Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2018
Bij deze bied ik uw Kamer deel vier van de rapportage van de Medewerkersmonitor (MEMO)
Politie aan1. De MEMO is een landelijk onderzoek dat in opdracht van de korpsleiding wordt gedaan
naar de werkbeleving van politiemedewerkers en werk gerelateerde risico’s. Met het
uitvoeren van de MEMO voldoet de politie tevens aan een verplichting uit de Arbowet.
Dit onderzoek is in een aantal delen uitgevoerd. Op 31 oktober 2016 zijn aan uw Kamer
de resultaten van de MEMO onder de basisteams2 aangeboden, gevolgd door de MEMO Opsporing3 op 13 juli 2017 en op 3 april 2018 de MEMO Operatiën4. Met de MEMO onder de bedrijfsvoering zijn alle onderdelen van de organisatie, voor
het eerst sinds de vorming van de nationale politie, bevraagd. Deze MEMO moet derhalve
worden gezien als nulmeting. De MEMO zal vanaf 2019 decentraal worden herhaald en
uitgevoerd. Door dit onderzoek periodiek te herhalen, wordt gekeken of maatregelen
rond de werkbeleving een positief effect hebben gehad en wordt de vinger aan de pols
gehouden.
In maart en april 2018 zijn voor de nu voorliggende MEMO 11.445 medewerkers van de
bedrijfsvoering (Politiedienstencentrum, Ondersteunende Dienst Politieacademie, Staf
Korpsleiding, staven eenheden en ondersteuning operationeel) gevraagd om de vragenlijst
in te vullen. Daarvan heeft 63% de vragenlijst ingevuld.
De bedrijfsvoering heeft de afgelopen jaren een wezenlijke bijdrage geleverd aan de
operationele werkzaamheden van de politie tegen de achtergrond van een grootscheepse
reorganisatie, waaronder de vorming van het Politiedienstencentrum (PDC) en de reorganisatie
van de Politieacademie.
In deze MEMO is voor het eerst rechtstreeks gevraagd naar de invloed van de reorganisatie
op het welbevinden. Daarop heeft 37% van de medewerkers aangegeven dat de reorganisatie
een negatief effect heeft op hun welbevinden, 49% antwoordt neutraal en 14% geeft
aan dat de reorganisatie een positief effect op het welbevinden heeft. Medewerkers
geven aan dat de verandering in zowel de inhoud van het werk als de verandering in
de ontwikkelmogelijkheden de grootste invloed op hun welbevinden heeft, doch meer
positief dan negatief.
Ondanks dat de reorganisatie impact heeft gehad op deze sector komen de resultaten
op hoofdlijnen overeen met de uitkomsten van de MEMO binnen de basisteams, de Opsporing
en de Operatiën.
De werksfeer en de relatie met de leidinggevende worden overwegend positief beoordeeld
met een 7,1. De werkdruk wordt beoordeeld met een 6,7 (waarbij 1 een zeer lage werkdruk
en 10 een zeer hoge werkdruk is).
De medewerkers van de bedrijfsvoering geven in vergelijking met de Nederlandse beroepsbevolking
aan minder vaak veel werkplezier (10% vs 23%) te ervaren. Ernstige burn-out klachten
worden iets vaker ervaren (5% vs 3%) en het percentage medewerkers zonder burn-out
klachten is lager (52% vs 62%).
Ook in de bedrijfsvoering is men kritisch over de transparantie van de organisatie
en wordt bureaucratie ervaren. Zo vindt 62% van de deelnemers dat voor alles en nog
wat een formulier moet worden ingevuld. In mijn beleidsreactie op de uitkomsten van
de MEMO, die is gehouden onder de medewerkers van de operationele teams, heb ik u
gemeld dat een externe adviescommissie gaat kijken naar het reduceren van administratieve
lasten. De commissie gaat zich zowel richten op taakuitvoering als op bedrijfsvoering.
Hoewel medewerkers in de bedrijfsvoering soms kritisch zijn over onderdelen van de
organisatie en de cultuur, zijn zij ook trots op hun vak.
Leidinggevenden en medewerkers gaan met elkaar in gesprek over de resultaten. Gezamenlijk
stellen zij een plan van aanpak op aan de hand waarvan een veilig en gezond werkklimaat
gecreëerd kan worden. Hierin ondersteunt de HR adviseur en de specialist arbeidsomstandigheden.
Grensoverschrijdende omgangsvormen en agressie- en geweldsincidenten zijn verplichte
onderwerpen die in het plan van aanpak opgenomen worden.
Het is aan de Korpschef om ervoor te zorgen dat de uitkomsten in de politieorganisatie
worden besproken, geduid en van de juiste maatregelen worden voorzien.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus