29 628
Politie

nr. 94
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2008

Hierbij bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, de brief aan de president van de Algemene Rekenkamer aan1. In deze brief wordt de president verzocht om, in lijn met het door mij gestelde in het VAO van 22 april jongstleden (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 79, blz. 5569–5572), een oordeel te geven over de onderzoeksmethodiek van de Inspectie OOV bij het onderzoek naar de samenwerkingsafspraken bij de politie. Daarbij staat de vraag centraal of de onderzoeksmethodiek van de Inspectie OOV voldoende waarborgen in zich heeft om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de door mij en mijn ambtgenoot van Justitie aan de Inspectie OOV gestelde vragen.

Spoedheidshalve is de Algemene Rekenkamer na ambtelijk contact reeds aan het werk gegaan.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven