29 628 Politie

Nr. 405 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 8 juli 2013

Tijdens het mondeling vragenuur d.d. 14 mei 2013 (Handelingen II 2012/13, nr. 81) heb ik, naar aanleiding van vragen van lid Van Hijum (CDA) over de overvalproblematiek rond geld- en waardetransporteurs, toegezegd uw Kamer nader te informeren inzake het overleg dat ik met de branche van geld- en waardetransporteurs voer over de aanpak van overvallen.

De aanpak van overvallen heeft, als onderdeel van de aanpak van High Impact Crimes, voor mij topprioriteit. Er wordt forse inzet op gepleegd en dat werpt zijn vruchten af. Ik berichtte uw Kamer daarover per brief van 15 april 2013.1 Een bijzondere categorie overvallen zijn de zware overvallen waarbij criminelen buitensporig geweld hanteren en waarbij de mate van georganiseerdheid enorm hoog is. De aanpak wordt op deze bijzondere kenmerken afgestemd.

Na de zeer gewelddadige overval op een gelddepot van Brink’s Nederland in juni 2011 zijn diverse extra maatregelen getroffen om de aanpak van dit soort overvallen te verbeteren. Niet alleen vanuit de overheid hebben aanscherpingen plaatsgevonden van zowel preventieve als repressieve onderdelen van de aanpak maar ook de branche zelf heeft de nodige extra maatregelen getroffen. Eén van die maatregelen die toen is genomen, betreft het voeren van periodiek gezamenlijk overleg tussen politie, OM, mijn ministerie en de branche van geld- en waardetransporteurs. Ik heb op 14 mei jl. toegezegd uw Kamer op dit specifieke punt nader te informeren. Voor een nadere toelichting op de aanpak van zware overvallen in zijn algemeenheid, verwijs ik u graag naar de antwoorden die ik, mede namens de minister van Financiën, op 14 mei jl. heb gegeven op schriftelijke vragen van uw leden Van Hijum en Oskam.2

Het ingestelde overleg met de branche van geld- en waardetransporteurs, geeft deelnemers de gelegenheid om informatie en kennis met elkaar te delen. Zo informeren de politie en het OM de branche, uiteraard binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders, over lopende strafrechtelijke onderzoeken en eventuele nieuwe modus operandi die hieruit naar voren komen.

Deze informatie is voor de branche van belang in verband met het treffen van (aanvullende) preventieve maatregelen.

De branche informeert op haar beurt de deelnemers aan het overleg over nieuwe ontwikkelingen in de markt en de risico’s die zij signaleert. Het periodieke overleg met de branche wordt verder gebruikt om heldere afspraken te maken over het melden van signalen door de branche die mogelijk verband kunnen houden met de voorbereidingen van een overval. Het is cruciaal dat de bedrijven deze signalen in een zo vroeg mogelijk stadium bij de politie kenbaar maken zodat de politie snel en adequaat kan optreden. De communicatielijnen tussen de branche en de politie zijn zo kort mogelijk. Ook worden er in het overleg afspraken gemaakt over gezamenlijke oefeningen en worden relevante ontwikkelingen op het terrein van (Europese) wetgeving besproken.

Door de wisselwerking in het periodieke gezamenlijke overleg, is er vanuit beide invalshoeken continue aandacht voor mogelijke aanscherpingen van de aanpak van zware overvallen. Het overleg vindt gemiddeld eens in de twee dan wel drie maanden plaats. Dit blijven we op deze manier doen. Naast dit gezamenlijke overleg, bestaan er ook bilaterale contacten tussen politie, OM, mijn ministerie en bedrijven uit de branche. Hierbij wordt bijvoorbeeld gesproken over specifieke beveiligingskwesties, over de wensen en mogelijkheden ten aanzien van de inzet van politie-surveillance en over het wettelijk kader waar de branche mee te maken heeft. Een ander voorbeeld van bilaterale afstemming betreft het convenant dat de politie Amsterdam en een geld- en waardetransporteur hebben gesloten. Partijen hebben het wenselijk gevonden om daarin nadere afspraken te maken over het uitwisselen van informatie. Ik juich dit soort initiatieven toe.

Ik hecht veel waarde aan de genoemde contacten met de branche. Ik houd dat dan ook in stand. Sámen moeten we er voor zorgen dat de gewelddadige criminelen stoppen met het plegen van deze brute overvallen. We hebben elkaar daar hard bij nodig.

Tot slot maak ik van deze gelegenheid gebruik om u te informeren over twee voornemens die ik heb om wet- en regelgeving die verband houdt met het voorkomen van zware overvallen, aan te scherpen. Zoals ik al eerder aangaf, kijk ik continue, samen met de branche, de politie en het OM, of en waar nog aanscherpingen mogelijk zijn.

Ten eerste zal ik specifiekere eisen gaan stellen aan verschillende beveiligingsmaatregelen ten aanzien van de depots van de geld- en waardetransporteurs. Dit om een basisniveau te bepalen voor de beveiliging van deze depots. Tevens biedt de aanscherping van de wetgeving voor de politie, als toezichthouder op de naleving van de eisen, concretere aanknopingspunten om, indien nodig, handhavend op te treden. Om vorenstaande mogelijk te maken, bereid ik een aanpassing van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voor.

Ten tweede ben ik van plan om de regeling omtrent de screening van medewerkers in deze branche uit te breiden. Het verkeren in criminele kringen zal als afwijzingsgrond voor het verlenen van een vergunning worden toegevoegd. Momenteel is dit niet expliciet geregeld en dit wordt in de uitvoeringspraktijk als een tekortkoming ervaren. De politie heeft bij mij aangedrongen op deze uitbreiding.

Om dit te bewerkstelligen bereid ik aanpassing van de Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voor.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 29 628, nr. 385.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2264.

Naar boven