29 653 Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 54 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2019

In uw brief van 28 maart jl. heeft u verzocht om de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) «Het Koninkrijk en de internationale bescherming van (asiel)migranten». De ACVZ heeft naar aanleiding van de toegenomen migratie van Venezolanen naar Aruba, Curaçao en Bonaire een inventarisatie uitgevoerd naar het toepasselijke asiel- en migratierecht en -beleid in de betreffende (ei)landen. De verzamelde informatie is verwerkt in een signaleringsrapportage. Deze rapportage is op 19 maart jl. ter informatie aangeboden aan de Staatssecretaris van BZK en mij met als doel om te informeren. De rapportage bevat derhalve geen aanbevelingen aan het kabinet. In deze brief geef ik u een algemene reactie op de inhoud van het signaleringsrapport van de ACVZ.

Het signaleringsrapport geeft een goed overzicht van de geldende wet- en regelgeving op het terrein van migratie in de landen. Het signaleringsrapport schetst ook een goed beeld van de uitdagingen van de landen en de benodigde onderlinge samenwerking in de aanpak van migratievraagstukken, in het bijzonder aanpak van het Venezuelavraagstuk. Uit het signaleringsrapport blijkt dat er veel zorgen zijn over de uitvoering van het migratiebeleid in de landen en dat Nederland op basis van het statuut de landen in deze migratievraagstuk zou moeten ondersteunen. Nederland moet adequate bijstand leveren om te waarborgen dat migranten die om bescherming vragen humaan worden opgevangen en een zorgvuldige en passende procedure kunnen doorlopen, opdat strijdigheid met de mensenrechten te allen tijde wordt voorkomen.

De bevindingen van de ACVZ zijn niet nieuw en zijn herkenbaar waar het de aandachtspunten betreft in de uitvoering van het migratiebeleid in de landen en met name inzake het migratiebeleid ten aanzien van Venezolanen. Sinds de eerste dag van aantreden heeft het kabinet de volle aandacht voor de ontwikkelingen in Venezuela en gevolgen voor het Koninkrijk onder andere op het terrein van migratie. De situatie is uitermate complex. Zeker gelet op de kleinschaligheid van Curaçao, Aruba en Bonaire. Dit brengt de nodige uitdagingen met zich mee voor de autoriteiten in de landen.

Het migratiebeleid is en blijft een landsaangelegenheid, zoals ook door de ACVZ is geconstateerd. Dit betekent dat alle landen zelf verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van een adequaat migratiebeleid. Zo zijn alle landen in het Koninkrijk gehouden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waaronder ook artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling). Dit betekent onder meer dat uitzetting is verboden indien die uitzetting reëel risico op foltering, onmenselijke of inhumane behandeling met zich mee zou brengen. Ik acht het van belang dat deze procedure op een zorgvuldige wijze wordt uitgevoerd en dat de internationale verdragsverplichtingen in het kader van EVRM worden nagekomen. Dit vormt dus ook een belangrijk voorwaarde voor de bijstand die Nederland nu verleent op basis van artikel 36 van het Statuut (onderlinge hulp en bijstand). Voor Bonaire geldt dat het migratiebeleid en de uitvoering daarvan onder mijn verantwoordelijkheid vallen.

In de afgelopen periode is reeds een goede samenwerking tot stand gekomen tussen Nederland en de autoriteiten van Aruba en Curaçao op het terrein van asiel en migratie. De recente bijstandsverzoeken vanuit Aruba en Curaçao bieden de kans om deze samenwerking verder te intensiveren en uit te breiden. Zoals reeds aan uw Kamer is bericht, levert Nederland technische assistentie bij het inrichten van onder andere adequate procedures en processen binnen diverse onderdelen van de vreemdelingenketen. Hiertoe zullen de benodigde en gevraagde trainingen en opleidingen worden verzorgd. Met de bijstand wordt onder andere ook een bijdrage geleverd aan de nadere uitwerking van de aanvraagprocedure om bescherming, het verbeteren van het identificatie-, registratie- en het terugkeerproces. Daarmee wordt getracht een solide basis te scheppen voor de kernprocessen van de vreemdelingenketen in Curaçao en Aruba.

Voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is er reeds een solide juridisch kader voor het migratiebeleid. In de komende periode wordt wel bezien of en op welke onderdelen de vreemdelingenwet- of regelgeving in Caribisch Nederland aangepast moet worden ter bevordering van de procedures in de vreemdelingenketen.

De ACVZ heeft aangeboden om een advies uit te brengen over internationale bescherming en migratie in het licht van de Koninkrijksverhoudingen en/of over de vraag hoe Nederland het beste zou kunnen omgaan met internationale bescherming van en migratie naar de Caribische landen en delen van het Koninkrijk. Het kabinet zal geen gebruik maken van dit aanbod omdat de betreffende informatie reeds bekend is bij de overheidsorganisaties.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven