29 628 Politie

Nr. 630 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2016

Op 8 april verzocht de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij om een reactie op het bericht dat de politie in de regio Zuid-Oost Brabant vaak te laat is bij alarmeringen en over het bericht dat agenten vooral in Noord-Nederland later ter plaatse zijn bij spoedgevallen, ten behoeve van het Algemeen Overleg over politie voorafgaand aan het AO Politie van 19 april a.s. In deze brief geef ik mijn reactie op deze berichten.

De ambitie van de politie om snel ter plaatse zijn in geval van spoed is groot. En haar ambitie is de afgelopen jaren alleen maar groter geworden. Met de komst van de Nationale Politie is er voor spoedeisende meldingen een ambitieuze streefnorm geformuleerd. In 2013 was het streven om in 80% van de gevallen binnen 15 minuten ter plaatse te zijn. Dit streefcijfer liep op naar 85% in 2014 en 90% in 2015. De politie had in 2015 landelijk in 85% van de spoedmeldingen een reactietijd van minder dan 15 minuten. Dat is geen slecht resultaat, maar het is lager dan de (zelf opgelegde) landelijke norm.

De politie hanteert sinds 2013 «reactietijden» in plaats van «aanrijdtijden». De aanrijdtijd is de tijd tussen de opdracht aan de medewerkers op straat om ter plaatse te gaan en het moment van ter plaatse komen. De reactietijd is de tijd tussen het opnemen van de oproep van de melder en het moment van ter plaatse komen. Reactietijden sluiten beter aan bij de beleving van de melder, maar hebben als consequentie dat de tijdsduur altijd langer is ten opzichte van de aanrijdtijd.

Ik constateer dat de streefnorm in 2015 in veel eenheden nog niet wordt gehaald1. Ook zijn er verschillen tussen gemeenten. Dit blijft een punt van aandacht van mij, van de politie en van het lokaal bestuur. Indien de norm ook in deze gebieden in alle gevallen zou moeten worden gehaald, zouden hiervoor aanzienlijk meer middelen moeten worden ingezet. Gegeven de begrensde capaciteit aan politie zou deze extra inzet ten koste gaan van politie-inzet op andere terreinen. Daarom zet de politie in dergelijke situaties in op het gedurende de rit naar de locatie contact houden met de melder om deze bij te staan en op het benaderen van alle aanwezige politieagenten, dus ook eenmanssurveillance en/of motoragenten, agenten uit andere teams en recherchemedewerkers.

De politie blijft haar uiterste best doen om de – door zichzelf opgelegde – streefnorm te behalen. Bij iedere melding waarbij de norm niet wordt gehaald wordt achteraf bekeken wat beter had gemoeten. Ik zal de korpschef vragen een nadere analyse van de specifieke gebieden, zoals in Zuid-Oost Brabant en Noord-Nederland, waar de prestaties substantieel lager zijn dan het landelijk gemiddelde. Ik zal uw Kamer daarover te zijner tijd informeren.

Ik bestrijd het beeld dat de reactietijden samenhangen met het sluiten van bureaus en een vermeend tekort aan politieauto’s. De politie heeft dienstverlening tot één van de centrale thema’s benoemd en heeft haar dienstverleningsconcept vernieuwd. Kern van het dienstverleningsconcept is dat de toegankelijkheid van de politie gewaarborgd is door dienstverlening aan te bieden via meerdere kanalen. Het uitgangspunt bij de keuze voor de huisvestingslocaties is, ook in de perifere gebieden, dat de dienstverlening op orde blijft. Bij het overleg over de huisvestingslocaties met het lokaal bestuur is hier rekening mee gehouden.

Het is van belang, dat de politie een groot deel van haar tijd surveilleert en niet op het politiebureau zit. Voor het snel ter plaatse kunnen zijn bij spoedmeldingen is daarom niet alleen de locatie van het politiebureau van belang, maar vooral de plaats waar de politiesurveillance zich op het moment van de oproep bevindt.

Bij het opstellen van het strategisch voertuigenplan is naar voren gekomen dat er landelijk geen sprake is van een tekort, maar dat de voertuigen tussen en binnen politie-eenheden ongelijk verdeeld zijn. De korpschef is hiermee aan de slag en heeft een plan gemaakt voor een betere verdeling van de beschikbare voertuigen. De politie zal vanaf dit jaar in overleg met het gezag de beschikbare voertuigen beter verdelen. Het leveren van meer maatwerk op het terrein van vervoer zal bijdragen aan het verbeteren van de reactietijden. Uitgangspunt bij de plannen ten aanzien van het wagenpark is dat op de voor deze taak benodigde voertuigen niet wordt bezuinigd.

Tot slot heeft u zorgen over de veiligheid van de mensen in de perifere gebieden. De veiligheid is landelijk, dus ook in de landelijke gebieden, toegenomen. Daarbij helpt dat in het huidige politiebestel eenvoudiger extra capaciteit opgeschaald kan worden waar de veiligheidssituatie daarom vraagt. Ook blijkt dat de meeste gebieden waar soms een langere reactietijd is behoren tot de veiligste gebieden van ons land.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven