29 628 Politie

Nr. 390 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

In het Algemeen Overleg over het locatiebeleid van politie, meldkamers, rechtspraak en openbaar ministerie van 13 maart jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 387) heeft mevrouw Berndsen mij gevraagd om in te gaan op de vraag of bij de vormgeving van het locatiebeleid van het openbaar ministerie (OM) niet meer zou moeten worden aangesloten bij de oorspronkelijke gedachte achter «Justitie in de buurt» (Jib). Daarbij doelde het lid Berndsen op de zichtbare fysieke aanwezigheid van het OM voor de burger. Ik heb naar aanleiding daarvan toegezegd uw Kamer daarover een brief te zullen sturen. Hierbij doe ik die toezegging gestand.

Alvorens de vraag van het lid Berndsen te beantwoorden breng ik u graag in herinnering op welke wijze het Jib-concept in de afgelopen 15 jaar is doorontwikkeld en welke afwegingen daaraan ten grondslag hebben gelegen.

Justitie in de buurt

In 1997 is het openbaar ministerie gestart met «Justitie in de buurt». Uitgangspunt van het Jib-concept was het snel, doelgericht en in nauwe samenwerking met politie en andere (justitie) organisaties interveniëren bij criminele en veiligheidsproblematiek in een specifieke wijk of buurt. De centrale doelstelling was: het leveren van een effectieve bijdrage aan de leefbaarheid en veiligheid(sgevoelens) in woonbuurten. Met de Jib-kantoren werd een «voorpost» van Justitie gecreëerd in een aantal probleembuurten. Behalve het versterken van de samenwerking tussen verschillende (justitie) organisaties was tevens de gedachte dat door de fysieke aanwezigheid van de medewerkers in de wijk, burgers en andere organisaties makkelijker toegang hadden tot justitie (organisaties). Zo moest het Jib een meldpunt en vraagbaak zijn voor buurtbewoners, welzijnsorganisaties, buurtverenigingen en scholen.

Het «Jib-beleid» is in 2002 geëvalueerd. De belangrijkste conclusies waren dat door de hechte, intensieve en informele casusgerichte samenwerking tussen uiteenlopende partijen, de partners beter in staat bleken beschikbare informatie te delen en beter op de hoogte raakten van elkaars mogelijkheden, beperkingen, opvattingen en deskundigheden.

De intensieve samenwerking maakte het mogelijk reacties af te stemmen op individuele omstandigheden en directer, en in veel opzichten sneller, te reageren. De samenwerkende partijen bleken daardoor beter in staat problemen in de buurt te signaleren en daardoor in een vroeger stadium te interveniëren. De evaluatie leerde echter ook dat er geen direct positief effect op de subjectieve veiligheidsgevoelens onder buurtbewoners bleek te zijn. Aanwezigheid van een Jib-locatie bleek vooral een symbolische werking te hebben.

Intensivering van de samenwerking

De evaluatie is mede aanleiding geweest om stevig te investeren in het ontwikkelen van breed samengestelde veiligheidssamenwerkingsverbanden tussen (medewerkers) van verschillende professionele organisaties. Het ging dan met name om een nauwe samenwerking tussen de justitiële organisaties en de bestuurlijke instanties, inclusief zorginstellingen. Zo vond afstemming plaats tussen de repressieve aanpak enerzijds en de preventieve aanpak en nazorgtrajecten anderzijds. Een dergelijk samenwerkingsverband kon ingezet worden voor een specifiek probleemgebied, maar richtte zich niet noodzakelijkerwijs meer op een afgebakende wijk of buurt. Daarmee werd ook afstand gedaan van de publieksfunctie van Jib. De toegankelijkheid van (onder andere) het OM droeg immers blijkens de evaluatie niet direct bij aan het gewenste effect: het vergroten van de subjectieve veiligheidsgevoelens.

De afgelopen jaren hebben deze samenwerkingsverbanden zich ontwikkeld tot een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen, ieder op eigen wijze en naar lokale behoefte ingericht, met als gevolg dat Veiligheidshuizen van elkaar verschillen in organisatiestructuur, in deelnemende partners en in werkwijze. Veiligheidshuizen zijn netwerksamenwerkings-verbanden, die partners uit de strafrecht-, de zorgketen, (andere) gemeentelijke partners en het lokale bestuur verbinden in de aanpak van complexe problematiek.

Nieuwe werkwijze

Het OM heeft de ambitie blijvend te investeren in kwaliteit, waaronder het verder optimaliseren van de ketensamenwerking. Dat uit zich in een onverminderde inzet voor de samenwerking in de Veiligheidshuizen, daar waar het duidelijk meerwaarde heeft: de meest complexe, urgente (persoons- en gebiedsgebonden) multidisciplinaire (grootstedelijke) problematiek.

Het OM realiseert dat door verandering en vernieuwing van zijn werkwijze en organisatie. Meer flexibiliteit in de werkomgeving en huisvesting en digitalisering van de zaaksverwerking maken het mogelijk dat medewerkers – zonder verlies aan productiviteit en kwaliteit – minder gebonden zijn aan vaste locaties en tijden. Dat betekent niet dat het OM als organisatie voor het publiek onzichtbaar wordt, noch dat medewerkers onvoldoende lokaal inzetbaar zijn. Het OM concentreert zijn kantoorfuncties op tien hoofdlocaties, die overeenkomen met de door de rechtspraak als bestuurszetel aangewezen zittingsplaatsen. Deze locaties zijn voor het publiek herkenbaar als OM-locatie, evenals 10 andere zittingsplaatsen van een rechtbank waar het OM werkplekken behoudt.

Medewerkers van het OM zullen daar aanwezig zijn waar dat nodig is. Dat geldt uiteraard voor de aanwezigheid bij strafzittingen en in de driehoeksoverleggen.

In lijn met de persoons- en gebiedsgebonden aanpak kiest het OM ook voor fysieke aanwezigheid in de directe omgeving door huisvesting van OM-medewerkers in Veiligheidshuizen en ZSM-locaties. ZSM geschiedt op een politiebureau: de OM-medewerkers zijn daar werkzaam.

Het OM blijft daarnaast investeren in het vergemakkelijken van de bereikbaarheid en toegankelijk voor het publiek waarbij nieuwe technologieën worden ingezet, zoals de ontwikkeling van een burgerportaal, telehoorvoorzieningen en een landelijke service desk. Bij slachtofferschap neemt het OM zelf contact op.

Relatie tussen de nieuwe werkwijze en de lessen uit Justitie in de buurt

De nieuwe werkwijze bouwt aldus voort op de goede ervaringen uit de Jib-projecten, vooral door (verder) te investeren in ketensamenwerking. Het OM blijft bovendien voldoende herkenbare kantoorlocaties houden en medewerkers zijn fysiek daar aanwezig en werkzaam waar dat nodig is.

De nieuwe werkwijze past ook bij het streven om scherp aan de wind te varen bij het kiezen van doelstellingen, en de wijze van het realiseren daarvan, in het licht van de beschikbare middelen. Naar mijn overtuiging kan het OM deze doelstellingen realiseren op de meest effectieve en efficiënte wijze zoals ik dat in mijn brief van 14 december 2012 (Kamerstuk 29 628, nr. 348) aan uw Kamer heb verwoord en die ik in deze brief getoetst heb aan de verschillende ervaringen uit het Jib-project.

Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven