevraagd werd naar de – naar opvatting van de fractieleden van de BBB te – ruime interpretatie en taakopvatting door SBB onder artikel 3 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. U verwijst slechts naar dit artikel. Daar gaat de vraag van deze leden juist over; SBB manifesteert zich in toenemende mate op allerlei beleidsdomeinen – zoals biodiversiteit, klimaat, landbouw, faunabeheer, ruimtelijke ordening etc. – welke beleidsdomeinen (mogelijk) raakvlakken hebben met de aan SBB toevertrouwde kerntaken. Dit maakt dat SBB een dominante speler is die zijn bevoegdheden, zoals hij die leest in artikel 3, inzet met als gevolg dat andere belangen hierdoor sterk worden geraakt. De aankoop van weer een extra natuurgebied of het aankopen van landbouwgronden en deze ontwikkelen tot natuur, heeft direct gevolgen voor de omliggende activiteiten van bedrijven, landbouwers en burgers. De leden van de BBB-fractie vinden dit een oneigenlijk gebruik c.q. veel te ruime interpretatie van de «ruime omschrijving van de kerntaken», waarmee andere belangen worden geschaad. Door de schaalgrootte, de financiële slagkracht, de beschikbaarheid over publieke middelen (expertise en geld) manifesteert SBB zich als een moloch die in het kader van natuurbeleid vaak eenzijdig en top down beleid oplegt aan haar pachters en partners, waarbij deze worden gedomineerd. Natuurlijk staat het iedereen vrij om wel of niet in te stemmen met de beleidsregels en pachtvoorwaarden van SBB of zelfs om de gang naar de rechter te maken, echter dat is voor een (kleine) particulier of kleine ondernemer een te dure, te langdurige en kansloze missie.

Kunt u aangeven hoe u de belangen van de andere grondeigenaren, die onderdeel zijn van bijvoorbeeld landbouw en natuur, op een gelijkwaardige manier behartigt en beschermt tegen de dominantie van het overheidsuitvoeringsapparaat SBB? U bent immers verantwoordelijk voor het totale natuurbeleid en dient dus ook in te staan voor een «level playing field».

De zorgen van de fractieleden van de BBB over de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de financiële verantwoording door SBB zijn, naar aanleiding van de evaluatie, groot en urgent. Deze leden stelden u een aantal vragen hierover die naar hun mening volstrekt onvoldoende zijn beantwoord. In essentie antwoordt u dat u de zorgen van de leden van de BBB-fractie herkent, het belangrijk vindt dat SBB zijn bedrijfsvoering en financiële zaken op orde heeft en dat u hierover met SBB gesproken heeft. Ter vergelijking; elke particuliere ondernemer die een dergelijk antwoord op vergelijkbare omissies in de bedrijfsvoering en financiële verantwoording aan de belastingdienst zou sturen of die bij een accountantscontrole een dergelijk antwoord zou geven wordt niet serieus genomen en kwalificeert zich direct voor maatregelen, boetes of andere sancties. Daarom stellen deze leden nogmaals de vragen:

De fractieleden van de BBB vroegen u: «Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de structurele tekorten in de bedrijfsvoering en de dringende eis van SBB om hierover het Rijk te vragen de tekorten in de exploitatie structureel aan te vullen?»6

De fractieleden van de BBB vroegen u: «Kunt u aangeven of het Rijk bereid is om het verzoek van Staatsbosbeheer om versterking van het eigen/weerstandsvermogen te honoreren?»7 Uw antwoord is een boekhoud-technisch antwoord, de evaluatie is in essentie duidelijk, de financiële bedrijfsvoering van SBB is ondermaats.

Deze leden merkten op uit het rapport dat «de evaluatie stelt dat er geen direct verband is aan te tonen tussen de door Staatsbosbeheer gedane uitgaven en de door Staatsbosbeheer – wettelijk – na te streven doelstellingen en de behaalde resultaten / doelen. Het ontwikkelen van een systeem en het verbeteren van de bedrijfsvoering is eén van de aanbevelingen uit de evaluatie».8 De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre u deze aanbeveling serieus neemt?

Hoe oefent u uw toezichthoudende taken uit voor wat betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van de algemene (financiële) middelen die door u aan SBB, middels de begroting LNV, worden vertrekt? De leden van de BBB-fractie weten dat de structuur van SBB voorziet in een Raad van Toezicht, Raad van Advies en een directie: Kunt u aangeven in hoeverre deze organen hun toezichthoudende taken adequaat hebben vervult wanneer er sprake blijkt te zijn van grote tekorten in de exploitatie, geen inzicht / matching tussen kosten-opbrengsten en resultaten, grote investeringsambities maar ontoereikende middelen en een slecht risicomanagement?

Hoe voorziet SBB u van een juiste, tijdige en volledige verantwoordingsrapportage over het gevoerde financiële beleid?

Is SBB onderhevig aan een jaarlijkse accountantscontrole?

Welke accountant voert deze controle uit? Heeft deze accountant jaarlijks een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening afgegeven?

Kunt u de accountantsverklaringen van de laatste drie jaren overleggen?

Kunt u de bevindingen uit de interim-accountantscontrole van de laatste drie jaren overleggen, (de zogenaamde managementletters) waarin de risico’s en aanbevelingen m.b.t. de bedrijfsvoering van SBB worden besproken, alsmede de reactie van het bestuur van SBB.

Wanneer wisselt SBB van accountant of van controlerende partner?

De leden van de BBB-fractie vragen u om deze informatie tijdig toe te sturen, zodat zij hierover bij de behandeling van de begroting LNV in de Eerste Kamer kunnen beschikken.

De fractieleden van de BBB vroegen u «hoe ziet u er op toe dat er op afzienbare termijn opnieuw een evaluatie of audit wordt gedaan bij Staatsbosbeheer waaruit de recht – en met name de doelmatigheid blijkt van de door SBB aangewende publieke middelen? Het is voor een publieke organisatie immers een grote zonde wanneer niet kan worden aangetoond dat overheidsgelden worden besteed aan beoogde doelen of projecten en/of niet kan worden aangetoond dat de beoogde resultaten worden bereikt».9

Uw antwoord was dat u elke vier jaar volgens de wet een evaluatie dient uit te voeren. Ook stelde u dat de evaluatie geen uitspraken doet over de rechtmatigheid van de aanwending van de publieke middelen door SBB.

Beide antwoorden zijn onvolledig, respectievelijk onjuist.

In artikel 17 van de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer lezen de leden van de BBB-fractie het volgende:

«1. Onze Minister en Staatsbosbeheer voeren tenminste jaarlijks overleg omtrent de door Staatsbosbeheer, ter uitvoering van zijn in artikel 3, eerste lid bedoelde taakopdracht, te bereiken resultaten en de daarvoor door Onze Minister, ten laste van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, jaarlijks ter beschikking te stellen geldmiddelen. 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg heeft mede betrekking op het door Staatsbosbeheer verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording over de mate waarin die prestaties worden geleverd. 3. De omvang van de in het eerste lid bedoelde geldmiddelen is gebaseerd op de door Onze Minister vast te stellen normkosten. 4. Onze Minister voegt de resultaten van het in het eerste lid bedoelde overleg, alsmede de jaarrapportage van Staatsbosbeheer betreffende de realisatie van de in dat overleg afgesproken prestaties ter gelegenheid van de aanbieding van de rijksbegroting aan de Staten-Generaal ter kennisneming bij».10

U heeft dus wel degelijk frequentere (minimaal jaarlijkse gesprekken) middelen en instrumenten om de prestaties, bedrijfsvoering en het financiële toezicht bij SBB te bespreken en hierover SBB aan te spreken. Kunt u aangeven of u deze gesprekken heeft gevoerd met SBB? Zo ja, wat waren hiervan de resultaten? Heeft u concrete afspraken gemaakt met SBB? Zo ja, kunt u de gespreksverslagen toezenden? Zo nee, waarom niet?

Kunt u aangeven met welke partners de directie van SBB (directie Partnerships en Deelnemingen) samenwerkt bij activiteiten en deelnemingen? De leden van de BBB-fractie ontvangen hier graag een lijst van. Kunt u op deze lijst de volgende informatie verstrekken:

  • Naam deelneming

  • Aandeel in de deelneming (absoluut en relatief)

  • Doel van de deelneming (statutaire doelstellingen)

  • Rechtsvorm

  • Andere deelnemers

  • Vorm deelneming (aandelenparticipatie, subsidie, eenmalige kapitaalsinjectie, bijdrage in natura (ter beschikking stellen mensen en middelen) etc.

De fractieleden van de BBB nemen aan dat deze informatie direct voorhanden is, ook omdat deze informatie een specificatie is van een post op de jaarrekening van SBB. De leden vragen dit omdat zij het belangrijk vinden dat SBB niet – via het aangaan van deelnemingen en het verleggen van geldstromen uit de LNV-begroting – impliciet en (on)gewenst bijdraagt aan organisaties met een expliciete politieke opvatting over natuurontwikkeling en – beleid. En als er wel sprake is van gelden die via «samenwerkingsverbanden met SBB» aan andere organisaties, zoals NGO’s, worden verstrekt, dan willen deze leden hierover graag transparantie en de relevante informatie ontvangen.

De vraag over de spanning tussen het ambitieuze aankoopbeleid van (landbouw)gronden door SBB en het ruimtegebrek (grondtekort), de impact van nieuw te ontwikkelen kwetsbare natuur op bestaande belangen van landbouw, burgers en bedrijven beantwoordt u niet. U verwijst slechts naar de samenwerking tussen het Ministerie van LNV in het kader van het Nationaal Programma Landelijk gebied (hierna: NPLG). De fractieleden van de BBB vragen u serieus op de vraag in te gaan en stellen daarnaast aanvullend de volgende vragen:

Ten gevolge van de recente Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart 2023 zijn er in de provincies nieuwe Statenleden en Gedeputeerden Staten geïnstalleerd. Veel provincies en gedeputeerde staten buigen zich kritisch over de plannen in het kader van de NPLG en de provinciale plannen die hieraan zouden moeten bijdragen. In veel provincies zal dat leiden tot andere keuzes en ander provinciaal beleid.

Kunt u aangeven in hoeverre dit veranderende beleid, wat de komende jaren door de provincies wordt nagestreefd, invloed heeft op de ambities van uw ministerie en – in relatie tot de uitvoeringsorganisatie SBB – zijn ambities, doelen en uitvoeringswerkzaamheden?

Het is goed denkbaar dat de provincies hun ambities voor wat betreft het nieuw te ontwikkelen areaal van natuurgronden naar beneden bijstellen. Dit betekent dat een uitvoeringsorganisatie als SBB eerder dient te worden afgeschaald dan te worden opgeschaald.

Bent u het eens met de leden van de fractie van de BBB dat SBB zich zal moeten aanpassen aan het veranderende beleid in de provincies en niet autonoom haar eigen natuurbeleid kan blijven uitvoeren, waarbij het politieke landschap en de prioriteiten, die hierin door gekozen bestuurders worden gemaakt, worden genegeerd?

U bent het eens met de conclusies uit de evaluatie inzake de gebreken in de bedrijfsvoering, de exploitatietekorten, het niet kunnen aantonen van de relatie tussen middelen en bereikte resultaten en het gebrekkig risicomanagement. Toch spreekt uit uw reactie op de gestelde vragen geen enkel urgentiebesef alsmede enig gevoel van belang bij de geconstateerde tekortkomingen bij SBB. Integendeel, u geeft deze organisatie extra taken en opdrachten, zet SBB vol in voor het bereiken van uw (natuur)beleid en bent bereid om hier extra middelen voor aanvullende investeringen aan bij te dragen en ook de – nog niet verklaarde – exploitatietekorten te dekken.

Kunt u de leden van de fractie van de BBB uitleggen hoe zich dit verhoudt tot uw verantwoordelijkheden als Minister en in het bijzonder uw toezichtstaken met betrekking tot SBB?

Kunt u de leden van de BBB-fractie uitleggen hoe u een en ander ziet in relatie tot het behoorlijk bestuur, waaronder de verantwoording van recht- en doelmatig bestede (Rijks)middelen?

U bent niet bereid tot aanvullend onderzoek, tot een verzoek voor onderzoek door de Algemene Rekenkamer, de Rijksaccountant of enige andere organisatie. Ook bent u niet bereid om SBB te vragen hun ambities bij te stellen, hun aankopen te minderen en de groei van SBB af te remmen totdat zij hun «huis op orde hebben».

De leden van de fractie van BBB vragen of u nog wel grip en controle heeft over de Zelfstandige Bestuursorganisatie SBB en zo ja, waarin zich dat manifesteert? Wat heeft u nodig om uw rol jegens SBB in te kunnen vullen? Wat moet er gebeuren voordat u deze rol daadwerkelijk serieus invult? Of bent u van mening dat SBB een zelfstandig bestuursorgaan is, welke als uitvoeringsorganisatie nagenoeg de vrije hand krijgt om artikel 3 zodanig in te vullen dat hiermee een oneigenlijke concurrentie en ongelijke machtsverhouding met de andere spelers en belanghebbenden in de ruimtelijke puzzel van ons land ontstaat?

Op de vraag of het klopt dat SBB eerder lijstjes met te verwerven gronden heeft mogen indienen welke uit Rijksmiddelen werden gefinancierd antwoordt u bevestigend.

Hoe verhoudt deze voorkeurspositie zich ten aanzien van artikel 3 lid 1, sub 6 te weten «Staatsbosbeheer kan andere werkzaamheden uitvoeren, dan die welke rechtstreeks voortvloeien uit de in het eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde taken, mits die werkzaamheden: a. samenhangen met de bij het eerste respectievelijk krachtens het tweede lid aan Staatsbosbeheer opgedragen taken; b. niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en c. tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht».11 Voort spreekt dit artikel over «vervreemding van objecten en gronden». Hiervoor is voorafgaande toestemming vereist van de Minister dan wel van de Minister van Financiën.

Kunt u aangeven of in alle gevallen van vervreemding aan deze wettelijke eisen is voldaan? Zo ja, op welke wijze?

Kunt u een lijst overleggen van alle gevallen van vervreemding van Rijksobjecten en gronden alsmede een overzicht waarin – per geval – is aangegeven de toestemming welke door de respectievelijke bewindspersonen is verstrekt voorafgaande aan de vervreemding?

Is er bij aanbod van Rijksobjecten en gronden door SBB – na verkregen toestemming door de Minister – steeds sprake geweest van een level playing field met andere belanghebbenden c.q. geïnteresseerden?

Zijn bijvoorbeeld landbouwbedrijven, andere bedrijven en particulieren daadwerkelijk in gelijke mate in kennis gesteld van de mogelijkheid om objecten en gronden welke SBB voornemens was te vervreemde te kunnen verwerven?

Zijn deze objecten/gronden aanbesteed?

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 8 maart 2024.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2024

De leden van de fractie van de BBB hebben nadere vragen en opmerkingen opgesteld naar aanleiding van de vierjaarlijkse wettelijke evaluatie van Staatsbosbeheer. In deze brief reageer ik hierop.

De leden van de BBB-fractie danken u voor de antwoorden op de gestelde vragen inzake de wettelijke evaluatie van Staatsbosbeheer (hierna: SBB). Aangezien zij de beantwoording op elementen volstrekt onvoldoende en onvolledig vinden, willen deze leden nog aanvullende schriftelijke vragen stellen. Zij hopen op, en verwachten, een zorgvuldige inhoudelijke beantwoording.

De eerste vraag betrof de gedateerdheid van het evaluatierapport over de periode 2018 – 2021. Uw antwoord geeft aan dat er nogal wat aanvullend onderzoek en afstemming tussen partijen nodig was, voordat het rapport openbaar kon worden gemaakt. U sluit af met «terugkijkend heeft de afstemming met alle betrokken partijen, zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau als binnen de bestuurlijke driehoek, langer geduurd dan vooraf was ingeschat». Dit is een eufemisme; een evaluatierapport wat dermate serieuze onvolkomenheden aan het licht brengt (gebrekkige bedrijfsvoering, niet halen van doelen, risicobeheersing op majeure risico’s ondermaats, kostprijsmodel onbruikbaar, forse investeringsambities, maar geen dekking etc.) vraagt naar de mening van de fractieleden van de BBB om snelle en doortastende inzet van de verantwoordelijke Minister; deze leden missen dit volledig. Ten tijde van het vrijgeven van dit rapport zijn de kritische punten, die in het rapport worden genoemd, inmiddels ruim 2 jaar oud. Het is niet duidelijk hoe u hierop heeft geacteerd, dan wel heeft ingegrepen. Er ligt geen concreet actieplan of verbeteraanpak – tenminste die kennen deze leden niet terwijl SBB steeds vaker en dominanter als een grote uitvoeringsorganisatie de uitvoering van het natuurbeleid van Rijkswege bepaalt.

Bent u het met de fractieleden van de BBB eens dat de stevige kritiek die in de evaluatie is terug te lezen daadkrachtiger en sneller moet worden aangepakt? Een evaluatie die dermate kritisch is op zware verantwoordelijkheden van SBB als uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid vraagt naar mening van de leden van de BBB-fractie om een interventie door u, omdat u verantwoordelijk bent voor de realisatie van het natuurbeleid en het halen van de doelstellingen. Wanneer de uitvoeringsorganisatie hapert en niet leveren kan, dient u in te grijpen.

Antwoord

Het evaluatierapport is in april 2023 afgerond. Gelijktijdig was ook het aanvullende onderzoek van Sira Consulting naar het kostprijsmodel gereedgekomen. Vervolgens was tijd nodig voor het opstellen van een samenhangende reactie op beide rapporten, en interne en externe afstemming daarover, voordat de beide rapporten met mijn beleidsreactie op 2 oktober 2023 naar uw Kamer konden worden gestuurd.

Ik ben al langer in gesprek met Staatsbosbeheer over verschillende aanbevelingen uit het evaluatieonderzoek en we hebben hierover ook afspraken gemaakt. Ik vind het ook belangrijk dat deze aanbevelingen opvolging krijgen, gegeven de uitdagingen waar Staatsbosbeheer voor staat. Tegelijkertijd blijkt, zoals vermeld in mijn brief van 2 oktober 2023, uit de evaluatie dat Staatsbosbeheer op inhoud goed functioneert (de kwaliteit van de taakuitvoering is op orde), ondanks diverse uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd. Dat verdient ook een compliment.

De vraag over het zelfstandig uitvoeren van taken door SBB, die niet tot de wettelijke kerntaken behoren, is onvoldoende beantwoord. Gevraagd werd naar de – naar opvatting van de fractieleden van de BBB te – ruime interpretatie en taakopvatting door SBB onder artikel 3 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. U verwijst slechts naar dit artikel. Daar gaat de vraag van deze leden juist over; SBB manifesteert zich in toenemende mate op allerlei beleidsdomeinen – zoals biodiversiteit, klimaat, landbouw, faunabeheer, ruimtelijke ordening etc. – welke beleidsdomeinen (mogelijk) raakvlakken hebben met de aan SBB toevertrouwde kerntaken. Dit maakt dat SBB een dominante speler is die zijn bevoegdheden, zoals hij die leest in artikel 3, inzet met als gevolg dat andere belangen hierdoor sterk worden geraakt. De aankoop van weer een extra natuurgebied of het aankopen van landbouwgronden en deze ontwikkelen tot natuur, heeft direct gevolgen voor de omliggende activiteiten van bedrijven, landbouwers en burgers. De leden van de BBB-fractie vinden dit een oneigenlijk gebruik c.q. veel te ruime interpretatie van de «ruime omschrijving van de kerntaken», waarmee andere belangen worden geschaad. Door de schaalgrootte, de financiële slagkracht, de beschikbaarheid over publieke middelen (expertise en geld) manifesteert SBB zich als een moloch die in het kader van natuurbeleid vaak eenzijdig en top down beleid oplegt aan haar pachters en partners, waarbij deze worden gedomineerd. Natuurlijk staat het iedereen vrij om wel of niet in te stemmen met de beleidsregels en pachtvoorwaarden van SBB of zelfs om de gang naar de rechter te maken, echter dat is voor een (kleine) particulier of kleine ondernemer een te dure, te langdurige en kansloze missie. Kunt u aangeven hoe u de belangen van de andere grondeigenaren, die onderdeel zijn van bijvoorbeeld landbouw en natuur, op een gelijkwaardige manier behartigt en beschermt tegen de dominantie van het overheidsuitvoeringsapparaat SBB? U bent immers verantwoordelijk voor het totale natuurbeleid en dient dus ook in te staan voor een «level playing field».

Antwoord

Staatsbosbeheer is bij zijn activiteiten gebonden aan (onder meer) de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. In het eerste lid van artikel 3 is de wettelijke taakopdracht van Staatsbosbeheer opgenomen. Dit betreft, zoals ook blijkt uit de memorie van toelichting bij de wet, met opzet een ruime omschrijving van de taken, die recht doet aan het brede takenpakket en de breedte van de maatschappelijke opgaven waaraan Staatsbosbeheer een bijdrage levert.

Het tweede lid bepaalt dat ik – aanvullend op de brede taakopdracht uit het eerste lid – Staatsbosbeheer een aantal specifieke opdrachten kan opdragen. Mijn voorgangers en ik hebben dit de afgelopen jaren meerdere malen gedaan, onder andere in het kader van de landelijke Bossenstrategie, de stikstofaanpak en natuurinclusieve landbouw. Over de uitvoering van deze specifieke opdrachten rapporteert Staatsbosbeheer jaarlijks in zijn jaarverslag.

In het derde tot en met het vijfde lid staat dat Staatsbosbeheer bevoegd is goederen te verkrijgen en te vervreemden en dat voor vervreemding toestemming van de betrokken Ministers is vereist.

Het zesde lid, ten slotte, bepaalt dat Staatsbosbeheer, onder voorwaarden, ook andere taken kan uitvoeren dan die voortvloeien uit de wettelijke taakopdracht (eerste lid) en de overige opgedragen taken (tweede lid). Bij deze activiteiten wordt Staatsbosbeheer overigens tevens begrensd door de Mededingingswet (wettelijk kader markt en overheid), waarmee onder meer een «level playing field» wordt beoogd.

Ik concludeer dat Staatsbosbeheer opereert binnen het kader van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en geen activiteiten uitvoert die hiermee in strijd zijn. De wettelijke evaluatie geeft hiervoor ook geen aanwijzing.

Tegelijkertijd ben ik het wel met deze leden eens dat bij de uitoefening van deze taak rekening moet worden gehouden met de wensen en belangen van betrokkenen. Daarover heb ik ook contact met Staatsbosbeheer, bijvoorbeeld recentelijk naar aanleiding van de discussie over pachtgronden en de wijze waarop deze na het Didam-arrest moeten worden aangeboden. Staatsbosbeheer is zich in dergelijke gevallen bewust van het belang van goede communicatie met betrokkenen en het herstellen van eventuele fouten, indien daar sprake van is. Ik vind het belangrijk om op een dergelijke open wijze samen te werken in de gebieden en het is van belang daar voortdurend aandacht voor te hebben.

De zorgen van de fractieleden van de BBB over de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de financiële verantwoording door SBB zijn, naar aanleiding van de evaluatie, groot en urgent. Deze leden stelden u een aantal vragen hierover die naar hun mening volstrekt onvoldoende zijn beantwoord. In essentie antwoordt u dat u de zorgen van de leden van de BBB-fractie herkent, het belangrijk vindt dat SBB zijn bedrijfsvoering en financiële zaken op orde heeft en dat u hierover met SBB gesproken heeft. Ter vergelijking; elke particuliere ondernemer die een dergelijk antwoord op vergelijkbare omissies in de bedrijfsvoering en financiële verantwoording aan de belastingdienst zou sturen of die bij een accountantscontrole een dergelijk antwoord zou geven wordt niet serieus genomen en kwalificeert zich direct voor maatregelen, boetes of andere sancties.

Daarom stellen deze leden nogmaals de vragen: De fractieleden van de BBB vroegen u: «Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de structurele tekorten in de bedrijfsvoering en de dringende eis van SBB om hierover het Rijk te vragen de tekorten in de exploitatie structureel aan te vullen?»

Antwoord

Ik vind het van belang dat voor het oplossen van de financiële knelpunten breder wordt gekeken, zowel naar de kosten als naar mogelijke andere inkomsten, dan direct naar het aanvullen van deze tekorten door het Rijk.

De financiële tekorten van Staatsbosbeheer worden veroorzaakt door verschillende factoren, niet enkel door de breedte van de taakopdracht. Een van de aspecten die ook in het evaluatierapport worden benoemd, betreft het feit dat Staatsbosbeheer diverse opdrachtgevers heeft voor verschillende opdrachten. De financiële problematiek moet dan ook met alle opdrachtgevers worden besproken.

Zoals aangekondigd in mijn brief bij de evaluatie is daarnaast inmiddels een start gemaakt met de ontwikkeling van een nieuw kostprijsmodel, waarbij de aanbevelingen uit het rapport van Sira Consulting het vertrekpunt zijn. Verder verkennen we samen de mogelijkheden van meervoudig opdrachtgeverschap (en de daarbij behorende co-financiering) en heb ik Staatsbosbeheer gevraagd om de kansen voor het verder vergroten van de eigen verdiencapaciteit te ontwikkelen.

De fractieleden van de BBB vroegen u: «Kunt u aangeven of het Rijk bereid is om het verzoek van Staatsbosbeheer om versterking van het eigen/weerstandsvermogen te honoreren?»

Uw antwoord is een boekhoud-technisch antwoord, de evaluatie is in essentie duidelijk, de financiële bedrijfsvoering van SBB is ondermaats.

Zoals gemeld in mijn brief van 20 december 2023 heeft Staatsbosbeheer geen verzoek gedaan voor het versterken van het eigen (weerstands)vermogen, maar wel voor het verhogen van de rijksbijdrage. Dit verzoek is vooralsnog niet gehonoreerd. Zodra het nieuwe kostprijsmodel is ontwikkeld en meer inzicht geeft in de relatie tussen kosten en bijbehorende opdrachtgevers/ beleidsverantwoordelijken, zullen we het gesprek hierover voortzetten. Ik vind het daarbij van belang dat breder wordt gekeken dan naar de verhoging van de rijksbijdrage. Een eventueel besluit daarover is gezien de demissionaire status aan een nieuw kabinet.

Deze leden merkten op uit het rapport dat «de evaluatie stelt dat er geen direct verband is aan te tonen tussen de door Staatsbosbeheer gedane uitgaven en de door Staatsbosbeheer – wettelijk – na te streven doelstellingen en de behaalde resultaten / doelen. Het ontwikkelen van een systeem en het verbeteren van de bedrijfsvoering is eén van de aanbevelingen uit de evaluatie». De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre u deze aanbeveling serieus neemt?

Antwoord

Een van de aanbevelingen uit de evaluatie betreft het opstellen van een projectmanagementsysteem waarbij uitgaven en «outputs» aan elkaar gekoppeld zijn. Ik vind dit een belangrijke aanbeveling en Staatsbosbeheer is hiermee aan de slag gegaan, in samenhang met het opstellen van een nieuw kostprijsmodel. In de reguliere overleggen met Staatsbosbeheer bespreken we de voortgang met betrekking tot deze aanbevelingen, zodat meer inzicht komt in het verband tussen de uitgaven en de resultaten die daarmee bereikt worden.

Hoe oefent u uw toezichthoudende taken uit voor wat betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van de algemene (financiële) middelen die door u aan SBB, middels de begroting LNV, worden verstrekt? De leden van de BBB-fractie weten dat de structuur van SBB voorziet in een Raad van Toezicht, Raad van Advies en een directie: Kunt u aangeven in hoeverre deze organen hun toezichthoudende taken adequaat hebben vervuld wanneer er sprake blijkt te zijn van grote tekorten in de exploitatie, geen inzicht / matching tussen kosten-opbrengsten en resultaten, grote investeringsambities maar ontoereikende middelen en een slecht risicomanagement?

Antwoord

De directie van Staatsbosbeheer is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van Staatsbosbeheer. De Raad van Toezicht houdt toezicht op het functioneren van Staatsbosbeheer als organisatie, inclusief het financiële beleid. De Raad van Advies adviseert de directie – gevraagd en ongevraagd – over de wijze waarop Staatsbosbeheer aansluit bij de wensen en gebruikers van de natuurgebieden van Staatsbosbeheer.

Deze organen vervullen eigenstandig hun verantwoordelijkheden, die zijn verankerd in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. Ik heb geen aanwijzingen dat zij hun taken niet adequaat uitvoeren; de wettelijke evaluatie geeft hiervoor ook geen indicatie.

Hoe voorziet SBB u van een juiste, tijdige en volledige verantwoordingsrapportage over het gevoerde financiële beleid?

Antwoord

Jaarlijks stuurt Staatsbosbeheer mij zijn jaarverslag, voorzien van een verklaring van een externe accountant, met het verzoek deze goed te keuren. We bespreken het jaarverslag in het halfjaarlijkse regulier overleg met Staatsbosbeheer vanuit zowel beleidsmatig als financieel perspectief.

Is SBB onderhevig aan een jaarlijkse accountantscontrole? Welke accountant voert deze controle uit? Heeft deze accountant jaarlijks een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening afgegeven? Kunt u de accountantsverklaringen van de laatste drie jaren overleggen? Kunt u de bevindingen uit de interim-accountantscontrole van de laatste drie jaren overleggen, (de zogenaamde managementletters) waarin de risico’s en aanbevelingen m.b.t. de bedrijfsvoering van SBB worden besproken, alsmede de reactie van het bestuur van SBB. Wanneer wisselt SBB van accountant of van controlerende partner? De leden van de BBB-fractie vragen u om deze informatie tijdig toe te sturen, zodat zij hierover bij de behandeling van de begroting LNV in de Eerste Kamer kunnen beschikken.

Antwoord

Staatsbosbeheer is onderhevig aan een jaarlijkse accountantscontrole. Ernst & Young voert deze controle sinds 2021 jaarlijks uit. Daarvoor was PricewaterhouseCoopers de externe accountant. Over de boekjaren 2020–2022 heeft PricewaterhouseCoopers respectievelijk Ernst & Young telkens een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Deze accountantsverklaringen zijn onderdeel van de jaarrekening van Staatsbosbeheer, die Staatsbosbeheer jaarlijks publiceert op zijn website en die ik ter informatie aan uw Kamer en de Tweede Kamer stuur.12 De «managementletters» waar de leden van de BBB-fractie tevens naar vragen, zijn tussentijdse bevindingen die uiteindelijk leiden tot de jaarlijkse accountantsverklaringen, die dus – via de jaarstukken – openbaar worden gemaakt. Het is niet gebruikelijk deze tussentijdse managementletters openbaar te maken. De relevante informatie uit de managementletters komt terug in de (openbare) accountantsverklaringen.

Ernst & Young voert de accountantscontrole sinds 2021 uit na een gewonnen Europese aanbestedingsprocedure voor een periode van 3 jaar met verlengingsopties van 2 maal 2 jaar. Een wisseling van controlerend partner is afhankelijk van het beleid van het betreffende accountantskantoor, waarop Staatsbosbeheer geen invloed heeft.

De fractieleden van de BBB vroegen u «hoe ziet u er op toe dat er op afzienbare termijn opnieuw een evaluatie of audit wordt gedaan bij Staatsbosbeheer waaruit de recht – en met name de doelmatigheid blijkt van de door SBB aangewende publieke middelen? Het is voor een publieke organisatie immers een grote zonde wanneer niet kan worden aangetoond dat overheidsgelden worden besteed aan beoogde doelen of projecten en/of niet kan worden aangetoond dat de beoogde resultaten worden bereikt». Uw antwoord was dat u elke vier jaar volgens de wet een evaluatie dient uit te voeren. Ook stelde u dat de evaluatie geen uitspraken doet over de rechtmatigheid van de aanwending van de publieke middelen door SBB. Beide antwoorden zijn onvolledig, respectievelijk onjuist. In artikel 17 van de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer lezen de leden van de BBB-fractie het volgende: «1. Onze Minister en Staatsbosbeheer voeren tenminste jaarlijks overleg omtrent de door Staatsbosbeheer, ter uitvoering van zijn in artikel 3, eerste lid bedoelde taakopdracht, te bereiken resultaten en de daarvoor door Onze Minister, ten laste van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, jaarlijks ter beschikking te stellen geldmiddelen. 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg heeft mede betrekking op het door Staatsbosbeheer verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording over de mate waarin die prestaties worden geleverd. 3. De omvang van de in het eerste lid bedoelde geldmiddelen is gebaseerd op de door Onze Minister vast te stellen normkosten. 4. Onze Minister voegt de resultaten van het in het eerste lid bedoelde overleg, alsmede de jaarrapportage van Staatsbosbeheer betreffende de realisatie van de in dat overleg afgesproken prestaties ter gelegenheid van de aanbieding van de rijksbegroting aan de Staten-Generaal ter kennisneming bij».

U heeft dus wel degelijk frequentere (minimaal jaarlijkse gesprekken) middelen en instrumenten om de prestaties, bedrijfsvoering en het financiële toezicht bij SBB te bespreken en hierover SBB aan te spreken. Kunt u aangeven of u deze gesprekken heeft gevoerd met SBB? Zo ja, wat waren hiervan de resultaten? Heeft u concrete afspraken gemaakt met SBB? Zo ja, kunt u de gespreksverslagen toezenden? Zo nee, waarom niet?

Inderdaad biedt de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer meerdere handvatten om het functioneren van Staatsbosbeheer en de voortgang bij het realiseren van de overeengekomen afspraken te bespreken, passend bij de status van Staatsbosbeheer als zelfstandig bestuursorgaan, tevens rechtspersoon met een wettelijke taak. Ik heb in mijn brief van 20 december 2023 dan ook geenszins de indruk willen wekken dat dit niet het geval is. Het formele overleg tussen LNV en Staatsbosbeheer dat in artikel 17 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer wordt bedoeld, vindt twee keer per jaar plaats (voor- en najaarsoverleg). In het voorjaarsoverleg staat onder meer de goedkeuring van het (financieel) jaarverslag op de agenda en in het najaarsoverleg de bespreking van de conceptbegroting van Staatsbosbeheer.

Ik zal de wens van de leden van de BBB-fractie om de verslagen van deze gesprekken te delen met uw Kamer, bespreken met Staatsbosbeheer met het doel deze zo spoedig mogelijk te delen met uw Kamer. Wel moeten alle verslagen worden gecontroleerd op zaken zoals persoonsgegevens en hiervan worden geschoond. Hier zal enige tijd mee gemoeid zijn.

Kunt u aangeven met welke partners de directie van SBB (directie Partnerships en Deelnemingen) samenwerkt bij activiteiten en deelnemingen? De leden van de BBB-fractie ontvangen hier graag een lijst van. Kunt u op deze lijst de volgende informatie verstrekken: – Naam deelneming – Aandeel in de deelneming (absoluut en relatief) – Doel van de deelneming (statutaire doelstellingen) – Rechtsvorm – Andere deelnemers – Vorm deelneming (aandelenparticipatie, subsidie, eenmalige kapitaalsinjectie, bijdrage in natura (ter beschikking stellen mensen en middelen) etc. De fractieleden van de BBB nemen aan dat deze informatie direct voorhanden is, ook omdat deze informatie een specificatie is van een post op de jaarrekening van SBB. De leden vragen dit omdat zij het belangrijk vinden dat SBB niet – via het aangaan van deelnemingen en het verleggen van geldstromen uit de LNV-begroting – impliciet en (on)gewenst bijdraagt aan organisaties met een expliciete politieke opvatting over natuurontwikkeling en – beleid. En als er wel sprake is van gelden die via «samenwerkingsverbanden met SBB» aan andere organisaties, zoals NGO’s, worden verstrekt, dan willen deze leden hierover graag transparantie en de relevante informatie ontvangen.

Antwoord

De jaarstukken van Staatsbosbeheer bieden inzicht en deelnemingen en verbonden partijen. De vragen van de leden van de BBB-fractie gaan echter verder dan dat. Ik beschik niet over deze informatie. Ik zal met Staatsbosbeheer bespreken op welke wijze en op welke termijn deze informatie voor zover beschikbaar kan worden verstrekt. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren.

De vraag over de spanning tussen het ambitieuze aankoopbeleid van (landbouw)gronden door SBB en het ruimtegebrek (grondtekort), de impact van nieuw te ontwikkelen kwetsbare natuur op bestaande belangen van landbouw, burgers en bedrijven beantwoordt u niet. U verwijst slechts naar de samenwerking tussen het Ministerie van LNV in het kader van het Nationaal Programma Landelijk gebied (hierna: NPLG). De fractieleden van de BBB vragen u serieus op de vraag in te gaan en stellen daarnaast aanvullend de volgende vragen: Ten gevolge van de recente Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart 2023 zijn er in de provincies nieuwe Statenleden en Gedeputeerden Staten geïnstalleerd. Veel provincies en gedeputeerde staten buigen zich kritisch over de plannen in het kader van de NPLG en de provinciale plannen die hieraan zouden moeten bijdragen. In veel provincies zal dat leiden tot andere keuzes en ander provinciaal beleid. Kunt u aangeven in hoeverre dit veranderende beleid, wat de komende jaren door de provincies wordt nagestreefd, invloed heeft op de ambities van uw ministerie en – in relatie tot de uitvoeringsorganisatie SBB – zijn ambities, doelen en uitvoeringswerkzaamheden? Het is goed denkbaar dat de provincies hun ambities voor wat betreft het nieuw te ontwikkelen areaal van natuurgronden naar beneden bijstellen. Dit betekent dat een uitvoeringsorganisatie als SBB eerder dient te worden afgeschaald dan te worden opgeschaald. Bent u het eens met de leden van de fractie van de BBB dat SBB zich zal moeten aanpassen aan het veranderende beleid in de provincies en niet autonoom haar eigen natuurbeleid kan blijven uitvoeren, waarbij het politieke landschap en de prioriteiten, die hierin door gekozen bestuurders worden gemaakt, worden genegeerd?

Antwoord

Zoals eerder in deze brief benadrukt, opereert Staatsbosbeheer binnen de kader van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en in opdracht van verantwoordelijke overheden, zoals ministeries en provincies. Staatsbosbeheer is een belangrijke uitvoerder van beleid dat door de betrokken overheden is vastgesteld en democratisch is gelegitimeerd, bijvoorbeeld in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).

Gelet op de decentralisatie van het natuurbeleid zijn de provincies een belangrijke opdrachtgever voor Staatsbosbeheer. Zo voert Staatsbosbeheer structureel overleg met alle provincies over het te voeren natuurbeheer in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). Veranderingen in provinciaal beleid, al dan niet als gevolg van nieuwe politieke verhoudingen, zullen dus ook invloed kunnen hebben op de activiteiten van Staatsbosbeheer in de betreffende provincie. Het is van belang hier goed overleg over te voeren tussen opdrachtgevers en Staatsbosbeheer. Gegeven de internationale verplichtingen waar Nederland voor staat deel ik uw verwachting overigens niet dat de ontwikkeling van het areaal natuurgronden naar beneden zal worden bijgesteld.

U bent het eens met de conclusies uit de evaluatie inzake de gebreken in de bedrijfsvoering, de exploitatietekorten, het niet kunnen aantonen van de relatie tussen middelen en bereikte resultaten en het gebrekkig risicomanagement. Toch spreekt uit uw reactie op de gestelde vragen geen enkel urgentiebesef alsmede enig gevoel van belang bij de geconstateerde tekortkomingen bij SBB. Integendeel, u geeft deze organisatie extra taken en opdrachten, zet SBB vol in voor het bereiken van uw (natuur)beleid en bent bereid om hier extra middelen voor aanvullende investeringen aan bij te dragen en ook de – nog niet verklaarde – exploitatietekorten te dekken. Kunt u de leden van de fractie van de BBB uitleggen hoe zich dit verhoudt tot uw verantwoordelijkheden als Minister en in het bijzonder uw toezichtstaken met betrekking tot SBB? Kunt u de leden van de BBB-fractie uitleggen hoe u een en ander ziet in relatie tot het behoorlijk bestuur, waaronder de verantwoording van recht- en doelmatig bestede (Rijks)middelen? U bent niet bereid tot aanvullend onderzoek, tot een verzoek voor onderzoek door de Algemene Rekenkamer, de Rijksaccountant of enige andere organisatie. Ook bent u niet bereid om SBB te vragen hun ambities bij te stellen, hun aankopen te minderen en de groei van SBB af te remmen totdat zij hun «huis op orde hebben». De leden van de fractie van BBB vragen of u nog wel grip en controle heeft over de Zelfstandige Bestuursorganisatie SBB en zo ja, waarin zich dat manifesteert? Wat heeft u nodig om uw rol jegens SBB in te kunnen vullen? Wat moet er gebeuren voordat u deze rol daadwerkelijk serieus invult? Of bent u van mening dat SBB een zelfstandig bestuursorgaan is, welke als uitvoeringsorganisatie nagenoeg de vrije hand krijgt om artikel 3 zodanig in te vullen dat hiermee een oneigenlijke concurrentie en ongelijke machtsverhouding met de andere spelers en belanghebbenden in de ruimtelijke puzzel van ons land ontstaat?

Antwoord

Zoals eerder in deze brief vermeld, deel ik het negatieve oordeel over het functioneren van Staatsbosbeheer niet. Uit de externe evaluatie blijkt mijns inziens dat Staatsbosbeheer op inhoud goed functioneert, ondanks diverse uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd. Dat verdient een compliment. Daarnaast vloeien uit de evaluatie ook aandachtspunten voort, waarover ik met Staatsbosbeheer goede afspraken heb gemaakt, waarvan we de voortgang regelmatig bespreken. De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en de onderliggende afspraken voorzien naar mijn oordeel in een adequaat instrumentarium om te kunnen sturen op het functioneren van Staatsbosbeheer, passend bij de status van zelfstandig bestuursorgaan.

Op de vraag of het klopt dat SBB eerder lijstjes met te verwerven gronden heeft mogen indienen welke uit Rijksmiddelen werden gefinancierd antwoordt u bevestigend. Hoe verhoudt deze voorkeurspositie zich ten aanzien van artikel 3 lid 1, sub 6 te weten «Staatsbosbeheer kan andere werkzaamheden uitvoeren, dan die welke rechtstreeks voortvloeien uit de in het eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde taken, mits die werkzaamheden: a. samenhangen met de bij het eerste respectievelijk krachtens het tweede lid aan Staatsbosbeheer opgedragen taken; b. niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en c. tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht».

Antwoord

De betreffende opdracht van het Ministerie van LNV, in samenwerking met de provincies, ten behoeve van de zogeheten «quick wins» van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) past in de in artikel 3, eerste lid, omschreven wettelijke taakopdracht van Staatsbosbeheer. Het zesde lid van artikel 3, dat gaat over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer, is hier niet van toepassing.

Voorts spreekt dit artikel over «vervreemding van objecten en gronden». Hiervoor is voorafgaande toestemming vereist van de Minister dan wel van de Minister van Financiën. Kunt u aangeven of in alle gevallen van vervreemding aan deze wettelijke eisen is voldaan? Zo ja, op welke wijze? Kunt u een lijst overleggen van alle gevallen van vervreemding van Rijksobjecten en gronden alsmede een overzicht waarin – per geval – is aangegeven de toestemming welke door de respectievelijke bewindspersonen is verstrekt voorafgaande aan de vervreemding? Is er bij aanbod van Rijksobjecten en gronden door SBB – na verkregen toestemming door de Minister – steeds sprake geweest van een level playing field met andere belanghebbenden c.q. geïnteresseerden? Zijn bijvoorbeeld landbouwbedrijven, andere bedrijven en particulieren daadwerkelijk in gelijke mate in kennis gesteld van de mogelijkheid om objecten en gronden welke SBB voornemens was te vervreemden te kunnen verwerven? Zijn deze objecten/gronden aanbesteed?

Antwoord

De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer bepaalt in artikel 3, vierde lid, inderdaad dat de Minister van LNV beoogde vervreemdingen door Staatsbosbeheer moet goedkeuren. Deze «beleidstoets» is sinds 2015 via een addendum op het convenant EZ/SBB vervat in een generieke goedkeuring vooraf, wanneer sprake is van een zestal nader omschreven categorieën.13 Wanneer geen gebruik kan worden gemaakt van de generieke goedkeuring vooraf, kan Staatsbosbeheer ervoor kiezen een individuele vervreemding afzonderlijk aan de Minister van LNV voor goedkeuring voor te leggen, zoals vóór 2015 bij alle vervreemdingen te doen gebruikelijk was.

Daarnaast bepaalt de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer in artikel 3, vijfde lid, dat ook de Minister van Financiën beoogde vervreemdingen door Staatsbosbeheer moet goedkeuren. De uitvoering van deze «prijstoets» is gedelegeerd aan het Rijksvastgoedbedrijf.

Het is gebruikelijk om in het jaarverslag aan te geven hoeveel hectare is vervreemd en in welke categorie van vervreemding de transactie valt. De afgelopen jaren is openbare aanbesteding de norm geworden c.q. wordt een voornemen tot vervreemding gepubliceerd. Afhankelijk van de casus en de categorie waarin de vervreemding valt, vindt verkoop wel of niet openbaar of in een ruiling plaats. Staatsbosbeheer rapporteert in het jaarverslag over het aantal hectares dat is aangekocht en verkocht. In het jaarverslag 2022 staat (op pagina’s 41 en 43):

«In het addendum bij het Convenant Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer (24 juni 2015) is afgesproken dat Staatsbosbeheer in het jaarverslag rapporteert over het proces rond vervreemding van objecten en het oprichten of medeoprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen en het deelnemen in dan wel ontbinden van vennootschappen.

Vervreemding objecten

In artikel 1 van voorgenoemde addendum is een voorafgaande generieke goedkeuring verleend voor vervreemding van objecten in zes categorieën. In 2022 is 364 ha vervreemd, als volgt verdeeld in ha:

Categorie

Aantal ha.

Groot maatschappelijk belang

84

Gebiedsontwikkeling

195

Juridische overmacht

6

Aan andere natuurbeheerders

48

Herverkaveling WILG

31

Totaal

364

In dezelfde periode is 628 ha in eigendom verworven zodat het areaal in eigendom van Staatsbosbeheer in 2022 per saldo is toegenomen met 264 ha.»14

In het jaarverslag over 2023 zal Staatsbosbeheer ook rapporteren over het aantal hectares dat is aangekocht en verkocht.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kemperman (BBB), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Meijer (VVD), Klip-Martin (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F, p. 8.

X Noot
5

Artikel 3 Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F, p. 2, 9.

X Noot
7

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F, p. 3, 9.

X Noot
8

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F, p. 3, 9.

X Noot
9

Kamerstukken I 2023/24, 29 659, F, p. 3, 9.

X Noot
10

Artikel 17 Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer.

X Noot
11

Artikel 3 lid 1 sub 6 Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer.

X Noot
12

In de meest recente jaarstukken over 2022 vindt u de accountantsverklaring vanaf pagina 120 (Kamerstuk 29 659, E).

X Noot
14

Kamerstuk 29 659, E.

Naar boven