29 628 Politie

Nr. 831 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2018

Hierbij zend ik uw Kamer, in overeenstemming met artikel 30 van de Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving, het inspectierapport «Basispolitiezorg in Caribisch Nederland» van de Raad voor de rechtshandhaving (hierna: de Raad)1, alsmede mijn reactie daarop.

De afdeling Basispolitiezorg (BPZ) van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN) is de grootste afdeling van dat korps en speelt een belangrijke rol bij de verschillende processen van de politie. Bovendien is de BPZ als «blauw op straat» van grote betekenis voor het imago van de politie. De Raad voor de rechtshandhaving heeft de organisatie en het functioneren van de BPZ onderzocht en knelpunten daarbij in kaart gebracht.

De Raad stelt in dit onderzoek vast dat de BPZ-teams op alle drie de eilanden in het algemeen bestaan uit gedreven en loyale BPZ’ers die er staan als dat nodig is.

In mijn brief aan uw Kamer van 19 december 2016 deelde ik mijn prioriteiten met uw kamer m.b.t. de ontwikkeling van KPCN: capaciteit op orde, verbetering van de bedrijfsvoering en (regionale) samenwerking2

Daarnaast is het budget van het korps sinds 2010 gegroeid van 8 miljoen Euro naar thans bijna 16 miljoen Euro. Deze prioriteiten en financiering hebben gemaakt dat KPCN heeft kunnen investeren in het opleiden van aspiranten, waarmee de afdeling BPZ voldoende bezet is. Ook op dit moment lopen er opleidingen voor nieuwe agenten. In zoverre heeft het korps zijn zaken op orde. De Raad ziet wel kwetsbaarheden. In zijn aanbevelingen gaat de Raad hierop in.

Het doet mij deugd te zien dat de investeringen die de afgelopen jaren in het KPCN zijn gedaan zijn vruchten afwerpen. Het Korps komt van ver en is op de goede weg. Ik realiseer mij echter dat verbeteringen mogelijk zijn, zo ook bij de afdeling BPZ van het KPCN.

Met de aanbevelingen van de Raad kan ik instemmen. Ik zie hierin een bevestiging van de ontwikkelingen die reeds in gang zijn gezet. Hieronder geef ik per individuele aanbeveling mijn reactie.

Aanbevelingen

1. Besteed bij de besluitvorming over de herinrichting van het korps aandacht aan de volgende aspecten:

  • a) omvang van de BPZ-ploegen;

  • b) beschrijving van de functie van medewerker vreemdelingentoezicht;

  • c) beschrijving van de functie van medewerker (senior) VVC-zaken;

  • d) functie-inhoud en -zwaarte op de bovenwinden;

  • e) aansturing van de teams op de bovenwinden;

  • f) beschikbaarheid van een barioregisseur voor elke bario;

  • g) beschikbaarheid van tenminste één senior voor elke BPZ-ploeg;

  • h) verhouding tussen het aantal allround medewerkers en medewerkers BPZ’ers alsmede de mogelijkheid van doorgroei;

  • i) mogelijkheid van uitwisseling van BPZ-medewerkers tussen de teams op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

De aanbevelingen onder 1 neem ik ter harte. Zij vormen reeds onderdeel van de besprekingen die tussen mijn ministerie, het KPCN, de gezaghebbers en het Openbaar Ministerie op dit moment worden gevoerd over een nieuw inrichtingsplan van het korps. Naar verwachting vindt in de eerste helft van 2019 besluitvorming over het nieuwe inrichtingsplan plaats, waarna het proces van implementatie start.

2. Zorg voor een betere verbinding tussen de afdelingen BPZ en Opsporing.

Ik neem deze aanbeveling over. Naast de hierboven genoemde redenen voor het herzien van het inrichtingsplan, was ook de scheiding tussen de afdelingen BPZ en Opsporing hiertoe aanleiding. Inmiddels is, zoals de Raad constateert, een afdeling veel voorkomende criminaliteit (VVC) ingericht. Hierdoor kunnen medewerkers BPZ kennis en ervaring opdoen met de opsporingsprocessen. Dit komt de verbinding tussen deze afdelingen ten goede en doet de mobiliteit tussen afdelingen toenemen. In het nieuwe inrichtingsplan wordt aandacht besteed aan de bestendiging van deze werkwijze.

3. Investeer in de totstandkoming van betere roosters.

Ik neem deze aanbeveling over en heb de korpschef verzocht hier binnen zijn organisatie aandacht aan te besteden.

4. Bezie de mogelijkheid van het formuleren van concrete prestatiedoelen voor de verschillende processen.

5. Zorg voor de beschikbaarheid van relevante managementinformatie.

Aanbevelingen 4 en 5 neem ik over, waarbij ik opmerk dat deze onderwerpen bij KPCN nog volop in ontwikkeling zijn. In het huidige jaarplan zijn al enkele prestatiedoelen geformuleerd. In het inrichtingsplan is een versterking van de informatievoorziening voorzien, waardoor de beschikbaarheid van management informatie, op termijn, verbeterd wordt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 682

Naar boven