29 628
Politie

nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2006

Op 15 juni a.s. heeft uw Kamer een algemeen overleg gepland om met de minister van Justitie en mij van gedachten wisselen over onder meer de handreiking voor het protocol geweld tegen de politie1. In het verlengde hiervan wil ik met deze brief uw Kamer graag op de hoogte stellen van de voortgang in de aanpak van geweld tegen de politie.

Strafverzwaring

In de Algemeen Overleggen van 31 maart2 en 9 november 20053 en de begrotingsbehandeling BZK op 29 november 20054 heeft uw Kamer de wens uitgesproken om in strafzaken, waarin geweld tegen de politie in het geding is, sneller en zwaarder te straffen. Conform mijn toezeggingen ben ik in overleg gegaan met de minister van Justitie. De minister van Justitie heeft in het Algemeen Overleg van 31 maart 2005 gezegd dat de straffen bij belediging en mishandeling van een politiefunctionaris respectievelijk ongeveer 38% en 30% hoger liggen dan in vergelijkbare gevallen, als het burgers betreft. Ook is de gemiddelde doorlooptijd korter: deze ligt op ongeveer 9 weken5.

Rekening houdende met dit beeld en de wens van uw Kamer, heeft de minister van Justitie in een brief aan het openbaar ministerie benadrukt dat:

– geweld tegen de politie opgevat dient te worden als geweld tegen het optreden van de overheid;

– gelet op de systematiek van het stelsel van richtlijnen, van de officier van justitie wordt verwacht dat hij ter terechtzitting een hogere straf eist;

– tussen het openbaar ministerie en de politie er goede afspraken moeten komen over de afhandeling van geweldsincidenten tegen de politieambtenaren inclusief een krachtdadig opsporings- en vervolgingsbeleid. Dit beleid dient bij te dragen aan een herstel van het gezag en het terugdringen van deze geweldsdelicten;

– de afspraken tussen het openbaar ministerie en de politie een evaluatie in januari 2007 op zaaksniveau mogelijk moeten maken.

Met deze brief komt de minister van Justitie tegemoet aan de wens van uw Kamer, waarbij aan partijen de ruimte wordt gegeven om eerst zelf tot goede afspraken te komen en tegelijkertijd een duidelijk evaluatiemoment gemarkeerd is.

Onderzoeken

Ik heb u tijdens het Algemeen overleg van 9 november 2005 toegezegd om twee onderzoeksopdrachten uit te zetten. Dit is in de tussentijd ook gebeurd.

Het eerste onderzoek is gericht op het inzicht krijgen in de factoren en omstandigheden die leiden tot geweldsituaties. Onderzoeken tot nu toe tonen aan dat geweld tegen de politie het meest voorkomt in situaties in uitgaansgebieden tussen vrijdagavond en zondagmorgen bij een aanhouding of een terechtwijzing c.q. handhavend optreden. Mede gelet hierop beperkt de onderzoeksopdracht zich tot het politieoptreden in een aantal uitgaansgebieden. De uitkomst moet inzicht geven in welke (aanvullende) maatregelen nodig zijn om geweld tegen de politie tegen te gaan.

De tweede opdracht heeft een kwantitatief karakter en richt zich op de omvang van bedreigingen en intimidaties van politiemensen en de invloed daarvan op de taakuitvoering. De resultaten van dit onderzoek moeten een beter zicht geven op de aard, omvang en gevolgen van de bedreigingen en intimidaties.

CAO politie

In de CAO politie, najaar 2005, staat dat er «op 1 januari 2007 een landelijke regeling is met betrekking tot het afhandelen van gevallen waarin een politieambtenaar als gevolg van de taakuitvoering slachtoffer is geworden van geweld of agressie.» Deze regeling bevat procedures op het gebied van de personeelszorg, de schadeafhandeling en het opsporingsonderzoek, en voor organisatorische maatregelen die hieruit voortvloeien.

Om tot deze regeling te komen, is een stuurgroep samengesteld waarin een vertegenwoordiging vanuit de korpsbeheerders, college van procureurs-generaal en korpschefs zitting hebben.

Ook ben ik gestart met een bijeenkomst waarin vertegenwoordigers uit de regionale politiekorpsen hun kennis en ervaring kunnen inbrengen op gebied van het verhalen van letselschade. Uit de eerste bijeenkomst met deze vertegenwoordiging is mij gebleken dat binnen veel regionale politiekorpsen geweld tegen de politie na het verschijnen van de handreiking (opnieuw) op de agenda is gekomen en geleid heeft tot nieuwe initiatieven.

Conferentie geweld tegen de politie

Op 15 februari 2006 is er een conferentie geweest met vertegenwoordigers vanuit alle regionale politiekorpsen. De uitkomsten van de conferentie sluiten voor een belangrijk deel aan bij de lijn die door mij in gang is gezet, namelijk:

– er is behoefte aan één landelijke regeling, organisatie en vervolgingsbeleid voor geweld tegen de politie. Zie de CAO-afspraak.

– leidinggevenden en medewerkers moeten meer inzicht krijgen in de factoren die leiden tot geweld tegen de politie of juist geweld voorkomen. Dit inzicht is essentieel bij het inschatten van de risico’s vooraf, benutten van mogelijkheden in de fase voor het geweld, trainingsprogramma’s, het afweren en de nazorg. Een onderzoek met deze strekking is uitgezet.

– binnen de politie is er ruimte gekomen voor het uiten van emoties ook in het proces-verbaal. De vakinhoudelijke evaluatie van geweldsincidenten en situaties blijft achter en daardoor het leereffect.

– bij het openbaar ministerie is een kentering gaande. De zaken krijgen een serieuzer vervolg en er is een bereidheid om te leren. Zie hiervoor het punt over strafverzwaring.

– de spanning tussen de politie als werkgever en als opsporingsinstantie komt nadrukkelijk naar voren bij geweldsincidenten, zeker als er een klacht wordt ingediend. Dit aspect is nieuw en hieraan zal aandacht worden geschonken in de nieuwe landelijke regeling.

Daarnaast zijn bij de conferentie belangrijke ontwikkelingen uit het politieveld naar voren gekomen. De spreekteksten en het verslag van de conferentie zijn geplaatst op de site van mijn ministerie.

Overheidsbrede aanpak

Ook ander overheidspersoneel krijgt regelmatig te maken met agressie en geweld. In dat kader zie ik dat de politie een trekkersrol vervult voor een overheidsbrede aanpak. Op dit moment werk ik dan ook aan deze overheidsbrede aanpak waardoor de politie en andere overheidsdiensten in staat worden gesteld om op een eenduidigere manier het hoofd te bieden aan agressie en geweld tegen personeel. Daarbij houd ik rekening met verschillen in uitgangsposities en in ervaringen met agressie en geweld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Kamerstuk II, vergaderjaar 2005–2006, 29 628, nr. 29.

XNoot
2

Kamerstuk II, vergaderjaar 2004–2005, 29 628, nr. 11.

XNoot
3

Kamerstuk II, vergaderjaar 2005–2006, 28 844, nr. 8.

XNoot
4

Kamerstuk II, vergaderjaar 2005–2006, 30 300, nr. 20.

XNoot
5

Algemeen overleg 31 maart 2005 – Kamerstuk II, 2004–2005, 29 628, nr. 11.

Naar boven