29 628 Politie

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2013

Hierbij informeer ik u over de uitkomst van het onderzoek naar de schietpartij op 9 december 2011 te Almelo waarbij een aspirant-agent (P.) zijn ex-vriendin dood schoot en vervolgens de hand aan zichzelf sloeg.1

Uit het Rijksrecherche onderzoek is gebleken dat in principe alle politieambtenaren van het voormalige korps Amsterdam-Amstelland hun dienstpistool thuis mogen hebben. Deze regeling geldt echter niet voor aspiranten, zij mogen tijdens de zogenaamde korpskwartielen (praktijk stages) hun wapen wel thuis hebben maar tijdens de zogenaamde instituutskwartielen (opleiding bij de politieacademie) moeten zij hun dienstpistool inleveren bij de wapenkamer. Op deze regeling bestaat een uitzondering voor aspiranten die lid zijn van de aan het korps verbonden schietvereniging.

P. zat op 9 december 2011 in een instituutskwartiel en zou zijn dienstpistool dus niet thuis mogen hebben. P. had echter m.i.v. 30 april 2010 een schriftelijke vrijstelling voor het inleveren van het dienstpistool in verband met zijn lidmaatschap van de aan het korps verbonden schietvereniging. Aan deze vrijstelling is de voorwaarde verbonden dat het dienstpistool moet worden ingeleverd als de reden voor het niet inleveren is komen te vervallen.

Uit informatie van het voormalige regiokorps Amsterdam-Amstelland blijkt dat P. zich op 11 april 2011 had afgemeld als lid van de schietvereniging en op 1 juni 2011 officieel was uitgeschreven. Hij had zijn dienstpistool dus moeten inleveren bij de wapenkamer omdat hij op dat moment niet langer bevoegd was om het dienstpistool thuis te mogen bewaren. Omdat er in de procedure niet was voorzien in een terugkoppeling, buiten de aspirant om, tussen de wapenkamer en de schietvereniging, is de overtreding van de regels niet tijdig vastgesteld.

Naar aanleiding van het onderzoek naar dit incident is de procedure voor het inleveren van het dienstwapen in relatie tot het lidmaatschap van de schietvereniging aangepast zodat een dergelijk overtreding van de regels niet langer onopgemerkt kan blijven.

Op dit moment wordt één landelijke «Regeling beheer geweldsmiddelen politie» ontworpen die alle regionale regelingen over het beheer, de opslag en het dragen van wapens bij de politie moet vervangen. Hierdoor zal er landelijk een eenduidig beleid worden gevoerd met betrekking tot de verstrekking, de inname, het dragen, het opbergen en het onderhoud van de geweldsmiddelen. Hierdoor zal het risico op misbruik van, door de overheid verstrekte, geweldsmiddelen worden verkleind.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Veiligheid

en Justitie op 21 december 2011, Kamerstuk 29 628, nr. 290

Naar boven