29 628
Politie

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2006

In zijn standpunt Evaluatie Politieorganisatie (Kamerstuk 29 628, nr. 25) heeft het kabinet aangegeven dat er wijzigingen nodig zijn om het functioneren van de Nederlandse politie duurzaam te verbeteren en om de kwaliteit en de professionaliteit van de politie overal op het vereiste niveau te krijgen. De politie kan door centralisering van het beheer meer als eenheid en efficiënter en effectiever werken waardoor op termijn meer capaciteit kan worden vrijgespeeld ten behoeve van de operationele activiteiten zoals opsporing en het gebiedsgebonden werken. Daarnaast leiden de voorstellen tot een betere democratische inbedding van de politie. De voorgestelde wijzigingen in de politieorganisatie zijn in vergelijking met de reorganisatie van de politie in 1993 een beperkte operatie en raken eerst en vooral het bestuur en het beheer van de politie. Het dagelijkse politiewerk zal hierdoor niet of nauwelijks worden verstoord.

In het Algemeen Overleg van 8 en 21 februari jl. (Kamerstukken 29 628, nrs. 33 en 34) hebben wij met u van gedachten gewisseld over het kabinetsstandpunt Evaluatie Politieorganisatie. In dit overleg hebben wij u toegezegd om u met het wetsvoorstel voor de nieuwe Politiewet tevens te informeren over de kosten en baten die samenhangen met de invoering van deze wet.

In het hiervoor genoemde algemeen overleg hebben wij naar aanleiding van berichtgeving in de media gesproken over de kosten van de voorgestelde wijziging van het politiebestel. Volgens de media zou de wijziging van het politiebestel 420 miljoen euro gaan kosten. Zoals wij hebben aangegeven, is dit bedrag volstrekt uit de lucht gegrepen. Om helderheid te geven over de kosten van het nieuwe politiebestel hebben wij een extern onderzoek laten uitvoeren naar de financiële kosten en baten van de voorstellen1. Ten behoeve van het onderzoek is een begeleidingscommissie ingesteld, waarin betrokken departementen (BZK, Justitie en Financiën) en de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) vertegenwoordigd waren.

Het onderzoek heeft in een kort tijdsbestek plaatsgevonden, in de periode mei en juni van dit jaar. De onderzoekers geven aan dat zij op een aantal plaatsen aannames hebben moeten doen, omdat over de uiteindelijke invulling van de beheerstaken in het nieuwe politiebestel nog keuzes moesten worden gemaakt. Een nadere precisering van de kosten was in dat stadium daarom niet mogelijk. Toch kan op basis van de bevindingen en op grond van de aannames de conclusie worden getrokken dat er met de voorgenomen wijziging van het politiebestel geen grote kosten gemoeid zijn, en dat deze kosten snel kunnen worden terugverdiend uit de verwachte (structurele) opbrengsten.

De in het rapport onderkende kostenposten hebben betrekking op enerzijds het inrichten van de nieuwe organisatie en anderzijds het op landelijke schaal organiseren van beheersmatige taken. In het rapport wordt in dat kader gesproken van een Gemeenschappelijke Beheersdienst. Hoewel deze dienst niet meer in het wetsvoorstel is opgenomen, ligt het in de rede dat er in het nieuwe politiebestel een dergelijk organisatieonderdeel komt, waarin ook de VtSPN wordt ondergebracht. De in het rapport genoemde structurele opbrengsten zijn het gevolg van de grotere eenheid van de politie: een eenvoudiger medezeggenschapsstructuur, efficiënter omgang met liquide middelen en leningen, het naar het landelijk niveau tillen van bepaalde beheerstaken. Het rapport toont aan dat er op het terrein van samenwerking en centraliseren van beheerstaken winst te behalen valt. Om deze efficiencywinst te realiseren, was al in het huidige bestel een afspraak gemaakt met het Korpsbeheerdersberaad om te komen tot zogenaamde «shared services». In het nieuwe bestel zal de directieraad de opdracht krijgen om langs deze weg tot efficiencywinst te komen. Opgemerkt moet worden dat bij dergelijke «shared services» de kosten voor de opbrengsten uitgaan. Het nieuwe bestel zal ook opbrengsten genereren door een efficiëntere inrichting en werking van de (individuele) korpsen, die echter in dit stadium nog niet gekwantificeerd kunnen worden. Al deze opbrengsten zullen ten goede komen aan een betere politiezorg.

Voor de goede orde merken wij op dat het doel van het nieuwe politiestel niet het doorvoeren van besparingen is, maar het komen tot een efficiëntere, effectievere en kwalitatief betere politiezorg. Veel elementen in het wetsvoorstel die hiertoe zullen leiden, zijn niet of nauwelijks in termen van financiële baten uit te drukken.

Naast de voorgestelde wetswijziging, waar het kostenbaten onderzoek zich op gericht heeft, willen wij hieronder ook nog ingaan op een tweetal ontwikkelingen die daaraan nauw verwant zijn, maar die niet in het kostenbaten onderzoek zijn terug te vinden omdat ze tot de huidige situatie worden gerekend.

In de CAO die vorig jaar voor de sector politie is afgesloten, is een aantal afspraken gemaakt waarmee werd geanticipeerd op de beoogde hervorming van de Nederlandse politie. Zo is afgesproken dat er een harmonisatie komt van de arbeidsvoorwaarden, en dat de regionale overleggen met de bonden (de RGO’s) worden opgeheven per 1 januari 2007. Hoewel deze ontwikkelingen mede zijn ingegeven door de plannen voor het nieuwe politiebestel, zullen zij ook in het huidige bestel onverminderd voortgang krijgen. Daarom hebben wij besloten om dit buiten het onderzoek naar de kosten en baten van het nieuwe politiebestel te houden.

In juli 2006 is de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtsPN) opgericht. Tegelijk met de oprichting zijn de ICT organisaties CIP en ISC, en het Nederlands Politie Instituut ondergebracht in de VtsPN. Het betreft hier een initiatief van het KBB, dat wij vanaf het begin hebben gesteund. Wij zien het als een belangrijke stap richting het concentreren van beheerstaken, die wij in het nieuwe politiebestel hebben voorzien. Daarbij zien wij de VtsPN niet als een wenselijke eindsituatie, ook niet in de door het Korpsbeheerdersberaad geschetste doorontwikkelde vorm. Enerzijds omdat het bestuur van de VtsPN te zwaar en te complex lijkt te zijn om het beheer efficiënt, effectief en kwalitatief goed te kunnen voeren, anderzijds omdat het democratische gat in deze constructie verder wordt vergroot. Deze tekortkomingen zijn in het voorgenomen landelijke politiebestel opgelost.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie, en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven