29 628
Politie

28 824
Landelijk Kader Nederlandse Politie

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2007

Graag willen wij u informeren over de landelijke prioriteiten voor de politie voor de periode 2008–2011.

Onze voorgangers hebben vorig jaar afspraken gemaakt met de korpsbeheerders over prestatieafspraken voor de politie voor het jaar 2007 met de mogelijkheid om deze afspraken met een jaar te verlengen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007. In overleg met de korpsbeheerders en het College van procureurs-generaal hebben wij besloten de looptijd van dit Landelijk Kader 2007 niet te verlengen.

Inmiddels heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel «Versterking bevoegdheden op rijksniveau t.a.v. de politie ...» (EK 2005–2006; 29 704) op 24 april jl. aanvaard. Dit wetsvoorstel voorziet in een nieuwe systematiek voor het op- en vaststellen van de landelijke prioriteiten voor de politie, die in de plaats treedt van de huidige systematiek van het Landelijk Kader en de convenanten per korps met prestatieafspraken. Uit de nieuwe artikelen 43a en 43b van de Politiewet 1993 volgt dat de ministers van BZK en van Justitie ten minste eenmaal in de vier jaar de landelijke prioriteiten voor de politie vaststellen. Deze wetswijziging zal spoedig en in ieder geval vóór 1 januari 2008 in werking treden. De nieuwe landelijke prioriteiten voor de periode 2008–2011 zullen op basis van deze systematiek worden vastgesteld.

Gezamenlijk met de korpsbeheerders en het College van procureurs-generaal zijn voor de periode 2008–2011 de nieuwe landelijke prioriteiten voor de politie opgesteld1. Deze sluiten aan bij het beleid van dit kabinet zoals neergelegd in het op 14 juni jl. gepresenteerde beleidsprogramma. Gelet op de aard van de taken van het Korps Landelijke Politiediensten zullen voor dit korps afzonderlijke landelijke prioriteiten worden opgesteld.

Het doel van het kabinet is het terugdringen van criminaliteit met 25% in 2010 ten opzichte van 2002. Met de landelijke prioriteiten 2008–2011 wordt geborgd dat de politie gericht bijdraagt aan deze doelstelling. In de nieuwe landelijke prioriteiten ligt de focus op de aanpak van daadwerkelijke veiligheidsproblemen. Daarnaast zijn de afspraken minder kwantitatief en meer kwalitatief van aard dan de voorgaande afspraken. De prioriteiten zijn geweld, veilige wijken, jeugdcriminaliteit en risicojeugd en aanpak criminaliteit. Per prioriteit is een resultaatsafspraak gemaakt en zijn indicatoren bepaald.

Voor het onderwerp geweld is afgesproken dat de politie zowel de opsporing van geweldplegers verder zal versterken als ook een bijdrage zal leveren aan het voorkomen van geweldsmisdrijven. Voor het monitoren van resultaten op dit terrein zal als indicator een verdachtenratio specifiek voor geweldsdelicten (aantal verdachten van geweldpleging gedeeld door het aantal geweldsmisdrijven) worden uitgewerkt.

Om de veiligheid in de wijk te vergroten zal de politie zorg dragen voor een versterkte inzet van gebiedsgebonden politiewerk. Hiertoe is het volgende afgesproken:

– Er komen 500 extra wijkagenten bij. De uitbreiding van wijkagenten zal het eerst plaatsvinden in de wijken met de grootste problemen. Het is aan het regionale college, op voordracht van de regionale driehoek, om te bepalen welke wijken dat in de regio zijn. Hierbij zal specifieke aandacht worden besteed aan de 40 WWI-wijken.

– De politie levert, op verzoek van gemeenten, gegevens op wijkniveau die dienen als input voor een gemeentelijke wijkscan in het kader van het integraal veiligheidsbeleid.

Met de korpsbeheerders zullen wij nog nadere afspraken maken over het monitoren van de daadwerkelijke aanstelling van de extra wijkagenten en de aanwezigheid van deze extra wijkagenten in de wijk.

Op het terrein van de jeugdcriminaliteit is afgesproken dat de politie haar bijdrage intensiveert aan de persoonsgerichte aanpak van criminele jeugd. Daarnaast intensiveert de politie het vroegtijdig signaleren van en adviseren over risicojeugd, waaronder 12-minners. Als concrete bijdrage van de politie zijn benoemd:

– De politie zal de jeugdgroepen met de shortlistmethodiek Beke en Ferwerda in kaart brengen en de informatie inbrengen in het jeugdcasusoverleg en het veiligheidshuis.

– De doorlooptijden bij de politie voor minderjarige verdachten zullen voldoen aan de Kalsbeeknorm.

De politie zal de criminaliteitsaanpak zowel kwalitatief als kwantitatief versterken. Hiertoe is het volgende vastgesteld:

– De korpsen dragen er gezamenlijk zorg voor dat het aantal OM-verdachten ligt op 250 909 per jaar1. Teneinde een beter beeld te krijgen (in de ontwikkeling) van de kwalitatieve prestaties van de korpsen zullen de volgende indicatoren worden gemonitord:

1. het gemiddeld aantal celdagen (celdagequivalenten) hetgeen een maat is voor de gemiddelde zwaarte van de misdrijven die door de verdachten zijn gepleegd;

2. de algemene verdachtenratio per regio, die laat zien welk deel van de aangiften leidt tot een verdachte OM.

– Daarnaast zal om te komen tot een meer intelligente wijze van sturing in de toekomst gestuurd worden op verdachtenratio’s per delictsoort in plaats van op aantallen verdachten OM. Bovendien hanteren de korpsen bij de aanpak van de criminaliteit criminaliteitsbeeldanalyses gericht op de landelijk en regionaal gestelde prioriteiten. In de regionale driehoek wordt een besluit genomen over het werken met zicht op zaken. In 2009 wordt bezien hoe het werken met verdachtenratio’s en criminaliteitbeeldanalyses in de praktijk loopt en hoe een verdere impuls kan worden gegeven aan het intelligenter sturen. Dan zal ook bezien worden of de kwantitatieve afspraak over verdachten OM moet worden aangepast dan wel kan komen te vervallen. Daarnaast wordt dan bekeken op welke manier bestuurlijke rapportages en afloopberichten een plek krijgen in dit intelligentere sturingssysteem.

– De politie zal haar bijdragen leveren aan het (opstellen en) uitvoeren van de programma’s Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad, Cybercrime, Financieel-Economische misdaad en Versterking Opsporing en Vervolging. Voorwaarde is dat de programma’s financieel gedekt zijn.

De volledige tekst van de landelijke prioriteiten kunt u terugvinden in de bijlage. De landelijke prioriteiten zullen, in voor elke regio afzonderlijk geformuleerde ontwerpdoelstellingen, worden uitgewerkt. Deze ontwerpdoelstellingen zullen worden voorgelegd aan de desbetreffende korpsbeheerders, die daarover – in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie en na overleg met het regionale college – advies aan ons kunnen uitbrengen. Daarna zullen wij de definitieve doelstellingen per regio vaststellen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Voor een toelichting hoe tot dit aantal is gekomen zie de tweede voetnoot uit de bijlage.

Naar boven